ECLI:NL:RVS:2015:658

Raad van State

Datum uitspraak
4 maart 2015
Publicatiedatum
4 maart 2015
Zaaknummer
201308494/2/R2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestemmingsplan 'Bedrijventerrein Kanaalzone' en rechtszekerheid bij bouwvergunningen

In deze zaak gaat het om het bestemmingsplan 'Bedrijventerrein Kanaalzone' dat op 19 juni 2013 door de raad van de gemeente Rheden is vastgesteld. Appellanten, een bedrijf gevestigd te Spankeren en anderen, hebben beroep ingesteld tegen dit besluit, omdat het plan de realisatie van een bedrijfswoning op een perceel waarvoor een onherroepelijke bouwvergunning was verleend, niet mogelijk maakt. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak behandeld op 3 april 2014. In een tussenuitspraak van 25 juni 2014 heeft de Afdeling de raad opgedragen om het geconstateerde gebrek in het besluit te herstellen. De raad heeft vervolgens op 23 september 2014 het plan gewijzigd, maar appellanten hebben betoogd dat de wijziging onvoldoende waarborgt dat de bedrijfswoning kan worden gerealiseerd.

De Afdeling heeft geoordeeld dat het beroep van appellanten tegen het besluit van 19 juni 2013 gegrond is, omdat het plan in strijd is met de rechtszekerheid. Het besluit van 19 juni 2013 is vernietigd voor zover het betreft de gronden aan de [locatie] te Spankeren, waar de bedrijfswoning mogelijk moet worden gemaakt. Het beroep tegen het gewijzigde besluit van 23 september 2014 is ongegrond verklaard. De proceskosten zijn toegewezen aan appellanten, en de raad is veroordeeld tot vergoeding van het griffierecht. De uitspraak is gedaan op 4 maart 2015.

Uitspraak

201308494/2/R2.
Datum uitspraak: 4 maart 2015
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen
[bedrijf], gevestigd te Spankeren, gemeente Rheden, en anderen (hierna: [bedrijf] en anderen),
appellanten,
en
de raad van de gemeente Rheden,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 19 juni 2013 met kenmerk 13.44 heeft de raad het bestemmingsplan "Bedrijventerrein Kanaalzone" (hierna: het plan) vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben [bedrijf] en anderen en [belanghebbende] beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 3 april 2014, waar [bedrijf] en anderen, vertegenwoordigd door mr. S.M. van der Zwan, advocaat te Dieren, en de raad, vertegenwoordigd door J.F.E. Perlitius, en I.P.M. Vos, beiden werkzaam bij de gemeente, en [persoon], zijn verschenen.
Bij tussenuitspraak van 25 juni 2014, nr 201308494/1/R2, heeft de Afdeling de raad opgedragen om binnen zestien weken na verzending van deze tussenuitspraak het daarin geconstateerde gebrek in het besluit van 19 juni 2013 te herstellen. Deze tussenuitspraak is aangehecht.
Bij besluit van 23 september 2014 met kenmerk 14.66 heeft de raad het plan gewijzigd.
Daartoe in de gelegenheid gesteld hebben [bedrijf] en anderen bij brief van 27 oktober 2014 een zienswijze naar voren gebracht over de wijze waarop het gebrek is hersteld.
De Afdeling heeft bepaald dat een nadere zitting achterwege blijft. Vervolgens heeft de Afdeling het onderzoek gesloten.
Overwegingen
Het besluit van 19 juni 2013
1. De Afdeling heeft in de tussenuitspraak vastgesteld dat het plan de realisatie van een bedrijfswoning op de gronden aan de [locatie] te Spankeren waarvoor een onherroepelijke bouwvergunning is verleend niet mogelijk maakt. Nu deze bouwvergunning niet is ingetrokken vóór de vaststelling van het plan en evenmin aannemelijk is gemaakt dat het vergunde gebouw niet zal worden gerealiseerd, is het plan in zoverre in strijd met de rechtszekerheid.
2. Gelet hierop is het beroep van [bedrijf] en anderen gegrond. Het besluit van 19 juni 2013 dient te worden vernietigd voor zover het plandeel dat betrekking heeft op de gronden aan de [locatie] te Spankeren niet de bedrijfswoning mogelijk maakt waarvoor op 23 februari 2006 een bouwvergunning is verleend.
Het besluit van 23 september 2014
3. Bij de tussenuitspraak heeft de Afdeling de raad opgedragen om binnen zestien weken na verzending daarvan met inachtneming van hetgeen daarin onder 7.2 en 8 is overwogen het gebrek in het besluit van 19 juni 2013 te herstellen door de op 23 februari 2006 vergunde bedrijfswoning op het perceel aan de [locatie] te Spankeren alsnog als zodanig te bestemmen.
4. Bij besluit van 23 september 2014 heeft de raad het plan gewijzigd door het adres [locatie] te Spankeren toe te voegen aan de lijst van bedrijfswoningen.
Ingevolge artikel 6:19, eerste lid, van de Awb heeft het beroep van [bedrijf] en anderen tegen het besluit van 19 juni 2013 van rechtswege mede betrekking op het besluit van 23 september 2014.
[bedrijf] en anderen hebben naar aanleiding van het besluit van 23 september 2014 twee stukken ingediend, met als onderwerp ‘zienswijze’ onderscheidenlijk ‘beroepschrift’. Nu het stuk met als onderwerp ‘beroepschrift’ hetzelfde plandeel betreft waarop het beroep van [bedrijf] en anderen reeds van rechtswege betrekking heeft, merkt de Afdeling dit stuk aan als aanvullende zienswijze over de wijze waarop het gebrek is hersteld.
5. [bedrijf] en anderen betogen dat met de toevoeging van het adres [locatie] te Spankeren aan de lijst van bedrijfswoningen onvoldoende is gewaarborgd dat de bedrijfswoning kan worden gerealiseerd. Zij wijzen in dit verband op de term ‘bestaande situering’ in artikel 4, lid 4.1, onder a, aanhef en onder 5, van de planregels en stellen dat daarmee slechts wordt gedoeld op bestaande bouwwerken. Bovendien vrezen [bedrijf] en anderen dat de op 23 februari 2006 verleende bouwvergunning wordt ingetrokken.
6. Ingevolge artikel 4, lid 4.1, onder a, aanhef en onder 5, van de planregels zijn de voor ‘Bedrijventerrein’ aangewezen gronden bestemd voor bedrijfsactiviteiten, waarbij geldt dat bedrijfswoningen uitsluitend zijn toegestaan voor zover vermeld in Bijlage 3 Lijst bedrijfswoningen en uitsluitend ter plaatse van het aangegeven adres en de bestaande situering.
7. Het betoog van [bedrijf] en anderen faalt. In dit geval, waarin een bouwvergunning is verleend voor een bedrijfswoning die nog niet is gebouwd, moet het ervoor worden gehouden dat de term ‘bestaande situering’ in artikel 4, lid 4.1, onder a, aanhef en onder 5, van de planregels duidt op de situering zoals vastgelegd in de verleende bouwvergunning.
8. Het betoog met betrekking tot intrekking van de bouwvergunning raakt niet de rechtmatigheid van het plan. Tegen de eventuele intrekking van de bouwvergunning staan alsdan rechtsmiddelen open.
Het beroep tegen het besluit van 23 september 2014 is ongegrond.
Proceskosten
9. De raad dient op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. verklaart het beroep tegen het besluit van de raad van de gemeente Rheden van 19 juni 2013 met kenmerk 13.44 gegrond;
II. vernietigt het besluit van de raad van de gemeente Rheden van 19 juni 2013 met kenmerk 13.44 voor zover het plandeel dat betrekking heeft op de gronden aan de [locatie] te Spankeren niet de bedrijfswoning mogelijk maakt waarvoor op 23 februari 2006 een bouwvergunning is verleend;
III. verklaart het beroep tegen het besluit van de raad van de gemeente Rheden van 23 september 2014 met kenmerk 14.66 ongegrond.
IV. veroordeelt de raad van de gemeente Rheden tot vergoeding van bij [bedrijf] en anderen in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 1.225,00 (zegge: twaalfhonderdvijfentwintig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand, met dien verstande dat betaling aan een van hen bevrijdend werkt ten opzichte van de anderen;
V. gelast dat de raad van de gemeente Rheden aan [bedrijf] en anderen het door hen voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 318,00 (zegge: driehonderdachttien euro) vergoedt; met dien verstande dat betaling aan een van hen bevrijdend werkt ten opzichte van de anderen.
Aldus vastgesteld door mr. P.J.J. van Buuren, voorzitter, en mr. J.G.C. Wiebenga en mr. R. Uylenburg, leden, in tegenwoordigheid van mr. R. van Baaren, griffier.
Van Buuren
voorzitter Van Baaren
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 4 maart 2015
579.