ECLI:NL:RVS:2015:510

Raad van State

Datum uitspraak
9 februari 2015
Publicatiedatum
18 februari 2015
Zaaknummer
201409467/2/R1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • J.C. Kranenburg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schorsing bestemmingsplan Eiveko in Almelo wegens mogelijke hinder voor bedrijfsactiviteiten

Op 9 februari 2015 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak tussen een verzoekster, gevestigd te Bornerbroek, en de raad van de gemeente Almelo. De zaak betreft een verzoek om een voorlopige voorziening in verband met het bestemmingsplan "Eiveko", dat op 28 oktober 2014 door de raad is vastgesteld. De verzoekster heeft beroep ingesteld tegen dit besluit, omdat zij vreest dat de nieuw te bouwen woningen op 36 meter afstand van haar bedrijf haar bedrijfsactiviteiten zullen belemmeren.

De voorzieningenrechter heeft de zaak op 27 januari 2015 ter zitting behandeld, waarbij zowel de verzoekster als de raad van de gemeente Almelo vertegenwoordigd waren. De verzoekster heeft betoogd dat het akoestisch onderzoek dat door de raad is uitgevoerd, niet representatief is voor haar bedrijfsvoering, die gespecialiseerd is in plaatwerk aan schadeauto's. De raad heeft in zijn verweerschrift gesteld dat het akoestisch onderzoek aantoont dat de verzoekster niet in haar activiteiten zal worden belemmerd, maar de voorzieningenrechter heeft hieraan getwijfeld.

De voorzieningenrechter heeft overwogen dat de raad niet voldoende inzichtelijk heeft gemaakt dat de voorziene woningen een goed woon- en leefklimaat kunnen garanderen en dat de verzoekster niet in haar bedrijfsactiviteiten wordt belemmerd. Daarom heeft de voorzieningenrechter besloten om het besluit van de raad van de gemeente Almelo tot vaststelling van het bestemmingsplan "Eiveko" te schorsen voor zover het betreft de plandelen met de bestemmingen "Wonen" en "Tuin". Tevens is de raad gelast om het griffierecht aan de verzoekster te vergoeden.

Uitspraak

201409467/2/R1.
Datum uitspraak: 9 februari 2015
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:
[verzoekster], gevestigd te Bornerbroek, gemeente Almelo,
en
de raad van de gemeente Almelo,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 28 oktober 2014 heeft de raad het bestemmingsplan "Eiveko" vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft [verzoekster] beroep ingesteld.
[verzoekster] heeft de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
[verzoekster] heeft een nader stuk ingediend.
[belanghebbende] heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 27 januari 2015, waar [verzoekster], vertegenwoordigd door [directeur], en de raad, vertegenwoordigd door P.A. Leemreize, M.T. Hendriks en E.R. Jasper, allen werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen. Ter zitting is tevens gehoord [belanghebbende], vertegenwoordigd door [directeur], bijgestaan door mr. G.H. van der Waaij, advocaat te Leusden.
Buiten bezwaar van partijen heeft [belanghebbende] ter zitting een nader stuk overgelegd.
Overwegingen
1. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2. Bij besluit van 17 september 2013 heeft de raad het bestemmingsplan "Eiveko" vastgesteld. Met het plan werd onder meer de bouw van 31 woningen mogelijk gemaakt op het voormalige bedrijfsterrein Eiveko aan de noordzijde van de dorpskern van Bornerbroek. De woningen waren voorzien op een afstand van 36 m van [verzoekster]
Naar aanleiding van het beroep van [verzoekster] heeft de Afdeling bij uitspraak van 11 juni 2014 (in zaak nr. 201309400/1/R3) het besluit van 17 september 2013 vernietigd voor zover het betreft de plandelen met de bestemmingen "Wonen" en "Tuin", zoals aangegeven op de bij die uitspraak behorende kaart. Daarbij is overwogen dat [verzoekster] in overeenstemming met het overgangsrecht uit het bestemmingsplan "Zuid-Bornerbroek" een autoschadeherstelbedrijf uitoefent op het perceel [locatie]. Voorts behoort een autoplaatwerkerij blijkens de VNG-brochure tot milieucategorie 3.2 en bedraagt de hiermee corresponderende richtafstand tot woningen 100 m. Verder had de raad niet inzichtelijk gemaakt of [verzoekster] kan voldoen aan de geluidvoorschriften van de haar verleende milieuvergunning indien de binnen deze afstand van 100 m voorziene woningen worden gerealiseerd. Derhalve was niet komen vast te staan dat [verzoekster] overeenkomstig de bedoeling van de raad niet in haar bedrijfsactiviteiten zou worden belemmerd.
3. Met het bestreden besluit heeft de raad het bestemmingsplan opnieuw vastgesteld nadat alsnog akoestisch onderzoek is uitgevoerd. Volgens de raad volgt uit het rapport "Akoestisch onderzoek Plan Eivekoterrein" van Munsterhuis Geluidsadvies van 26 augustus 2014 dat [verzoekster] niet door het plan in haar bedrijfsactiviteiten zal worden belemmerd.
4. [verzoekster] betoogt dat voor de invoergegevens van het akoestisch onderzoek ten onrechte is uitgegaan van geluidsmetingen bij niet-representatieve andere inrichtingen, waar geen dan wel aanzienlijk minder plaatwerk wordt verricht dan in haar bedrijfsvoering.
4.1. In het akoestisch onderzoek staat dat de relevante geluiduitstraling via relevante geveldelen van het pand plaatsvindt in de dagperiode gedurende ongeveer 10 uur. Tot de vaste geluidbronnen behoren de verschillende relevante geveluitstralingen. Het binnenniveau in de plaatwerkerij en de werkplaats is op basis van metingen bij vergelijkbare inrichtingen aangehouden op 85 en 80 dB(A). In bijlage 2.2 staat hoe op basis hiervan de bronvermogens van de verschillende relevante geveluitstralingen zijn berekend.
4.2. Bij brief van 13 januari 2015 heeft [verzoekster] een uitgebreide beschrijving gegeven van haar bedrijfsvoering en heeft zij tevens vermeld dat het bedrijf op verzoek van het gemeentebestuur in 1985 naar de huidige locatie is verhuisd, omdat de vorige locatie onvoldoende milieuruimte bood voor de toenmalige uitbreiding. Op de nieuwe locatie is het bedrijf volgens [verzoekster] met name ontworpen en gebouwd voor het verrichten van plaatwerk aan schadeauto’s. Voorts heeft zij ter zitting toegelicht dat weliswaar ook regulier garagewerk wordt verricht, maar dat het bedrijf gespecialiseerd is in plaatwerk aan schadeauto’s. Door de nadruk op plaatwerk brengt de bedrijfsvoering een relatief hoge geluidsbelasting met zich, aldus [verzoekster]
4.3. Eerst in het verweerschrift heeft de raad toegelicht van welke vergelijkbare inrichtingen is uitgegaan bij het bepalen van het binnenniveau. Bij brief van 13 januari 2015 heeft [verzoekster] de in het verweerschrift genoemde bedrijven beschreven en per bedrijf aangegeven waar het gebruik van die bedrijven uit bestaat en waarom die bedrijven niet vergelijkbaar zijn met [verzoekster] De raad heeft deze omschrijvingen niet gemotiveerd bestreden.
Voor zover de raad ter zitting naar voren heeft gebracht dat voor de conclusie, dat woningen op 36 m afstand toelaatbaar zijn, gebruik is gemaakt van nationaal erkende kengetallen voor garagebedrijven met een plaatwerkerij, overweegt de voorzieningenrechter dat in de VNG-brochure voor autoplaatwerkerijen een richtafstand van 100 m is opgenomen. Uit het als bijlage bij het verweerschrift gevoegde overzicht van vergelijkbare bedrijven, dat in het uitgevoerde akoestisch onderzoek is gehanteerd, kan niet worden afgeleid dat het om met het bedrijf van [verzoekster] vergelijkbare inrichtingen gaat. Voorts bestaat onduidelijkheid over de representatieve bedrijfsvoering van [verzoekster], nu in het verweerschrift gesproken wordt over één werkplek voor het richten/trekken van de carrosserie en [verzoekster] spreekt over drie werkplekken voor plaatwerk.
Gelet op het hiervoor overwogene heeft de raad naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter niet inzichtelijk gemaakt dat ter plaatse van de voorziene woningen een goed woon- en leefklimaat kan worden gegarandeerd en dat [verzoekster] niet in haar bedrijfsactiviteiten wordt belemmerd. Het betoog slaagt.
5. Gelet op het vorenstaande ziet de voorzieningenrechter aanleiding de hierna te melden voorlopige voorziening te treffen. In verband hiermee behoeven de overige betogen geen bespreking.
6. Van proceskosten die voor vergoeding in aanmerking komen, is niet gebleken.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. schorst bij wijze van voorlopige voorziening het besluit van de raad van de gemeente Almelo van 28 oktober 2014 tot vaststelling van het bestemmingsplan "Eiveko", voor zover het betreft de plandelen met de bestemmingen "Wonen" en "Tuin", beide zoals aangegeven op de bij deze uitspraak behorende kaart;
II. gelast dat de raad van de gemeente Almelo aan [verzoekster] het door haar voor de behandeling van het verzoek betaalde griffierecht ten bedrage van € 328,00 (zegge: driehonderdachtentwintig euro) vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. J.C. Kranenburg, als voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. J.S.S. Hupkes, griffier.
w.g. Kranenburg w.g. Hupkes
voorzieningenrechter griffier
Uitgesproken in het openbaar op 9 februari 2015
635.