201406882/1/A3.
Datum uitspraak: 14 januari 2015
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank Limburg van 7 juli 2014 in zaak nr. 13/2955 in het geding tussen:
[appellant]
en
het college van burgemeester en wethouders van Gennep.
Procesverloop
Bij besluit van 5 maart 2013 heeft het college het verzoek van [appellant] op grond van de Wet openbaarheid van bestuur (hierna: de Wob) toegewezen.
Bij besluit van 21 augustus 2013 heeft het college het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard en het verzoek van [appellant] om vergoeding van de proceskosten gemaakt in bezwaar afgewezen.
Bij uitspraak van 7 juli 2014 heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 26 november 2014, waar [appellant], vertegenwoordigd door mr. J.M.C. Niederer, werkzaam bij Legal Control, en het college, vertegenwoordigd door mr. B.A.A. Lucas, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
Overwegingen
1. Ingevolge artikel 7:15, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) worden de kosten, die de belanghebbende in verband met de behandeling van het bezwaar redelijkerwijs heeft moeten maken, door het bestuursorgaan uitsluitend vergoed op verzoek van de belanghebbende voor zover het bestreden besluit wordt herroepen wegens aan het bestuursorgaan te wijten onrechtmatigheid.
Ingevolge artikel 3, eerste lid, van de Wob kan een ieder een verzoek om informatie neergelegd in documenten over een bestuurlijke aangelegenheid richten tot een bestuursorgaan of een onder verantwoordelijkheid van een bestuursorgaan werkzame instelling, dienst of bedrijf.
2. Op 28 februari 2013 heeft [appellant] per e-mail met een beroep op de Wob verzocht om documentatie met betrekking tot de manier waarop wordt gecommuniceerd vanuit het bestuursorgaan richting de burger.
In een toelichting op zijn verzoek stelt [appellant] dat onder de manier van communiceren in ieder geval dient te worden begrepen het taal- en woordgebruik, de tekstopmaak, zoals het gebruik van tussenkopjes en bepaalde lettertypen, de zinsbouw en het te hanteren taalniveau. Bij besluit van 5 maart 2013 heeft het college het verzoek toegewezen en het Communicatiebeleidsplan van de gemeente openbaar gemaakt. Per e-mail van 25 maart 2013 heeft [appellant] de communicatieadviseur van de gemeente Gennep onder andere gevraagd naar het door de gemeente gebruikte lettertype bij correspondentie. Op 15 april 2013 heeft [appellant] aan het college een brief verzonden met de vermelding "betreft: bezwaar tegen het besluit van 5 maart 2013". Per e-mail van 18 april 2013 heeft de communicatieadviseur op de door [appellant] bij e-mail van 25 maart 2013 gestelde vraag gereageerd, waarbij [appellant] is medegedeeld welk lettertype de gemeente gebruikt en ter illustratie een voorbeeld van een sjabloon in de bijlage is gevoegd. Op 21 augustus 2013 heeft het college het bezwaar van [appellant] ongegrond verklaard en hem medegedeeld dat het geen aanleiding ziet voor vergoeding van de kosten van het bezwaar. De rechtbank heeft overwogen dat de e-mail van 18 april 2013 geen herroeping van het besluit van 5 maart 2013 betreft en het college terecht het verzoek om vergoeding van de kosten van het bezwaar heeft afgewezen, nu aan de vereisten van artikel 7:15, tweede lid, van de Awb niet is voldaan.
3. Voor zover [appellant] aanvoert dat reeds met de e-mail van 25 maart 2013 bezwaar is gemaakt, overweegt de Afdeling dat die mail niet als bezwaarschrift kan worden aangemerkt, nu deze niet aan het college, maar aan de communicatieadviseur is gericht en slechts twee vragen bevat, maar geen gronden van bezwaar. Gelet hierop en in aanmerking genomen dat [appellant] in de brief van 15 april 2013 vermeldt dat deze brief een bezwaar tegen het besluit van 5 maart 2013 betreft en verderop in de brief dat per e-mail op 25 maart 2013 nadere vragen zijn gesteld om op deze manier een bezwaarschrift af te wenden, dient eerst de brief van 15 april 2013 als bezwaarschrift te worden aangemerkt.
3.1. [appellant] betoogt dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat het college het besluit van 5 maart 2013 in bezwaar niet heeft herroepen en terecht de in bezwaar gemaakte kosten niet heeft vergoed. Hiertoe voert hij aan dat de vermelding van het lettertype in de e-mail van 18 april 2013 en het bijgevoegde sjabloon door het verzoek van 28 februari 2013 worden omvat. Nu het besluit van 5 maart 2013 niet strekt tot openbaarmaking hiervan, moet het besluit in zoverre worden opgevat als een weigering om het lettertype en het sjabloon openbaar te maken. Door deze bij e-mail van 18 april 2013 alsnog openbaar te maken, heeft het college het besluit van 5 maart 2013 herroepen, aldus [appellant].
3.2. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (uitspraak van 27 april 2005 in zaak nr. 200407125/1), vindt herroeping van een primair besluit plaats indien een ontvankelijk bezwaar leidt tot een intrekking of wijziging van het primaire besluit.
In de e-mail van de communicatieadviseur van 18 april 2013 staat vermeld dat [appellant] daarbij antwoord op de vragen, zoals gesteld in de e-mail van 25 maart 2013, ontvangt. Voorts staat in de e-mail vermeld dat de gemeente Gennep over het door [appellant] ingediende bezwaarschrift verder met zijn gemachtigde contact zal onderhouden. De e-mail van 18 april 2013 geeft, zoals de gemachtigde van [appellant] ter zitting ook heeft onderkend, dus slechts antwoord op de door [appellant] aan de communicatieadviseur gestelde vragen en is geen inhoudelijke reactie van de zijde van het college op het door hem op 15 april 2013 ingediende bezwaarschrift. De e-mail is derhalve geen besluit op bezwaar.
Gelet op het vooroverwogene beoogde de communicatieadviseur van de gemeente Gennep met de e-mail evenmin om daarmee, los van de bezwarenprocedure, rechtsgevolgen strekkende tot herroeping van het besluit van 5 maart 2013 tot stand te brengen. De e-mail van 18 april 2013 is derhalve geen besluit tot herroeping van het besluit van 5 maart 2013 in de zin van artikel 1:3, eerste lid, van de Awb. Het college behoefde geen aanleiding te zien de kosten van het bezwaar te vergoeden. De rechtbank is tot hetzelfde oordeel gekomen.
Het betoog faalt.
4. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. F.C.M.A. Michiels, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. E.D.A.M. Zegveld, griffier.
w.g. Michiels w.g. Zegveld
lid van de enkelvoudige kamer griffier
Uitgesproken in het openbaar op 14 januari 2015
43-819.