ECLI:NL:RVS:2015:429

Raad van State

Datum uitspraak
18 februari 2015
Publicatiedatum
18 februari 2015
Zaaknummer
201401080/2/A4
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • Y.E.M.A. Timmerman-Buck
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vergunningverlening voor vervanging van klinkers op inspectiepad

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van [appellant A] en Roroships B.V. tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 18 december 2013. De rechtbank had eerder de beroepen van appellanten tegen besluiten van het dagelijks bestuur van waterschap Brabantse Delta ongegrond verklaard. Deze besluiten betroffen de vergunningverlening voor het vervangen van de klinkers van het inspectiepad op percelen te Raamsdonksveer, verleend op 19 september 2012. Appellanten maakten bezwaar tegen deze vergunning, maar hun bezwaren werden door het dagelijks bestuur niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank bevestigde deze beslissing, waarop appellanten in hoger beroep gingen.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak behandeld op 5 augustus 2014. Tijdens deze zitting zijn zowel appellanten als het dagelijks bestuur vertegenwoordigd. De Afdeling heeft in een tussenuitspraak van 15 oktober 2014 het dagelijks bestuur opgedragen om binnen twaalf weken de geconstateerde gebreken in de eerdere besluiten te herstellen. Dit leidde tot nieuwe besluiten op 9 december 2014, waarin de bezwaren van appellanten alsnog ontvankelijk maar ongegrond werden verklaard.

De Afdeling heeft vastgesteld dat de besluiten van 9 december 2014 niet geheel tegemoetkwamen aan de appellanten, waardoor van rechtswege beroep is ontstaan. Appellanten hebben geen zienswijzen ingediend tegen deze besluiten, wat de Afdeling deed concluderen dat zij geen bezwaren hadden. Uiteindelijk heeft de Afdeling het hoger beroep gegrond verklaard, de eerdere uitspraak van de rechtbank vernietigd en de besluiten van het dagelijks bestuur van 11 en 13 februari 2013 vernietigd. Tevens is het dagelijks bestuur veroordeeld tot vergoeding van proceskosten en griffierechten aan appellanten.

Uitspraak

201401080/2/A4.
Datum uitspraak: 18 februari 2015
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant A] en de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Roroships B.V., wonend onderscheidenlijk gevestigd te Raamsdonksveer, gemeente Geertruidenberg,
appellanten,
tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 18 december 2013 in zaken nrs. 13/2183 en 13/2185 in het geding tussen:
[appellant A] en Roroships B.V.
en
het dagelijks bestuur van het waterschap Brabantse Delta.
Procesverloop
Bij besluit van 19 september 2012 heeft het dagelijks bestuur aan [vergunninghouder A] en [vergunninghouder B] krachtens de Keur waterschap Brabantse Delta een vergunning verleend voor het vervangen van de klinkers van het inspectiepad op de percelen [locatie 1] en [locatie 2] te Raamsdonksveer.
Bij besluiten van 11 februari 2013 en 13 februari 2013 heeft het dagelijks bestuur de daartegen door [appellant A] en Roroships B.V. afzonderlijk gemaakte bezwaren niet-ontvankelijk verklaard.
Bij uitspraak van 18 december 2013 heeft de rechtbank de door [appellant A] en Roroships B.V. daartegen ingestelde beroepen ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak hebben [appellant A] en Roroships B.V. hoger beroep ingesteld.
Het dagelijks bestuur heeft een verweerschrift ingediend.
[vergunninghouder A] en [vergunninghouder B] hebben een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
[appellant A] en Roroships B.V. hebben nadere stukken ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 5 augustus 2014, waar [appellant A] en mr. J.W. Verhoeven, advocaat te Breda, beiden mede namens Roroships B.V., en het dagelijks bestuur, vertegenwoordigd door mr. J.L.W. Huijsmans en ing. J.B. Klaasen, beiden werkzaam bij het waterschap, zijn verschenen. Voorts zijn ter zitting [vergunninghouder A] en [vergunninghouder B], vertegenwoordigd door mr. S. van Hengel, advocaat te Etten-Leur, als partij gehoord.
Bij tussenuitspraak van 15 oktober 2014 in zaak nr. 201401080/1/A4 heeft de Afdeling het dagelijks bestuur opgedragen om binnen twaalf weken na de verzending van de tussenuitspraak de daarin geconstateerde gebreken in de besluiten van 11 februari 2013 en 13 februari 2013 te herstellen. Deze tussenuitspraak is aangehecht.
Bij onderscheidenlijke besluiten van 9 december 2014 heeft het dagelijks bestuur de besluiten van 11 februari 2013 en 13 februari 2013 gewijzigd.
Partijen zijn in de gelegenheid gesteld tot en met 14 januari 2015 hun zienswijzen over de wijze waarop de in de tussenuitspraken geconstateerde gebreken in de besluiten van 11 februari 2013 en 13 februari 2013 zijn hersteld naar voren te brengen.
[vergunninghouder A] en [vergunninghouder B] hebben zienswijzen naar voren gebracht.
De Afdeling heeft bepaald dat een nadere zitting achterwege blijft. Vervolgens heeft de Afdeling het onderzoek gesloten.
Overwegingen
1. De Afdeling heeft in de tussenuitspraak overwogen dat de bezwaren van [appellant A] en Roroships B.V. tegen de bij het besluit van 19 september 2012 verleende vergunning bij de besluiten van 11 februari 2013 en 13 februari 2013 ten onrechte niet-ontvankelijk zijn verklaard. De Afdeling heeft het dagelijks bestuur in de tussenuitspraak opgedragen om binnen twaalf weken na verzending van die uitspraak nieuwe besluiten op de bezwaren van [appellant A] en Roroships B.V. te nemen.
2. Bij besluiten van 9 december 2014 heeft het dagelijks bestuur de besluiten van 11 februari 2013 en 13 februari 2013 gewijzigd door de bezwaren van [appellant A] en Roroships B.V. alsnog ontvankelijk doch ongegrond te verklaren. [vergunninghouder A] en [vergunninghouder B] hebben in hun zienswijzen te kennen gegeven zich te kunnen verenigen met de besluiten van 9 december 2014.
3. De Afdeling stelt vast dat met de besluiten van 9 december 2014 niet geheel aan [appellant A] en Roroships B.V. is tegemoetgekomen, zodat hiertegen van rechtswege beroep is ontstaan als bedoeld in artikel 6:19, eerste lid, en artikel 6:24 van de Awb.
[appellant A] en Roroships B.V. hebben, hoewel zij daartoe in de gelegenheid zijn gesteld, geen zienswijzen over de besluiten van 9 december 2014 naar voren gebracht. Hieruit leidt de Afdeling af dat zij geen bezwaren hebben tegen de besluiten van 9 december 2014. De Afdeling zal de hiertegen van rechtswege ontstane beroepen van [appellant A] en Roroships B.V. ongegrond verklaren.
4. Gelet op hetgeen in de tussenuitspraak is overwogen, is het hoger beroep van [appellant A] en Roroships B.V. gegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd. Doende hetgeen de rechtbank zou behoren te doen, zal de Afdeling de beroepen van [appellant A] en Roroships B.V. tegen de besluiten van 11 februari 2013 en 13 februari 2013 gegrond verklaren en deze besluiten vernietigen.
5. Het dagelijks bestuur dient op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld. Deze zaak en de zaak nr. 201401082/2/A4 zijn daarbij aangemerkt als samenhangende zaken in de zin van artikel 3 van het Besluit proceskosten bestuursrecht. Samenhangende zaken worden voor de toekenning van een vergoeding voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand aangemerkt als één zaak. In elk van deze zaken zal dan ook de helft van de in aanmerking komende proceskosten worden vergoed.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. verklaart het hoger beroep gegrond;
II. vernietigt de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 18 december 2013 in zaken nrs. 13/2183 en 13/2185;
III. verklaart de bij de rechtbank ingestelde beroepen gegrond;
IV. vernietigt de besluiten van het dagelijks bestuur van het waterschap Brabantse Delta van 11 februari 2013, kenmerk 13UT001691, en 13 februari 2013, kenmerk 13UT001692;
V. verklaart de beroepen tegen de besluiten van het dagelijks bestuur van het waterschap Brabantse Delta van 9 december 2014 ongegrond;
VI. veroordeelt het dagelijks bestuur van het waterschap Brabantse Delta tot vergoeding van bij [appellant A] en de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Roroships B.V. in verband met de behandeling van de beroepen bij de rechtbank en het hoger beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 980,00 (zegge: negenhonderdtachtig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand, met dien verstande dat betaling aan een van hen bevrijdend werkt ten opzichte van de ander;
VII. gelast dat het dagelijks bestuur van het waterschap Brabantse Delta aan [appellant A] en de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Roroships B.V. het door hen betaalde griffierecht ten bedrage van € 478,00 (zegge: vierhonderdachtenzeventig euro) voor de behandeling van het hoger beroep vergoedt, met dien verstande dat betaling aan een van hen bevrijdend werkt ten opzichte van de ander;
VIII. gelast dat het dagelijks bestuur van het waterschap Brabantse Delta aan [appellant A] het door hem betaalde griffierecht ten bedrage van € 116,00 (zegge: honderdzestien euro) voor de behandeling van het beroep bij de rechtbank vergoedt;
IX. gelast dat het dagelijks bestuur van het waterschap Brabantse Delta aan de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Roroships B.V. het door haar betaalde griffierecht ten bedrage van € 318,00 (zegge: driehonderdachttien euro) voor de behandeling van het beroep bij de rechtbank vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. Y.E.M.A. Timmerman-Buck, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. R. van Heusden, griffier.
w.g. Timmerman-Buck w.g. Van Heusden
lid van de enkelvoudige kamer griffier Uitgesproken in het openbaar op 18 februari 2015
163-784.