ECLI:NL:RVS:2015:630

Raad van State

Datum uitspraak
4 maart 2015
Publicatiedatum
4 maart 2015
Zaaknummer
201404051/1/A2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening kinderopvangtoeslag door Belastingdienst/Toeslagen en hoger beroep van appellante

In deze zaak gaat het om de herziening van de kinderopvangtoeslag die aan appellante was toegekend voor de jaren 2008 en 2009. De Belastingdienst/Toeslagen heeft op 6 december 2011 besluiten genomen om de eerder toegekende toeslag te herzien tot nihil. Appellante heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar dit werd ongegrond verklaard. De rechtbank Rotterdam heeft op 17 april 2014 het beroep van appellante tegen deze beslissing eveneens ongegrond verklaard. Appellante heeft vervolgens hoger beroep ingesteld bij de Raad van State.

Tijdens de zitting op 9 januari 2015 heeft de Belastingdienst/Toeslagen het besluit van 1 oktober 2013 ingetrokken voor het jaar 2008 en heeft toegezegd de tegemoetkoming kinderopvangtoeslag voor dat jaar vast te stellen op basis van de werkelijke kosten. Dit resulteerde in een definitieve vaststelling van € 19.073,00 voor 2008. Voor het jaar 2009 bleef de herziening naar nihil echter in stand, omdat appellante erkende dat zij wist dat de tegemoetkoming te hoog was vastgesteld.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft geoordeeld dat de Belastingdienst/Toeslagen bevoegd was om de herziening door te voeren, aangezien appellante niet tijdig had voldaan aan de kosten van kinderopvang. De rechtbank had terecht geoordeeld dat de herziening naar nihil voor 2009 in redelijkheid kon plaatsvinden, ondanks de financiële omstandigheden van appellante. Het hoger beroep van appellante is ongegrond verklaard, en de uitspraak van de rechtbank is bevestigd.

Uitspraak

201404051/1/A2.
Datum uitspraak: 4 maart 2015
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellante], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 17 april 2014 in zaak nr. 13/4097 in het geding tussen:
[appellante]
en
de Belastingdienst/Toeslagen.
Procesverloop
Bij onderscheiden besluiten van 6 december 2011 heeft de Belastingdienst/Toeslagen de aan [appellante] over 2008 en 2009 toegekende kinderopvangtoeslag herzien tot nihil.
Bij besluit van 1 oktober 2013 heeft de Belastingdienst/Toeslagen het door [appellante] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 17 april 2014 heeft de rechtbank het door [appellante] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellante] hoger beroep ingesteld.
De Belastingdienst/Toeslagen heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 9 januari 2015, waar [appellante], bijgestaan door [gemachtigde], en de Belastingdienst/Toeslagen, vertegenwoordigd door mr. J.G.C. van de Werken, werkzaam bij de dienst, zijn verschenen. De Afdeling heeft het onderzoek ter zitting geschorst om [appellante] in de gelegenheid te stellen aan de Belastingdienst/Toeslagen bankafschriften te overleggen.
Bij brief van 22 januari 2015 heeft de Belastingdienst/Toeslagen de Afdeling geïnformeerd dat hij in de door [appellante] nader overgelegde bankafschriften geen aanleiding ziet terug te komen van het besluit van 1 oktober 2013, voor zover dat ziet op het jaar 2009. Bij brieven van 20 en 28 januari 2015 heeft [appellante] daarop gereageerd.
Bij besluit van 28 januari 2015 heeft de Belastingdienst/Toeslagen de tegemoetkoming kinderopvangtoeslag over 2008 vastgesteld op € 19.073,00.
De Afdeling heeft na toestemming van partijen bepaald dat een nadere zitting achterwege blijft en het onderzoek gesloten.
Overwegingen
1. Ingevolge artikel 21, eerste lid, van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (hierna: de Awir) kan de Belastingdienst een toegekende tegemoetkoming herzien:
[…];
b. indien de tegemoetkoming tot een te hoog bedrag is toegekend en de belanghebbende of zijn partner dit wist of behoorde te weten.
2. Bij besluiten van 25 mei 2010 en 29 oktober 2011 heeft de Belastingdienst/Toeslagen de tegemoetkoming kinderopvangtoeslag van [appellante] over 2008 en 2009 definitief vastgesteld op respectievelijk € 19.073,00 en € 18.078,00.
Aan de herziening van de vastgestelde tegemoetkomingen naar nihil heeft de Belastingdienst/Toeslagen ten grondslag gelegd dat [appellante] wist dat zij in 2008 en 2009 teveel kinderopvangtoeslag had ontvangen.
De rechtbank heeft de Belastingdienst/Toeslagen daarin gevolgd.
3. Ter zitting heeft de Belastingdienst/Toeslagen het besluit op bezwaar van 1 oktober 2013 ingetrokken, voor zover dat ziet op het jaar 2008, het op dat jaar betrekking hebbende primaire besluit van 6 december 2011 herroepen en toegezegd dat de tegemoetkoming kinderopvangtoeslag zal worden vastgesteld op basis van de kosten, zoals vermeld in de jaaropgave voor 2008. Bij het besluit van 28 januari 2015 heeft de dienst zijn toezegging gestand gedaan door de tegemoetkoming definitief vast te stellen op € 19.073,00 en [appellante] een bedrag van € 3.059,00 aan rente te vergoeden. De dienst is daarmee aan het hoger beroep van [appellante] tegemoetgekomen, voor zover dat ziet op de tegemoetkoming kinderopvangtoeslag over 2008, zodat zij geen belang meer heeft bij een oordeel van de Afdeling daarover en het hoger beroep in zoverre niet-ontvankelijk dient te worden verklaard.
4. [appellante] betoogt dat de rechtbank heeft miskend dat de Belastingdienst/Toeslagen de over 2009 definitief vastgestelde tegemoetkoming kinderopvangtoeslag in redelijkheid niet heeft kunnen herzien naar nihil. Ten tijde van het moment van de definitieve vaststelling wist zij weliswaar dat zij de kosten van kinderopvang niet volledig had voldaan en dat de tegemoetkoming daarom tot een te hoog bedrag was toegekend, maar zij was reeds op dat moment voornemens alsnog alle kosten van kinderopvang te voldoen. Zij wijst er in dit verband op dat zij onlangs het laatste deel van het nog verschuldigde bedrag heeft betaald en dat de Wet kinderopvang geen termijn kent waarbinnen de kosten van kinderopvang moeten zijn voldaan. Verder voert zij aan dat zij de Belastingdienst/Toeslagen op eigen initiatief heeft geïnformeerd dat de tegemoetkoming tot een te hoog bedrag is toegekend en dat de herziening ervan haar in financiële moeilijkheden zal brengen.
4.1. [appellante] wist ten tijde van de definitieve vaststelling dat de tegemoetkoming kinderopvangtoeslag over 2009 tot een te hoog bedrag was toegekend, zodat de rechtbank terecht heeft geoordeeld dat de Belastingdienst/Toeslagen ingevolge artikel 21, eerste lid, aanhef en onder b, van de Awir bevoegd was de definitieve vaststelling te herzien. Anders dan [appellante] betoogt, bestaat geen grond voor het oordeel dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat de Belastingdienst/Toeslagen, gelet op de omstandigheid dat de kosten van kinderopvang alsnog zijn voldaan, de tegemoetkoming niet in redelijkheid heeft kunnen herzien naar nihil. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (bijvoorbeeld in de uitspraak van 17 juli 2013 in zaak nr. 201209632/1/A2), brengt de achtergrond van de regeling van het toekennen van kinderopvangtoeslag en het belang van controle op een juiste besteding van overheidsgelden met zich dat de verschuldigde kosten voor kinderopvang ten tijde van die opvang of uiterlijk kort daarna daadwerkelijk moeten worden voldaan. Nu [appellante] eerst begin 2015 het laatste deel van de nog niet betaalde kosten heeft betaald, is daar niet aan voldaan.
In de omstandigheid dat [appellante], naar zij stelt, op eigen initiatief de Belastingdienst/Toeslagen heeft geïnformeerd over de te hoge definitieve vaststelling, heeft de rechtbank eveneens terecht geen grond gezien voor het oordeel dat de Belastingdienst/Toeslagen de tegemoetkoming in redelijkheid niet heeft kunnen herzien naar nihil. Daartoe wordt overwogen dat [appellante], toen in 2010 de tegemoetkoming tot een te hoog bedrag was toegekend, niet onmiddellijk de Belastingdienst/Toeslagen daarvan in kennis heeft gesteld. Zij is daartoe eerst overgegaan na een gesprek in november 2011 met de Belastinginspecteur, die had geconstateerd dat de inkomsten van de gastouder, zoals vermeld in de belastingaangifte, niet strookten met de door [appellante] opgegeven kosten van kinderopvang.
Ten slotte heeft de rechtbank terecht geoordeeld dat de Belastingdienst/Toeslagen ook in de door [appellante] gestelde financiële omstandigheden in redelijkheid geen aanleiding heeft hoeven zien van de herziening naar nihil af te zien, nu, zoals de dienst ook ter zitting heeft toegelicht, voor [appellante] de mogelijkheid bestaat om een betalingsregeling te treffen.
5. Het hoger beroep, voor zover gericht tegen de uitspraak van de rechtbank op het beroep tegen de herziening van de over 2009 definitief vastgestelde tegemoetkoming kinderopvangtoeslag, is ongegrond.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. verklaart het hoger beroep, voor zover gericht tegen de uitspraak van de rechtbank op het beroep tegen de herziening van de over 2008 definitief vastgestelde tegemoetkoming kinderopvangtoeslag, niet-ontvankelijk;
II. bevestigt de aangevallen uitspraak, voor zover daarbij het beroep tegen de herziening van de over 2009 definitief vastgestelde tegemoetkoming kinderopvangtoeslag ongegrond is verklaard.
Aldus vastgesteld door mr. C.J. Borman, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. D. Krokké, griffier.
w.g. Borman w.g. Krokké
lid van de enkelvoudige kamer griffier
Uitgesproken in het openbaar op 4 maart 2015
686.