201506636/3/R2.
Datum uitspraak: 25 november 2015
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het verzet (artikel 8:55 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb)) van:
[opposant], wonend te Henxel, gemeente Winterswijk,
opposant,
tegen de uitspraak van de Afdeling van 30 september 2015 in zaak nr. 201506636/2/R2.
Procesverloop
Bij uitspraak van 30 september 2015, in zaak nr. 201506636/2/R2, heeft de Afdeling na vereenvoudigde behandeling het beroep van [opposant] niet-ontvankelijk verklaard. De uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [opposant] verzet gedaan.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
Overwegingen
1. Verzet, als bedoeld in artikel 8:55 van de Awb, betreft uitsluitend de vraag of de Afdeling ten onrechte tot vereenvoudigde behandeling, dat wil zeggen zonder [opposant] te horen, is overgegaan wegens - in dit geval - de kennelijke niet-ontvankelijkheid van het beroep. ‘Kennelijk’ in artikel 8:54 van de Awb betekent dat over de uitkomst van de procedure in redelijkheid geen twijfel mogelijk is.
2. In de uitspraak, waarvan verzet, heeft de Afdeling het tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Winterswijk van 24 juni 2015 tot vaststelling van het wijzigingsplan "[locatie]" ingestelde beroep niet-ontvankelijk verklaard omdat [opposant] geen zienswijze tegen het ontwerpplan naar voren heeft gebracht. De Afdeling heeft daartoe overwogen dat de kennisgeving van de terinzagelegging van het ontwerpwijzigingsplan op de wettelijk voorgeschreven wijze is geschied en dat niet is gebleken van feiten of omstandigheden die maken dat het door [opposant] niet tijdig naar voren brengen van een zienswijze aan hem redelijkerwijs niet kan worden verweten.
3. [opposant] voert in verzet aan dat hij in de publicatie in het Gemeentenieuws van 4 mei 2015 het regeltje "Ontwerpwijzigingsplan '[locatie]'" onder het kopje "Ruimtelijke ordening" heeft gemist, zodat het naar voren brengen van een zienswijze hem niet kan worden tegengeworpen.
3.1. Voor zover [opposant] hiermee heeft willen betogen dat de kennisgeving van de terinzagelegging van het ontwerpwijzigingsplan niet voldoet aan de in artikel 3:12 van de Awb genoemde eisen, overweegt de Afdeling als volgt.
3.2. Ingevolge artikel 3:12, eerste lid, van de Awb, gelezen in samenhang met artikel 3.9a, eerste lid, van de Wet ruimtelijke ordening, geeft het bestuursorgaan voorafgaand aan de terinzagelegging in een of meer dag-, nieuws-, of huis-aan-huisbladen of op een andere geschikte wijze kennis van het ontwerpwijzigingsplan. Volstaan kan worden met het vermelden van de zakelijke inhoud.
Ingevolge het bepaalde in artikel 3:12, derde lid, aanhef en onder a tot en met c, van de Awb wordt in de kennisgeving vermeld waar en wanneer de stukken ter inzage zullen liggen, wie in de gelegenheid worden gesteld om zienswijzen naar voren te brengen en op welke wijze dit kan geschieden.
Ingevolge artikel 2:14, tweede lid, geschiedt de verzending van berichten die niet tot een of meer geadresseerden zijn gericht, niet uitsluitend elektronisch, tenzij bij wettelijk voorschrift anders is bepaald.
Met de vaststelling van de "Verordening elektronische kennisgeving gemeente Winterswijk " door de raad op 27 mei 2014 is voorzien in het in artikel 2:14, tweede lid, van de Awb bedoelde wettelijk voorschrift.
3.3. Met ingang van 13 januari 2015 verschijnen in het huis-aan-huisblad "Gemeentenieuws" ter informatie alleen nog de titels van bekendmakingen, terwijl de bekendmakingen zelf uitsluitend digitaal worden gepubliceerd. De korte aankondiging van de terinzagelegging van het ontwerpwijzigingsplan "[locatie]" in "Gemeentenieuws" van 4 mei 2015 betreft geen kennisgeving als bedoeld in artikel 3:12 van de Awb. Een dergelijke kennisgeving is wel gepubliceerd in het elektronisch gemeenteblad van de gemeente Winterswijk en in de Staatscourant, die te raadplegen zijn via de website https://zoek.officielebekendmakingen.nl/zoeken.
3.4. Hiermee is voldaan aan de in artikel 3:12 van de Awb, gelezen in verbinding met artikel 2:14, tweede lid, van de Awb, aan de kennisgeving van het ontwerp te stellen eisen. Nu het ontwerpbesluit met de hierbij behorende stukken tevens langs elektronische weg beschikbaar is gesteld, is voldaan aan artikel 3.9a, eerste lid, van de Wet ruimtelijke ordening. Daarmee is de kennisgeving van de terinzagelegging van het ontwerpwijzigingsplan op de wettelijk voorgeschreven wijze geschied en faalt deze verzetsgrond.
4. [opposant] betoogt in verzet voorts dat hij op 4 september 2014 een gesprek heeft gevoerd met gemeenteambtenaren over zijn bezwaren tegen een schuur op het perceel [locatie]. Ondanks diverse telefoongesprekken met de betrokken gemeenteambtenaar heeft [opposant] van de zijde van de gemeente tot op heden niets vernomen met betrekking tot de verdere voortgang van dit dossier, terwijl in het inmiddels vastgestelde wijzigingsplan "[locatie]" een totaal nieuwe schuur op een nieuwe locatie mogelijk wordt.
4.1. Uit het verslag van dit gesprek van 4 september 2014 blijkt dat het doel van [opposant] hierbij was om door de gemeente gehoord te worden over zijn bezwaar ten aanzien van de aan hem opgelegde WOZ-waardering omdat naar zijn mening omgevingsfactoren daarin onvoldoende waren meegewogen. Onder andere werd de schuur van zijn buurman op het perceel [locatie] mogelijk in strijd met het bestemmingsplan gebruikt, terwijl het voor [opposant] niet duidelijk was of en in hoeverre de gemeente daartegen optrad.
Voor zover [opposant] hiermee betoogt dat hij van de procedure rond het wijzigingsplan van de zijde van de gemeente op de hoogte had moeten worden gehouden faalt dit betoog. In de Wet ruimtelijke ordening, noch in enig ander wettelijk voorschrift valt een bepaling aan te wijzen op grond waarvan het gemeentebestuur in een geval als hier aan de orde verplicht is eventuele belanghebbenden persoonlijk in kennis te stellen van de terinzagelegging van een ontwerp voor een wijzigingsplan.
5. [opposant] betoogt voorts dat zijn bij de gemeente ingediende bezwaarschrift zonder zijn toestemming en medeweten is doorgezonden aan de Afdeling, als gevolg waarvan hem griffierecht in rekening wordt gebracht.
5.1. Ingevolge artikel 6:15, eerste lid, van de Awb wordt, indien het bezwaar- of beroepschrift wordt ingediend bij een onbevoegd bestuursorgaan of bij een onbevoegde bestuursrechter, dit, nadat daarop de datum van ontvangst is aangetekend, zo spoedig mogelijk doorgezonden aan het bevoegde orgaan, onder gelijktijdige mededeling hiervan aan de afzender.
Ingevolge het tweede lid van dit artikel is het eerste lid van overeenkomstige toepassing indien in plaats van een bezwaarschrift een beroepschrift is ingediend of omgekeerd.
5.2. Ingevolge artikel 8:1 van de Awb, gelezen in verbinding met artikel 8:6 van de Awb en artikel 2 van bijlage 2 bij de Awb, staat tegen een vastgesteld wijzigingsplan beroep bij de Afdeling open. Overeenkomstig artikel 6:15 van de Awb heeft de gemeente als onbevoegd bestuursorgaan het als beroepschrift aan te merken, op 11 augustus 2015 gedateerde, bezwaarschrift van [opposant] doorgezonden aan de Afdeling als bevoegde bestuursrechter. Hiermee heeft de gemeente voldaan aan haar wettelijke doorzendplicht op grond van artikel 6:15 van de Awb. Dit betoog van [opposant] faalt.
6. Voor zover [opposant] wil betogen dat toen hij het griffierecht voor zijn beroep overmaakte op de rekening van de Raad van State het hem niet bekend was dat het niet tijdig naar voren brengen van een zienswijze tot niet-ontvankelijkverklaring van zijn beroep zou leiden, overweegt de Afdeling als volgt.
6.1. In de bekendmaking van de vaststelling van het wijzigingsplan is uitdrukkelijk vermeld dat beroep kan worden ingesteld door belanghebbenden die tegen het ontwerpwijzigingsplan een zienswijze naar voren hebben gebracht bij het college of die kunnen aantonen dat zij redelijkerwijs niet in staat zijn geweest om een zienswijze naar voren te brengen. [opposant] had hiervan op de hoogte kunnen zijn. Dat [opposant] er desondanks voor heeft gekozen het door hem ingevolge artikel 8:41, eerste lid, van de Awb verschuldigde griffierecht te voldoen, hetwelk op 14 september 2015 is bijgeschreven op de rekening van de Raad van State, is een omstandigheid die voor zijn rekening komt. Ook dit betoog faalt.
7. Het verzet van [opposant] biedt mitsdien geen grond voor het oordeel dat de Afdeling ten onrechte zijn beroep met vereenvoudigde behandeling, en derhalve zonder behandeling ervan ter zitting, kennelijk niet-ontvankelijk heeft verklaard.
8. Het verzet is ongegrond.
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het verzet ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. J.A. Hagen, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. L.E.E. Konings, griffier.
w.g. Hagen w.g. Konings
lid van de enkelvoudige kamer griffier
Uitgesproken in het openbaar op 25 november 2015
612-209.