201406237/1/A1.
Datum uitspraak: 18 februari 2015
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te Leiden,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 18 juni 2014 in zaak nr. 13/6095 in het geding tussen:
[appellant]
en
het college van burgemeester en wethouders van Leiden.
Procesverloop
Bij besluit van 25 januari 2013 heeft het college aan [vergnninghouder] een omgevingsvergunning verleend voor het plaatsen van een dakopbouw op de woning op het perceel [locatie 1] te Leiden.
Bij besluit van 11 juni 2013 heeft het college het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar niet-ontvankelijk verklaard.
Bij uitspraak van 18 juni 2014 heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 9 februari 2015, waar [appellant], bijgestaan door mr. J.M. Stevers, advocaat te Leiden, en het college, vertegenwoordigd door mr. I.S. van der Spek, bijgestaan door A. Gelderblom, beiden werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
Overwegingen
1. Het bouwplan voorziet in een dakopbouw waardoor op de woning een tweede verdieping wordt gerealiseerd. De voorzijde van de dakopbouw loopt schuin naar achteren en aan de achterzijde wordt de woning rechtgetrokken vanaf de eerste verdieping.
2. De rechtbank heeft geoordeeld dat het bezwaar van [appellant] door het college terecht niet-ontvankelijk is verklaard, omdat [appellant] geen belanghebbende is als bedoeld in artikel 1:2, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) bij het besluit van 25 januari 2013.
3. [appellant] betoogt dat de rechtbank aldus niet heeft onderkend dat hij belanghebbende is bij het besluit van het college van 25 januari 2013.
[appellant] voert daartoe onder meer aan dat vanuit zijn perceel dat is gelegen aan de [locatie 2], direct zicht bestaat op de - inmiddels gerealiseerde - dakopbouw.
3.1. Niet in geschil is dat de dakopbouw zich binnen 100 m van het perceel van [appellant] bevindt. Verder blijkt uit een door het college overgelegde foto dat vanuit een deel van dat perceel zicht bestaat op de dakopbouw. Onder deze omstandigheden is [appellant] belanghebbende bij het besluit van 25 januari 2013. Dit betekent dat het college het bezwaar van [appellant] ten onrechte niet-ontvankelijk heeft verklaard. De rechtbank heeft dat niet onderkend.
Het betoog slaagt.
4. Het hoger beroep is gegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd. Doende hetgeen de rechtbank zou behoren te doen, zal de Afdeling het bij de rechtbank ingestelde beroep tegen het besluit van 11 juni 2013 alsnog gegrond verklaren en dat besluit wegens strijd met artikel 1:2, eerste lid, van de Awb vernietigen.
5. Het college dient op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. verklaart het hoger beroep gegrond;
II. vernietigt de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 18 juni 2014 in zaak nr. 13/6095;
III. verklaart het bij de rechtbank ingestelde beroep gegrond;
IV. vernietigt het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Leiden van 11 juni 2013, kenmerk 2013-3384;
V. veroordeelt het college van burgemeester en wethouders van Leiden tot vergoeding van bij [appellant] in verband met de behandeling van het beroep en het hoger beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 1.977,58 (zegge: negentienhonderdzevenenzeventig euro en achtenvijftig cent), waarvan € 1.954,00 is toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;
VI. gelast dat het college van burgemeester en wethouders van Leiden aan [appellant] het door hem betaalde griffierecht ten bedrage van € 406,00 (zegge: vierhonderdzes euro) voor de behandeling van het beroep en het hoger beroep vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. S.F.M. Wortmann, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. D.L. Bolleboom, griffier.
w.g. Wortmann w.g. Bolleboom
lid van de enkelvoudige kamer griffier
Uitgesproken in het openbaar op 18 februari 2015
543.