201410241/1/R3 en 201410241/2/R3.
Datum uitspraak: 18 februari 2015
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb)) en, met toepassing van artikel 8:86 van die wet, op het beroep, in het geding tussen:
[appellant A] en [appellant B], beiden wonend te Nuland, voorheen gemeente Maasdonk, voor dit grondgebied thans ’s-Hertogenbosch, (hierna tezamen en in enkelvoud: [appellant])
en
1. de raad van de gemeente Maasdonk, thans gemeente 's-Hertogenbosch,
2. het college van burgemeester en wethouders van Maasdonk, thans ’s-Hertogenbosch,
verweerders.
Procesverloop
Bij besluit van 28 oktober 2014 heeft de raad het bestemmingsplan "Kernen Maasdonk, herziening Kerkstraat 16-18 Nuland" vastgesteld.
Bij besluit van 10 november 2014 heeft het college een omgevingsvergunning verleend voor het bouwen van vijf patiowoningen op de locatie Kerkstraat 16a, 16b, 16c, 16d en 16e te Nuland.
Tegen deze besluiten heeft [appellant] beroep ingesteld. Voorts heeft [appellant] de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 2 februari 2015, waar [appellant], bijgestaan door mr. G.H. Blom, en de raad en het college, vertegenwoordigd door P.H.F.M. van Dongen, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen. Voorts zijn ter zitting [belanghebbende] en anderen, vertegenwoordigd door [gemachtigden], gehoord.
Partijen hebben ter zitting toestemming gegeven onmiddellijk uitspraak te doen in de hoofdzaak.
Overwegingen
1. In dit geval kan nader onderzoek redelijkerwijs niet bijdragen aan de beoordeling van de zaak en bestaat ook overigens geen beletsel om met toepassing van artikel 8:86, eerste lid, van de Awb onmiddellijk uitspraak te doen in de hoofdzaak.
2. De besluiten strekken ter uitvoering van het besluit van het college van 29 juli 2014, waarbij op grond van de gemeentelijke coördinatieregeling is besloten voornoemde besluiten gecoördineerd voor te bereiden en bekend te maken, zoals bedoeld in artikel 3.30 van de Wet ruimtelijke ordening.
3. Het plan voorziet in de bestemmingen "Wonen" en "Verkeer" voor het perceel Kerkstraat 18 en voor het achterste deel van het perceel Kerkstraat 16 te Nuland. De omgevingsvergunning voorziet in de bouw van vijf patiowoningen op bedoelde percelen. Van de bestaande woning op Kerkstraat 18 zal het achterste deel worden gesloopt, zodat hier een inrit voor een patiowoning kan worden gerealiseerd.
4. [appellant], die naast het plangebied woont, richt zich tegen de vijf patiowoningen, zoals mogelijk gemaakt in het plan. Daartoe voert hij aan dat het plan, en daarmee de sloop van een deel van de bestaande woning op Kerkstraat 18, de karakteristiek en het cultuurhistorische beeld van het dorpslint aantast. De voorziene patiowoningen passen stedenbouwkundig niet op deze locatie, aldus [appellant].
4.1. De raad stelt zich op het standpunt dat zoveel mogelijk rekening is gehouden met de karakteristiek van het dorpslint. Door het behoud van de twee bestaande woningen aan de Kerkstraat en de groene voortuinen zal het zicht vanaf de straatzijde nauwelijks veranderen.
4.2. In de plantoelichting staat dat de Kerkstraat één van de oude dorpslinten van Nuland is en gekarakteriseerd wordt door vrijstaande bebouwing op groene percelen en groene voortuinen. Verder staat er dat de bestaande woningen zullen worden gehandhaafd en dat met name de achterbouw van Kerkstraat 18, die in zeer slechte staat verkeert, zal worden gesloopt. De voorzieningenrechter stelt vast dat de bebouwing aan de Kerkstraat vrij dicht op elkaar staat. Verder zullen de in het plan voorziene patiowoningen maximaal één bouwlaag bevatten met een kap en zullen ze gelet op die hoogte in de luwte van de bestaande bebouwing komen te staan. Gelet hierop acht de voorzieningenrechter het standpunt van de raad dat de karakteristiek van het dorpslint niet zal worden aangetast niet onredelijk. Verder heeft de raad van belang geacht dat er een grote behoefte bestaat aan zogenoemde patiowoningen en dat deze woningen op een gunstige locatie komen te staan ten opzichte van bestaande voorzieningen in het dorp. Ook dit standpunt acht de voorzieningenrechter niet onredelijk.
Het betoog faalt.
5. [appellant] vreest voor aantasting van zijn woon- en leefklimaat in de zin van vermindering privacy, zonlichttoetreding, uitzicht alsmede geluidsoverlast en lichthinder.
5.1. De raad erkent dat het plan gevolgen kan hebben voor het woon- en leefklimaat van [appellant], maar acht deze niet onaanvaardbaar. Daarbij neemt de raad wat betreft de privacy in aanmerking dat in de gevels van de in het plan voorziene patiowoningen geen ramen zijn toegestaan aan de zijde van het perceel van [appellant]. Alleen vanuit eventueel toekomstige dakkapellen zou er enige inkijk kunnen ontstaan. In de huidige situatie is er vanuit een dakkapel van het te slopen deel van de woning van Kerkstraat 18 reeds inkijk, welke dakkapel zich dichter bij de woning van [appellant] bevindt dat de eventuele toekomstige dakkapellen op de in dit plan voorziene woningen. Van een verslechtering is aldus de raad geen sprake.
Verder zal niet de gehele perceelgrens worden bebouwd, zodat tussen de patiowoningen nog ruimte bestaat voor voldoende zonlichttoetreding. Uit de opgestelde schaduwberekening blijkt volgens de raad dat de schaduw niet zal toenemen ten opzichte van de huidige situatie vanwege de aanwezige haag en de bestaande bebouwing van 9 m hoog op het perceel Kerkstraat 18.
Over het uitzicht stelt de raad dat er weliswaar een verandering zal plaatsvinden, maar dat deze niet onevenredig is nu het vorige plan een erfafscheiding toestond waardoor het uitzicht op groen eveneens kon verdwijnen.
Wat betreft de gestelde geluidsoverlast en de lichthinder betoogt de raad dat de inrit naar de dichtstbijzijnde woning en de dichtstbijzijnde lichtarmatuur op ruime afstand van de woning van [appellant] zullen worden gesitueerd. Daarbij zal de voorziene patiowoning de gevreesde overlast verhinderen.
5.2. Het perceel van [appellant] ligt ten noorden van het plangebied in de kern van Nuland. Van de bestaande woning op Kerkstraat 18 zal het achterste deel worden gesloopt, zodat aan die zijde drie vrijstaande patiowoningen kunnen worden gerealiseerd. Deze woningen zullen tot op de perceelgrens worden gebouwd. Tussen de patiowoningen blijft een ruimte van ongeveer 5 m vrij. Voor de drie patiowoningen geldt voor het deel aan de zijde van [appellant] een maximale bouw- en goothoogte van 3,5 m en voor het andere deel een maximale bouw- en goothoogte van onderscheidenlijk 7,5 m en 4,5 m. De voorzieningenrechter overweegt dat de raad zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat gelet op de bestaande situatie in de kern van Nuland en de afstand tussen de woning van [appellant] en de voorziene patiowoningen de aantasting van de privacy en het uitzicht niet onevenredig zal zijn. Verder volgt uit de schaduwberekening dat de patiowoningen met name in de maand december schaduwwerking met zich brengen. Voorts volgt eruit dat er in de overige maanden weliswaar sprake is van enige schaduw, maar dat in het merendeel van de tuin nog zonlicht komt. De voorzieningenrechter oordeelt dat de raad zich gelet op het voorgaande in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat de voorziene patiowoningen niet leiden tot een zodanige vermindering van zonlichttoetreding dat de raad deze woningen niet in redelijkheid mogelijk heeft kunnen maken. Wat betreft geluid en licht heeft [appellant] niet aannemelijk gemaakt dat hij, gelet op de ligging van de voorziene patiowoningen, ernstige hinder daarvan zal ondervinden. Het betoog faalt.
6. Verder vreest [appellant] parkeerproblemen, omdat er voor bezoekers volgens hem op het eigen terrein van de voorziene patiowoningen onvoldoende parkeerruimte zal zijn en deze in de omgeving zullen moeten parkeren.
6.1. De raad stelt zich op het standpunt dat de CROW-norm is gehanteerd.
6.2. Niet in geschil is dat volgens de CROW voor sociale huur- en koopwoningen een norm van 1,7 parkeerplaatsen per woning geldt. Hierbij zijn bezoekers inbegrepen. Nu er per patiowoning met twee parkeerplaatsen op eigen terrein rekening is gehouden en het plan daar ruimte voor biedt, heeft de raad terecht gesteld dat aan de CROW-norm wordt voldaan. Verder heeft [appellant] niet aannemelijk gemaakt dat in de directe omgeving niet voldoende parkeergelegenheid aanwezig is, waarnaar zou kunnen worden uitgeweken. Het betoog faalt.
7. Gelet op het voorgaande is het beroep ongegrond.
8. Gelet hierop bestaat aanleiding om het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen.
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. verklaart het beroep ongegrond;
II. wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. Th.G. Drupsteen, als voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. F.W.M. Kooijman, griffier.
w.g. Drupsteen w.g. Kooijman
voorzieningenrechter griffier
Uitgesproken in het openbaar op 18 februari 2015
177-661.