ECLI:NL:RVS:2015:41

Raad van State

Datum uitspraak
14 januari 2015
Publicatiedatum
14 januari 2015
Zaaknummer
201403317/1/R1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Tussenuitspraak bestuurlijke lus
Rechters
  • P.J.J. van Buuren
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak over bestemmingsplan Heemskerkerduin en Noorddorp met betrekking tot bouwmogelijkheden en Natura 2000-gebied

Op 14 januari 2015 heeft de Raad van State een tussenuitspraak gedaan in een geschil over het bestemmingsplan "Heemskerkerduin en Noorddorp 2009, 1e herziening 2013". Dit bestemmingsplan, vastgesteld door de raad van de gemeente Heemskerk op 20 februari 2014, werd aangevochten door appellanten die zich verzetten tegen de bouwmogelijkheden die aan een natuurkampeerterrein waren toegekend. De appellanten stelden dat de raad ten onrechte de maximale oppervlakte voor aan- en uitbouwen, aangebouwde bijgebouwen en vrijstaande bijgebouwen bij een bedrijfswoning op 60 m² had vastgesteld, wat in totaal 120 m² zou toestaan binnen het bouwvlak. Ze voerden aan dat de gevolgen van deze bouwmogelijkheden voor het nabijgelegen Natura 2000-gebied "Noordhollands Duinreservaat" niet waren onderzocht.

De Raad van State oordeelde dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt had kunnen stellen dat het bestemmingsplan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. De Afdeling bestuursrechtspraak droeg de raad op om de gebreken in het besluit te herstellen en de gevolgen voor het Natura 2000-gebied in acht te nemen. De uitspraak benadrukte het belang van zorgvuldigheid bij de voorbereiding van bestemmingsplannen en de noodzaak om de effecten op beschermde natuurgebieden te onderzoeken. De raad werd ook opgedragen om de bestaande schuur op het perceel van appellante sub 1 als zodanig te bestemmen of aannemelijk te maken dat deze zal worden gesloopt.

De uitspraak bevatte ook een voorlopige voorziening die de bouwmogelijkheden voor aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij een bedrijfswoning schorste totdat de raad de nodige wijzigingen had doorgevoerd. De Raad van State benadrukte de noodzaak van een zorgvuldige afweging van belangen en de bescherming van natuurgebieden in het kader van ruimtelijke ordening.

Uitspraak

201403317/1/R1.
Datum uitspraak: 14 januari 2015
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Tussenuitspraak met toepassing van artikel 8:51d van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) in het geding tussen:
1. [appellante sub 1], gevestigd te Heemskerk,
2. [appellant sub 2] en anderen, allen wonend te Heemskerk,
en
de raad van de gemeente Heemskerk,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 20 februari 2014 heeft de raad het bestemmingsplan "Heemskerkerduin en Noorddorp 2009, 1e herziening 2013" vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben [appellante sub 1] en [appellant sub 2] en anderen beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
[appellante sub 1] heeft nadere stukken ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 25 november 2014, waar [appellante sub 1], vertegenwoordigd door I. Brouwer, bijgestaan door mr. C.H. Witte, en [appellant sub 2] en anderen, vertegenwoordigd door R.B. de Boer, zijn verschenen.
Overwegingen
Toetsingskader
1. Ingevolge artikel 8:51d van de Awb kan de Afdeling het bestuursorgaan opdragen een gebrek in het bestreden besluit te herstellen of te laten herstellen.
2. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan heeft de raad beleidsvrijheid om bestemmingen aan te wijzen en regels te geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De Afdeling toetst deze beslissing terughoudend. Dit betekent dat de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden beoordeelt of aanleiding bestaat voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. Voorts beoordeelt de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden of het bestreden besluit anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht.
Het beroep van [appellant sub 2] en anderen
Bouwmogelijkheden aan- en uitbouwen, aangebouwde bijgebouwen en vrijstaande bijgebouwen bij een bedrijfswoning binnen het bouwvlak
3. [appellant sub 2] en anderen richten zich tegen het plandeel ter plaatse van natuurkampeerterrein "De Berenweide" waaraan de bestemming "Recreatie - Verblijfsrecreatie" en de aanduiding "specifieke vorm van recreatie - natuurkampeerterrein" zijn toegekend. Zij betogen dat ten onrechte aan- en uitbouwen, aangebouwde bijgebouwen en vrijstaande bijgebouwen bij een bedrijfswoning zijn toegestaan. In dit kader wijzen zij op de maximaal toegestane oppervlakte voor aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen onderscheidenlijk vrijstaande bijgebouwen bij een bedrijfswoning binnen het bouwvlak en betogen dat die ten onrechte voor beide 60 m² is, waardoor opgeteld binnen het bouwvlak 120 m² voor aan- en uitbouwen, aangebouwde bijgebouwen en vrijstaande bijgebouwen bij een bedrijfswoning is toegestaan. In dit kader voeren zij aan dat de gevolgen van deze bouwmogelijkheden op het Natura 2000-gebied "Noordhollands Duinreservaat" niet zijn onderzocht.
3.1. De raad stelt dat per abuis de maximaal toegestane oppervlakte voor aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen 60 m² en de maximale oppervlakte voor vrijstaande bijgebouwen bij een bedrijfswoning 60 m² is. Volgens de raad heeft hij beoogd om 60 m² voor aan- en uitbouwen, aangebouwde bijgebouwen en vrijstaande bijgebouwen bij een bedrijfswoning tezamen in de planregels toe te staan.
3.2. Aan het plandeel ter plaatse van natuurkampeerterrein "De Berenweide" is de bestemming "Recreatie - Verblijfsrecreatie" en de aanduiding "specifieke vorm van recreatie - natuurkampeerterrein" toegekend.
Ingevolge artikel 6, lid 6.1.1, van de planregels zijn de voor "Recreatie - Verblijfsrecreatie" aangewezen gronden bestemd voor:
a. verblijfsrecreatieve voorzieningen;
b. ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van recreatie - natuurkampeerterrein": uitsluitend een natuurkampeerterrein;
d. bijbehorende voorzieningen zoals groen […] verharding […].
Ingevolge lid 6.1.2 zijn ten behoeve van het toegestane gebruik op en in deze gronden toegelaten:
a. gebouwen
Ingevolge lid 6.2.1, onder a, geldt dat gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zowel binnen als buiten het bouwvlak mogen worden gebouwd.
Ingevolge lid 6.2.1, onder d, geldt voor het bouwen van aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen een maximaal oppervlakte van 60 m² per bouwvlak. Voor het bouwen van vrijstaande bijgebouwen bij een bedrijfswoning geldt eveneens een maximaal oppervlakte van 60 m² per bouwvlak.
3.3. De Afdeling stelt vast dat ingevolge artikel 6, lid 6.2.1, onder d, van de planregels de maximaal toegestane oppervlakte voor aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen 60 m² per bouwvlak en de maximale oppervlakte voor vrijstaande bijgebouwen bij een bedrijfswoning eveneens 60 m² per bouwvlak is. Nu de raad stelt dat beoogd is om 60 m² voor aan- en uitbouwen, aangebouwde bijgebouwen en vrijstaande bijgebouwen bij een bedrijfswoning per bouwvlak in de planregels toe te staan, heeft hij zich in zoverre op een ander standpunt gesteld dan hij in het bestreden besluit heeft gedaan. Niet is gebleken dat gewijzigde omstandigheden hiertoe aanleiding hebben gegeven. Gelet op het voorgaande moet worden geoordeeld dat het bestreden besluit wat betreft dit onderdeel niet met de vereiste zorgvuldigheid is voorbereid.
Het betoog slaagt.
Natura 2000
3.4. De raad heeft aan het bestemmingsplan de "Analyse effecten natuurkampeerterrein De Berenweide op het ontwerp Natura 2000-gebied Noord-Hollands Duinreservaat", uitgevoerd door Oranjewoud (hierna: de Analyse) ten grondslag gelegd. Hierin zijn de effecten van de wijzigingen in het vorige bestemmingsplan "Heemskerkerduin en Noorddorp 2009", vastgesteld door de raad bij besluit van 2 juni 2010 (hierna: het bestemmingsplan "Heemskerkerduin en Noorddorp 2009") ten opzichte van het daarvoor geldende bestemmingsplan geanalyseerd. Als uitgangspunten van het bestemmingsplan "Heemskerkerduin en Noorddorp 2009" worden onder meer genoemd dat ten opzichte van het daarvoor geldende bestemmingsplan de toegestane oppervlakte van het sanitairgebouw tot een maximum van 100 m³ is verruimd. Voorts zijn twee trekkershutten van elk maximaal 28 m² toegestaan en is de maximale toegestane oppervlakte voor overige gebouwen 100 m². De conclusie is dat de minimale wijzigingen in het bestemmingsplan "Heemskerkerduin en Noorddorp 2009" niet resulteren in negatieve effecten op het omliggende ontwerp Natura 2000-gebied. Negatieve effecten op de natuurlijke kenmerken of kwaliteiten en de instandhoudingsdoelen van het ontwerp Natura 2000-gebied zijn uitgesloten.
3.5. Het plangebied ligt gedeeltelijk in en grenst gedeeltelijk aan het ontwerp Natura 2000-gebied "Noordhollands Duinreservaat". Dit gebied is opgenomen in de bij beschikking van de Europese Commissie van 7 december 2004 vastgestelde lijst van communautair belang als bedoeld in de richtlijn 92/43/EEG van de Raad van 21 mei 1992 inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna (PbEG L 206) (hierna: de Habitatrichtlijn). Voor dit gebied heeft een ontwerpbesluit tot aanwijzing als speciale beschermingszone in de zin van de Habitatrichtlijn ter inzage gelegen.
3.6. Ingevolge artikel 19j, eerste lid, onder a, van de Natuurbeschermingswet 1998 (hierna: Nbw 1998) houdt een bestuursorgaan bij het nemen van een besluit tot het vaststellen van een plan dat, gelet op de instandhoudingsdoelstelling voor een Natura 2000-gebied, de kwaliteit van de natuurlijke habitats en de habitats van soorten in dat gebied kan verslechteren of een significant verstorend effect kan hebben op de soorten waarvoor het gebied is aangewezen, ongeacht de beperkingen die terzake in het wettelijke voorschrift waarop het berust, zijn gesteld, rekening met de gevolgen die het plan kan hebben voor het gebied.
Ingevolge het tweede lid maakt het bestuursorgaan voor plannen als bedoeld in het eerste lid, die niet direct verband houden met of nodig zijn voor het beheer van een Natura 2000-gebied maar die afzonderlijk of in combinatie met andere plannen of projecten significante gevolgen kunnen hebben voor het desbetreffende gebied, alvorens het plan vast te stellen een passende beoordeling van de gevolgen voor het gebied waarbij rekening wordt gehouden met de instandhoudingsdoelstelling van dat gebied.
3.7. De raad heeft beoogd 60 m² per bouwvlak voor aan- en uitbouwen, aangebouwde bijgebouwen en vrijstaande bijgebouwen bij een bedrijfswoning tezamen toe te staan. Ingevolge artikel 6, lid 6.2.1, onder a, van de planregels geldt echter dat gebouwen zowel binnen als buiten het bouwvlak mogen worden gebouwd. Ingevolge lid 6.2.1, onder d, van de planregels worden alleen beperkingen gesteld aan de maximale oppervlakte binnen het bouwvlak. De maximale oppervlakte buiten het bouwvlak is derhalve niet beperkt. Hierdoor is - anders dan de raad wellicht heeft beoogd - buiten het bouwvlak het bouwen van aan- en uitbouwen, aangebouwde bijgebouwen en vrijstaande bijgebouwen bij een bedrijfswoning onbegrensd mogelijk. Noch in het verweerschrift, noch ter zitting is duidelijk geworden of de gevolgen voor het ontwerp Natura 2000-gebied "Noordhollands Duinreservaat" door deze bouwmogelijkheden zijn onderzocht. In de Analyse is de maximaal toegestane oppervlakte voor aan- en uitbouwen, aangebouwde bijgebouwen en vrijstaande bijgebouwen bij een bedrijfswoning niet betrokken. Op het bestreden plandeel zijn ingevolge artikel 6, lid 6.1.2, van de planregels ruime gebruiksmogelijkheden voor aan- en uitbouwen, aangebouwde bijgebouwen en vrijstaande bijgebouwen bij een bedrijfswoning toegestaan ten behoeve van de in lid 6.1.1 genoemde doeleinden. Gelet op het voorgaande staat niet vast dat op voorhand op grond van objectieve gegevens is uitgesloten dat significante gevolgen kunnen optreden voor het ontwerp Natura 2000-gebied "Noordhollands Duinreservaat". Het bestreden besluit is in zoverre ontoereikend gemotiveerd.
Begrenzing kampeerterrein
4. [appellant sub 2] en anderen richten zich voorts tegen drie plandelen waaraan in het bestemmingsplan "Heemskerkerduin en Noorddorp 2009" de bestemming "Natuur" was toegekend en in het onderhavige bestemmingsplan de bestemming "Recreatie - Verblijfsrecreatie" is toegekend. [appellant sub 2] en anderen stellen dat het bestemmingsplan in zoverre afwijkt van het raadsbesluit, nu de raad in het raadsbesluit stelt dat het bestemmingsplan alleen op die onderdelen is herzien die door de Afdeling in de uitspraak van 7 december 2011, met zaak nr. 201000412/1/R1 zijn vernietigd. Voorts betogen [appellant sub 2] en anderen dat de plangrens ten onrechte deels over Natura 2000-gebied loopt. Ook betogen [appellant sub 2] en anderen dat de plangrens van de bestemming "Recreatie - Verblijfsrecreatie" ten onrechte niet conform de feitelijke situatie is vastgesteld. Over het in het noorden gelegen plandeel hebben [appellant sub 2] en anderen ter zitting toegelicht dat dit gebied feitelijk in gebruik is als bosgebied. Voorts vrezen [appellant sub 2] en anderen voor de aanleg van een toegangsweg ter plaatse van het middelste plandeel.
4.1. De raad voert aan dat de begrenzing van het natuurkampeerterrein in overeenstemming is met de feitelijke situatie en de huurovereenkomst.
4.2. In het vaststellingsbesluit staat dat de raad heeft besloten het plan uitsluitend vast te stellen voor de onderdelen die door de Raad van State zijn bevolen, alsmede die betrekking hebben op de percelen Strengweg 18/20 en Noorddorperweg 10. In de beslissing van de uitspraak van 7 december 2011, met zaak nr. 201000412/1/R1 staat dat het plandeel met de bestemming "Recreatie - Verblijfsrecreatie" met de aanduiding "specifieke vorm van recreatie - natuurkampeerterrein" voor het natuurkampeerterrein "De Berenweide" is vernietigd. Aan enkele plandelen grenzend aan het natuurkampeerterrein "De Berenweide" waaraan in het bestemmingsplan "Heemskerkerduin en Noorddorp 2009" een andere bestemming, namelijk de bestemming "Natuur" was toegekend, zijn echter in het onderhavige bestemmingsplan de bestemming "Recreatie - Verblijfsrecreatie" toegekend. De verbeelding komt derhalve in zoverre niet overeen met de overwegingen in het besluit tot vaststelling van het plan. Het bestreden besluit is in zoverre vastgesteld in strijd met de rechtszekerheid.
Het betoog slaagt.
4.3. De Afdeling stelt vast dat van deze plandelen de plandelen gelegen in het noorden en midden in ieder geval gedeeltelijk in het Natura 2000-gebied "Noordhollands Duinreservaat" liggen. Van het plandeel in het westen is niet uitgesloten dat dit in het Natura 2000-gebied "Noordhollands Duinreservaat" ligt.
Gelet op hetgeen is overwogen in 3.8 staat ook met betrekking tot de bouwmogelijkheden ter plaatse van de bestreden plandelen niet op voorhand vast dat op grond van objectieve gegevens is uitgesloten dat significante gevolgen kunnen optreden voor het Natura 2000-gebied "Noordhollands Duinreservaat".
Hetzelfde geldt voor de ingevolge artikel 6, lid 6.1.1, van de planregels toegestane gebruiksmogelijkheden. Het bestreden besluit is in zoverre ontoereikend gemotiveerd.
Het betoog slaagt.
4.4. De raad heeft gesteld dat de begrenzing van het natuurkampeerterrein in overeenstemming is met de feitelijke situatie en de huurovereenkomst. Ter zitting hebben [appellant sub 2] en anderen echter aannemelijk gemaakt dat de gronden thans niet in gebruik zijn voor het natuurkampeerterrein. Gelet hierop is het bestreden besluit ook in zoverre ontoereikend gemotiveerd.
Het betoog slaagt.
4.5. Voor zover [appellant sub 2] en anderen vrezen voor een toegangsweg in de nabijheid van hun woningen overweegt de Afdeling als volgt. Ingevolge artikel 6, lid 6.1.1, onder d, zijn ook ter plaatse van het middelste plandeel verhardingen toegestaan. Het gebruik van deze gronden voor de aanleg van een toegangsweg is derhalve niet uitgesloten. De raad heeft niet toegelicht waarom dit is toegestaan. Dit klemt te meer wegens de gevolgen die de aanleg van een toegangsweg kan hebben voor het woon- en leefklimaat van [appellant sub 2] en anderen. Gelet hierop is het bestreden besluit ook in zoverre ontoereikend gemotiveerd.
Het betoog slaagt.
Het beroep van [appellante sub 1]
5. [appellante sub 1] richt zich tegen het plandeel ter plaatse van het perceel [locatie] met de bestemming "Wonen". Zij wil een bouwvlak te grootte van de bestaande schuur zodat ze deze kan verbouwen naar een hobbykas. Zij voert aan dat deze schuur op het perceel ten onrechte niet als zodanig is bestemd, terwijl de schuur legaal is opgericht en zij niet voornemens is om de schuur te verwijderen.
5.1. De raad stelt dat hij een hobbykas ter plaatse van het bestreden plandeel ongewenst vindt. De raad voert in dit kader aan dat ten opzichte van het vorige bestemmingsplan een deel van de voormalige agrarische bebouwing is omgezet naar een woonfunctie en dat de raad niet alle voormalige agrarische bebouwing naar bebouwing behorend bij een woonfunctie wil omzetten. De raad stelt dat hij bijgebouwen van de omvang van de schuur ongewenst vindt. De raad voert aan dat tijdens de zitting bij de Afdeling over het bestemmingsplan "Heemskerkerduin en Noorddorp 2009" door [appellante sub 1] is aangegeven dat [appellante sub 1] voornemens was om de voorste schuur te verbouwen en de achterste schuur te slopen. Tegen deze achtergrond is door de raad toegezegd om de voorste schuur als garage te bestemmen en heeft de raad de achterste schuur niet al zodanig bestemd.
5.2. Aan het plandeel ter plaatse van de achterste schuur op het perceel [locatie] is de bestemming "Wonen" toegekend.
Ingevolge artikel 7, lid 7.1.2, van de planregels zijn ten behoeve van het toegestane gebruik toegelaten:
b. aan- en uitbouwen en bijgebouwen;
Ingevolge lid 7.2.1 gelden voor het bouwen van gebouwen de volgende bepalingen:
h. […] alle gebouwde aan- en uitbouwen en bijgebouwen en overkappingen mogen tezamen niet meer dan 50% van de oppervlakte van het bouwperceel in beslag nemen, met een maximum van 60 m², met dien verstande dat: voor kavels met een oppervlakte van meer dan 600 m² dit maximum 10% mag bedragen van de oppervlakte van de kavel, maar niet meer dan 90 m².
Ingevolge artikel 21, lid 21.2, luidt voor bouwwerken het overgangsrecht als volgt:
a. een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
2. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan;
b. het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van dit lid, onder a, een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in dit lid, onder a, met maximaal 10%;
c. dit lid, onder a, is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
5.3. De achterste schuur op het perceel [locatie] is in het bestemmingsplan niet als zodanig bestemd en is daarmee onder het in artikel 21, lid 21.2, van de planregels opgenomen overgangsrecht gebracht. [appellante sub 1] heeft onweersproken gesteld dat de schuur met een bouwvergunning is opgericht. De Afdeling overweegt dat een bestaand legaal bouwwerk in beginsel bij de vaststelling van een bestemmingsplan als zodanig dient te worden bestemd. Bestaande legale bebouwing kan - hier niet aan de orde zijnde uitzonderingen daargelaten - uitsluitend onder het overgangsrecht worden gebracht indien aannemelijk is dat de bebouwing binnen de planperiode zal worden verwijderd.
In de uitspraak van 7 december 2011, met zaak nr. 201000412/1/R1 staat dat [appellante sub 1] de voorste schuur wil verbouwen, zodat het als garage bij de woning op het perceel [locatie] gebruikt kan worden, en de achterste schuur wil slopen. Hieruit kan niet zonder meer worden afgeleid dat de schuur door [appellante sub 1] zal worden gesloopt. Niet in geschil is dat in de bouwvergunning voor de verbouwing van de voorste schuur de sloop van de achterste schuur niet als voorwaarde is opgenomen. De raad heeft geen gegevens overgelegd waaruit blijkt dat de sloop van de schuur anderszins kan worden afgedwongen.
Gelet op het vorenstaande geeft hetgeen [appellante sub 1] heeft aangevoerd aanleiding voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het bestemmingsplan in zoverre strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening.
Het betoog slaagt.
Conclusie
6. In hetgeen [appellant sub 2] en anderen hebben aangevoerd ziet de Afdeling aanleiding voor het oordeel dat het bestreden besluit voor zover dat ziet op artikel 6, lid 6.2.1, onder d, voor zover betrekking hebbend op aan- en uitbouwen, aangebouwde en vrijstaande bijgebouwen bij een bedrijfswoning, is genomen in strijd met artikel 3:2 van de Awb. Het bestreden besluit voor zover dat ziet op lid 6.2.1, onder a, is genomen in strijd met artikel 3:46 van de Awb. Voorts is het bestreden besluit voor zover dat ziet op plandelen met de bestemming "Recreatie" waaraan in het bestemmingsplan "Heemskerkerduin en Noorddorp 2009" de bestemming "Natuur" was toegekend, genomen in strijd met de rechtszekerheid en artikel 3:46 van de Awb.
In hetgeen [appellante sub 1] heeft aangevoerd ziet de Afdeling aanleiding voor het oordeel dat het bestreden besluit voor zover het betreft het plandeel met de bestemming "Wonen" ter plaatse van de achterste schuur op het perceel [locatie], is genomen in strijd met een goede ruimtelijke ordening.
Bestuurlijke lus
7. De Afdeling ziet in het belang bij een spoedige beëindiging van het geschil aanleiding de raad op de voet van artikel 8:51d van de Awb, op te dragen de gebreken in het bestreden besluit binnen de hierna te noemen termijn te herstellen.
De raad dient daartoe met inachtneming van 3.7 het plan te wijzigen door een andere planregeling vast te stellen voor aan- en uitbouwen, aangebouwde en vrijstaande bijgebouwen bij een bedrijfswoning, waarbij aan de eisen van artikel 19j van de Nbw wordt voldaan.
De raad dient voorts met inachtneming van 4.2 voor de daar bedoelde plandelen het plan opnieuw vast te stellen. Daarbij dient de raad met inachtneming van 4.3 de gevolgen voor het Natura 2000-gebied "Noordhollands Duinreservaat", met inachtneming van 4.4 de feitelijke situatie en met inachtneming van 4.5 de gevolgen van het mogelijk maken van een toegangsweg te betrekken.
Voorts dient de raad met inachtneming van 5.3 een andere planregeling vast te stellen waarbij de bestaande schuur als zodanig wordt bestemd, dan wel aannemelijk te maken dat de schuur zal worden gesloopt en daarvoor derhalve geen regeling in het plan behoeft te worden opgenomen. De raad dient wijzigingen van het besluit op de wettelijk voorgeschreven wijze bekend te maken, zonder dat daarbij toepassing behoeft te worden gegeven aan afdeling 3.4 van de Awb. De Afdeling ziet aanleiding om de na te melden voorlopige voorziening te treffen.
Proceskosten
8. In de einduitspraak zal worden beslist over de proceskosten en vergoeding van het betaalde griffierecht.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. draagt de raad van de gemeente Heemskerk op om binnen twintig weken na de verzending van deze tussenuitspraak:
- met inachtneming van overweging 7 het besluit van 20 februari 2014 tot het vaststellen van het bestemmingsplan "Heemskerkerduin en Noorddorp 2009, 1e herziening 2013" te herstellen en
- de Afdeling en de andere partijen de uitkomst mede te delen en de wijzigingen van het besluit op de voorgeschreven wijze bekend te maken;
II. treft de voorlopige voorziening dat artikel 6, lid 6.2.1, onder a en d, voor zover dit betreft aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen en vrijstaande bijgebouwen bij een bedrijfswoning wordt geschorst;
III. bepaalt dat de onder II. getroffen voorlopige voorziening vervalt op het moment van inwerkingtreding van de door de raad vastgestelde wijzigingen zoals bedoeld onder I.
Aldus vastgesteld door mr. P.J.J. van Buuren, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. B.C. Bošnjaković, griffier.
w.g. Van Buuren w.g. Bosnjakovic
lid van de enkelvoudige kamer griffier
Uitgesproken in het openbaar op 14 januari 2015
410-812.