ECLI:NL:RVS:2015:45

Raad van State

Datum uitspraak
14 januari 2015
Publicatiedatum
14 januari 2015
Zaaknummer
201403494/1/A1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen omgevingsvergunning voor aanleg fietspad in agrarisch gebied

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een appellant tegen de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Overijssel, die op 1 april 2014 een eerder besluit van het college van burgemeester en wethouders van Wierden heeft vernietigd. Het college had op 24 september 2013 een omgevingsvergunning verleend voor de aanleg van een betonnen fietspad op percelen langs de Regge in Enter. De appellant, wonend in de gemeente Wierden, was het niet eens met deze vergunning en had bezwaar gemaakt, dat door het college ongegrond werd verklaard. De voorzieningenrechter oordeelde echter dat het besluit van het college in strijd was met de Algemene wet bestuursrecht en vernietigde dit besluit, maar liet de rechtsgevolgen in stand.

De appellant ging in hoger beroep, waarbij hij aanvoerde dat het fietspad in strijd is met de bestemmingen die op de percelen rusten volgens het bestemmingsplan "Buitengebied 2009". Hij betoogde dat de aanleg van het fietspad niet in overeenstemming is met de agrarische bestemmingen en dat de voorzieningenrechter dit ten onrechte niet heeft erkend. De Raad van State heeft de zaak behandeld op 5 november 2014, waarbij de appellant werd vertegenwoordigd door mr. F.J.M. Kobossen en het college door L. Pak. De Raad van State oordeelde dat de voorzieningenrechter terecht had overwogen dat het fietspad in overeenstemming is met het bestemmingsplan, omdat fietspaden zijn toegestaan op de agrarische gronden en de bestemming "Bos". De Raad van State bevestigde de uitspraak van de voorzieningenrechter en verklaarde het hoger beroep ongegrond. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.

Uitspraak

201403494/1/A1.
Datum uitspraak: 14 januari 2015
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellanten], beiden wonend te [woonplaats], gemeente Wierden, (hierna tezamen in enkelvoud: [appellant]),
tegen de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Overijssel van 1 april 2014 in zaken nrs. 14/542 en 14/407 in het geding tussen:
[appellant]
en
het college van burgemeester en wethouders van Wierden.
Procesverloop
Bij besluit van 24 september 2013 heeft het college aan de Dienst Landelijk Gebied omgevingsvergunning verleend voor het aanleggen van een betonnen fietspad op de percelen langs de Regge tussen de Kartelaarsdijk en de Stokreefsweg te Enter, kadastraal bekend gemeente Wierden, sectie D, nummers 4334, 4663, 4664, 5361, 3377, 3494, 4441, 4692, 4904, 4633 en 4538 (hierna: de percelen).
Bij besluit van 10 februari 2014 heeft het college het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 1 april 2014 heeft de voorzieningenrechter het door [appellant] daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard, het besluit van 10 februari 2014 vernietigd en de rechtsgevolgen daarvan in stand gelaten. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 5 november 2014, waar [appellant], vertegenwoordigd door mr. F.J.M. Kobossen, en het college, vertegenwoordigd door L. Pak, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
Overwegingen
1. Op de percelen rust ingevolge het bestemmingsplan "Buitengebied 2009" deels de bestemming "Agrarisch met waarden - Landschap", deels de bestemming "Agrarisch met waarden - Landschap en Natuur" en deels de bestemming "Bos".
Ingevolge artikel 7.1, aanhef en onder h, van de planregels zijn de op de plankaart voor "Agrarisch met waarden - Landschap" aangewezen gronden bestemd voor voorzieningen ten behoeve van extensief recreatief medegebruik, zoals onverharde en (half)verharde wandel-, fiets- en ruiterpaden.
Ingevolge artikel 8.1, aanhef en onder j, zijn de op de plankaart voor "Agrarisch met waarden - Landschap en Natuur" aangewezen gronden bestemd voor voorzieningen ten behoeve van extensief recreatief medegebruik, zoals onverharde en (half)verharde wandel-, fiets- en ruiterpaden.
Ingevolge artikel 12.1, aanhef en onder e, zijn de op de plankaart voor "Bos" aangewezen gronden bestemd voor voorzieningen ten behoeve van extensief recreatief medegebruik, zoals wandel-, fiets- en ruiterpaden.
Ingevolge artikel 7.7.1, 8.7.1 en 12.4.1 is het verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) de in de Bijlage 1 genoemde werken of werkzaamheden uit te voeren, indien en voor zover bij de van toepassing zijnde bestemming een "A" is vermeld.
Ingevolge artikel 7.7.3, 8.7.3 en 12.4.3 is van strijdig gebruik als bedoeld in artikel 3.16, eerste lid, onder a, van de Wro (lees: artikel 2.11, eerste lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht) geen sprake indien de waarden van deze gronden niet onevenredig worden geschaad, dan wel de mogelijkheid voor het herstel van die waarden niet onevenredig worden verkleind.
In Bijlage 1 wordt onder meer genoemd het aanleggen van (half-)verharde recreatieve paden en voorzieningen van 200 m² en is bij de in geding zijnde bestemmingen een A (=aanlegvergunning noodzakelijk) vermeld.
2. De voorzieningenrechter heeft het besluit van 10 februari 2014 wegens strijd met artikel 7:2, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht vernietigd en heeft vervolgens de rechtsgevolgen van dit besluit in stand gelaten.
3. [appellant] betoogt dat de voorzieningenrechter de rechtsgevolgen van het besluit van 10 februari 2014 ten onrechte in stand heeft gelaten. Daartoe voert hij aan dat de voorzieningenrechter heeft miskend dat het voorziene verharde fietspad in strijd is met de ingevolge het bestemmingsplan op de percelen rustende bestemmingen. [appellant] voert aan dat bebouwingsvoorschriften en aanlegvoorschriften in relatie tot de bestemming dienen te worden gelezen en daaraan geen zelfstandige betekenis los van de bestemming en het beoogde doel van de planwetgever kan worden toegekend. Het voorziene fietspad heeft volgens [appellant] niets van doen met bestemming "Agrarisch met waarden - Landschap", de bestemming "Agrarisch met waarden - Landschap en Natuur" of de bestemming "Bos". Wandel-, fiets- en ruiterpaden kunnen alleen dienen ten behoeve van extensief recreatief medegebruik en een zodanige situatie doet zich niet voor, gelet op de situering van het fietspad, aldus [appellant]. [appellant] wijst in dit kader op de uitspraak van 17 september 2003 in zaak nr. 200301398/1. [appellant] wijst in dit kader verder op het in het bestemmingsplan gemaakte onderscheid tussen verharde en onverharde fietspaden, hetgeen volgens hem zijn betoog ondersteunt.
3.1. Het college heeft omgevingsvergunning verleend voor een op de percelen gelegen verhard fietspad. Ingevolge de artikelen 7.1, aanhef en onder h, 8.1, aanhef en onder j, en 12.1, aanhef en onder e, van de planregels zijn op gronden met de op de percelen rustende bestemmingen "Agrarisch met waarden - Landschap", "Agrarisch met waarden - Landschap en Natuur" en "Bos" fietspaden toegestaan. De enkele omstandigheid dat in artikel 7.1, aanhef en onder h, en artikel 8.1, aanhef en onder j, van de planregels een onderscheid wordt gemaakt in onverharde en (half)verharde wandel-, fiets- en ruiterpaden en dit onderscheid niet wordt gemaakt in artikel 12.1, aanhef en onder e, van de planregels, brengt niet met zich dat op de bestemming "Bos" geen verhard fietspad zou zijn toegestaan. De voorzieningenrechter heeft dan ook terecht overwogen dat het voorziene fietspad in overeenstemming is met het bestemmingsplan "Buitengebied 2009". De enkele stelling van [appellant] dat het voorziene fietspad gezien de situering niet dient ten behoeve van extensief recreatief medegebruik is onvoldoende voor een ander oordeel. Hierbij wordt in aanmerking genomen dat een fietspad in de planregels is genoemd als voorbeeld van een voorziening ten behoeve van extensief recreatief medegebruik. De door [appellant] in dit kader gemaakte vergelijking met de uitspraak van de Afdeling van 17 september 2003 gaat niet op. In die zaak betrof het een toegangspad dat niet ten dienste stond van de op het perceel rustende agrarische bestemming, terwijl in het onderhavige geval in de planregels voor de agrarische bestemmingen en de bestemming "Bos" expliciet is bepaald dat fietspaden zijn toegestaan.
Het betoog faalt.
4. [appellant] heeft voor het overige volstaan met verwijzing naar hetgeen hij in beroep heeft aangevoerd. Hij heeft niet toegelicht waarom de desbetreffende overwegingen van de voorzieningenrechter onjuist, dan wel onvolledig zijn. Het aangevoerde kan daarom evenmin tot vernietiging van de aangevallen uitspraak leiden.
5. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. A.W.M. Bijloos, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M. Kos, griffier.
w.g. Bijloos w.g. Kos
lid van de enkelvoudige kamer griffier
Uitgesproken in het openbaar op 14 januari 2015
580.