201403009/1/R3.
Datum uitspraak: 14 januari 2015
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
de erven van [appellant A] en [appellant B] (hierna samen en in enkelvoud: [appellant]), wonend te [woonplaats], gemeente Cuijk,
appellanten,
en
de raad van de gemeente Cuijk,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 16 december 2013 heeft de raad het bestemmingsplan "Kraaijenbergse Plassen, Waterpark Dommelsvoort reparatie" vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft [appellant] beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
De raad en [appellant] hebben nadere stukken ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 2 oktober 2014, waar de raad, vertegenwoordigd door C.M. Peters, werkzaam bij de raad, is verschenen. De Afdeling heeft het onderzoek ter zitting met toepassing van artikel 8:64, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) geschorst en [appellant] bij brief van 12 november 2014 gevraagd of hij ermee kan instemmen dat de Afdeling zelf in de zaak voorziet.
[appellant] heeft hierop bij brief van 19 november 2014 bevestigend gereageerd.
Met toestemming van partijen is afgezien van een nadere zitting. De Afdeling heeft vervolgens het onderzoek gesloten.
Overwegingen
1. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan heeft de raad beleidsvrijheid om bestemmingen aan te wijzen en regels te geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De Afdeling toetst deze beslissing terughoudend. Dit betekent dat de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden beoordeelt of aanleiding bestaat voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. Voorts beoordeelt de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden of het bestreden besluit anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht.
2. [appellant] richt zich tegen de planregeling voor het perceel [locatie] te [plaats], voor zover als maximaal toegestane inhoudsmaat van de woning 750 m³ is toegestaan en als maximaal toegestane oppervlakte voor bijgebouwen 100 m² is toegestaan. Daartoe voert hij aan dat de bestaande legale woning 1.350 m³ omvat en de bestaande legale bijgebouwen een omvang van in totaal 160 m² hebben.
3. Ingevolge artikel 3, lid 3.1, aanhef en onder a, van de planregels zijn de als "Gemengd" aangewezen gronden onder andere bestemd voor één woning per bouwvlak.
Ingevolge artikel 3, lid 3.2.3, aanhef en onder c, geldt voor het bouwen van een woning dat de inhoud niet meer mag bedragen dan 750 m³.
Ingevolge lid 3.2.4 geldt voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken dat de gezamenlijke oppervlakte niet meer mag bedragen dan 100 m².
4. In de brief van 9 september 2014 erkent de raad dat een deel van de bestaande legale bebouwing op het perceel ten onrechte onder de werking van het overgangsrecht is gebracht. Nu de raad zich in zoverre op een ander standpunt stelt dan hij in het bestreden besluit heeft gedaan en niet is gebleken dat gewijzigde omstandigheden hiertoe aanleiding hebben gegeven, moet worden geoordeeld dat het bestreden besluit wat betreft artikel 3, lid 3.2.3, onder c, en artikel 3, lid 3.2.4, onder c, van de planregels is genomen in strijd met de bij het voorbereiden van een besluit te betrachten zorgvuldigheid. Het betoog slaagt.
5. In hetgeen [appellant] heeft aangevoerd ziet de Afdeling aanleiding voor het oordeel dat het bestreden besluit voor zover het ziet op de bestreden plandelen is genomen in strijd met artikel 3:2 van de Awb. Het beroep is gegrond, zodat het bestreden besluit in zoverre dient te worden vernietigd.
Nu niet aannemelijk is dat derdebelanghebbenden in hun belangen zouden kunnen worden geschaad, ziet de Afdeling aanleiding om met toepassing van artikel 8:72, derde lid, aanhef en onder b, van de Awb op de hierna te melden wijze zelf in de zaak te voorzien en te bepalen dat deze uitspraak ten aanzien van dit plandeel in de plaats treedt van het bestreden besluit voor zover dit is vernietigd. Hierbij betrekt de Afdeling dat deze planregeling in overeenstemming is met de feitelijke situatie.
6. Uit oogpunt van rechtszekerheid en gelet op artikel 1.2.3 van het Besluit ruimtelijke ordening ziet de Afdeling aanleiding de raad op te dragen de hierna in de beslissing nader aangeduide onderdelen van deze uitspraak binnen vier weken na verzending van de uitspraak te verwerken in het elektronisch vastgestelde plan dat te raadplegen is op de landelijke voorziening, www.ruimtelijkeplannen.nl.
7. De raad dient op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. verklaart het beroep van de erven van [appellant A] en [appellant B] gegrond;
II. vernietigt het besluit van de raad van de gemeente Cuijk van 16 december 2013 tot vaststelling van het bestemmingsplan "Kraaijenbergse Plassen, Waterpark Dommelsvoort reparatie" voor zover het betreft artikel 3, lid 3.2.3, onder c, en artikel 3, lid 3.2.4, onder c, van de planregels;
III. bepaalt dat:
- artikel 3, lid 3.2.3, onder c, van de planregels komt te luiden: "De inhoud mag niet meer bedragen dan 750 m³. Voor zover de bestaande woning een inhoud heeft van meer dan 750 m³ mag deze worden gehandhaafd";
- artikel 3, lid 3.2.4, onder c, van de planregels komt te luiden: "De gezamenlijke oppervlakte mag niet meer bedragen dan 100 m². Voor zover de oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken bij een woning meer bedraagt dan 100 m² mag deze worden gehandhaafd";
IV. bepaalt dat deze uitspraak in zoverre in de plaats treedt van het besluit voor zover het is vernietigd;
V. draagt de raad van de gemeente Cuijk op om binnen vier weken na verzending van deze uitspraak ervoor zorg te dragen dat de hiervoor vermelde onderdelen II en III worden verwerkt in het elektronisch vastgestelde plan dat te raadplegen is op de landelijke voorziening, www.ruimtelijkeplannen.nl;
VI. veroordeelt de raad van de gemeente Cuijk tot vergoeding van bij de erven van [appellant A] en [appellant B] in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 487,00 (zegge: vierhonderdzevenentachtig euro), volledig toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand, met dien verstande dat betaling aan een van hen bevrijdend werkt ten opzichte van de anderen;
VII. gelast dat de raad van de gemeente Cuijk aan de erven van [appellant A] en [appellant B] het door hen voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 165,00 (zegge: honderdvijfenzestig euro) vergoedt, met dien verstande dat betaling aan een van hen bevrijdend werkt ten opzichte van de anderen;
Aldus vastgesteld door mr. B.J. van Ettekoven, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. R.I.Y. Lap, griffier.
w.g. Van Ettekoven w.g. Lap
lid van de enkelvoudige kamer griffier
Uitgesproken in het openbaar op 14 januari 2015
45-661.