201405708/1/A3.
Datum uitspraak: 18 februari 2015
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Zevenhuizerplassailing B.V., gevestigd te Rotterdam,
appellante,
tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 11 juni 2014 in zaak nr. 13/6588 in het geding tussen:
Zevenhuizerplassailing
en
het dagelijks bestuur van het recreatieschap Rottemeren.
Procesverloop
Bij besluit van 15 april 2013 heeft het Recreatieschap een aanvraag van Zevenhuizerplassailing voor het verlenen van ontheffing voor het varen met een motorvaartuig in de Zevenhuizerplas, afgewezen.
Bij besluit van 2 oktober 2013 heeft het Recreatieschap het door Zevenhuizerplassailing daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 11 juni 2014 heeft de rechtbank het door Zevenhuizerplassailing daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft Zevenhuizerplassailing hoger beroep ingesteld.
Het Recreatieschap heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 24 december 2014, waar Zevenhuizerplassailing, vertegenwoordigd door P. Verboon, en het Recreatieschap, vertegenwoordigd door [gemachtigde], werkzaam bij het Recreatieschap, zijn verschenen.
Overwegingen
1. Volgens artikel 2, eerste lid, van de Gemeenschappelijke regeling recreatiegebied Rottemeren vormen de provincie Zuid-Holland en de gemeenten Rotterdam, Bergschenhoek, Bleiswijk en Zevenhuizen een rechtspersoonlijkheid bezittend lichaam, genaamd Recreatieschap Rottemeren, dat is gevestigd te 's-Gravenhage.
Volgens het derde lid heeft het Recreatieschap binnen het gebied tot taak in onderlinge samenhang:
a. het behartigen van de bovengemeentelijke belangen van de openluchtrecreatie;
b. het behartigen van de belangen van de natuurbescherming;
c. het bewaren en bevorderen van het natuur- en landschapsschoon.
Volgens artikel 26 is het algemeen bestuur bevoegd ten behoeve van de uitoefening van de taak van het Recreatieschap verordeningen vast te stellen. Op overtreding van de bij of krachtens deze verordeningen gegeven voorschriften kan straf of bestuursdwang worden gesteld.
Volgens artikel 2.21, eerste lid, van de Algemene verordening Recreatieschap Rottemeren (hierna: de Verordening) is het, behoudens een ontheffing van het Recreatieschap, verboden in de openbare wateren aan, op of in vaartuigen motoren te hebben.
2. Het Recreatieschap heeft aan het besluit van 2 oktober 2013, waarbij de afwijzing van de aanvraag is gehandhaafd, ten grondslag gelegd dat het alleen ontheffing verleent aan hulpdiensten of voor kortdurende evenementen. Daarbij heeft het zich op het standpunt gesteld dat het beroep van Zevenhuizerplassailing op het gelijkheidsbeginsel niet slaagt. De door Zevenhuizerplassailing genoemde bedrijven Lake 7 en Eurosurfing beschikken, in tegenstelling tot Zevenhuizerplassailing, over een vaste vestigingsplaats dan wel een standplaatsvergunning aan de Zevenhuizerplas, aldus het Recreatieschap.
3. Zevenhuizerplassailing betoogt dat de rechtbank ten onrechte alleen heeft geoordeeld dat haar beroep op het gelijkheidsbeginsel onder verwijzing naar de aan Lake 7 verleende ontheffing niet slaagt. Hiertoe voert zij aan dat uit de door het Recreatieschap bij de rechtbank overgelegde stukken blijkt dat ook ontheffing is verleend aan Eurosurfing. Deze ontheffing is aan Eurosurfing verleend voor het geven van surfinstructies en voor noodgevallen, aldus Zevenhuizerplassailing. Nu zij ontheffing wil voor hetzelfde doel, heeft het Recreatieschap de afwijzing van de aanvraag gehandhaafd in strijd met het gelijkheidsbeginsel, aldus Zevenhuizerplassailing.
3.1. Het betoog is terecht voorgedragen, maar leidt niet tot vernietiging van de aangevallen uitspraak. Daartoe is van belang dat het Recreatieschap in het verweerschrift in hoger beroep heeft toegelicht dat voor het verlenen van ontheffing een vaste vestigingsplaats aan de Zevenhuizerplas is vereist, waarover Eurosurfing, in tegenstelling tot Zevenhuizerplassailing, beschikt. Voorts is ontheffing aan Eurosurfing verleend op 13 december 1988, toen er nog weinig activiteiten op de Zevenhuizerplas plaatsvonden. Inmiddels vinden er meer activiteiten plaats en is het beleid inzake het verlenen van ontheffing gewijzigd. Zo wordt thans uitdrukkelijk in een ontheffing vermeld dat het varen met een motorvaartuig alleen mag in noodgevallen, zoals ook is vermeld in de aan Lake 7 verleende ontheffing. Gelet op de door het Recreatieschap gegeven toelichting, bestaat geen grond voor het oordeel dat het besluit van 2 oktober 2013 is genomen in strijd met het gelijkheidsbeginsel en het daarom moet worden vernietigd.
Het betoog faalt.
4. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak moet, met verbetering van de gronden waarop deze rust, worden bevestigd.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. C.H.M. van Altena, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M.J.C. Beerse, griffier.
w.g. Van Altena w.g. Beerse
lid van de enkelvoudige kamer griffier
Uitgesproken in het openbaar op 18 februari 2015
382-816.