ECLI:NL:RVS:2015:4088

Raad van State

Datum uitspraak
13 mei 2015
Publicatiedatum
27 juni 2017
Zaaknummer
201501942/1/V3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verblijfsvergunning asiel en inreisverbod vreemdeling

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van een vreemdeling tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Arnhem, van 10 februari 2015. De vreemdeling had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, welke door de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie op 17 juli 2013 was afgewezen. Tevens was er een inreisverbod tegen de vreemdeling uitgevaardigd. De rechtbank verklaarde het beroep van de vreemdeling, voor zover gericht tegen de afwijzing van de verblijfsvergunning, niet-ontvankelijk en het beroep tegen het inreisverbod ongegrond. De vreemdeling ging in hoger beroep tegen deze uitspraak.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft het hoger beroep beoordeeld. In de overwegingen werd vastgesteld dat de argumenten die in het hogerberoepschrift zijn aangevoerd, niet voldoende waren om de uitspraak van de rechtbank te vernietigen. De aangevoerde punten voldeden niet aan de criteria van artikel 85 van de Vreemdelingenwet 2000, en er waren geen vragen die in het belang van de rechtseenheid, rechtsontwikkeling of rechtsbescherming in het algemeen beantwoord moesten worden. Daarom werd besloten om het hoger beroep kennelijk ongegrond te verklaren en de uitspraak van de rechtbank te bevestigen.

De beslissing werd genomen door de voorzitter en twee leden van de Afdeling bestuursrechtspraak, met de griffier aanwezig. De uitspraak vond plaats in het openbaar op 13 mei 2015.

Uitspraak

201501942/1/V3.
Datum uitspraak: 13 mei 2015
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:
[de vreemdeling],
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Arnhem, van 10 februari 2015 in zaak nr. 13/18950 in het geding tussen:
de vreemdeling
en
de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie.
Procesverloop
Bij besluit van 17 juli 2013 heeft de staatssecretaris een aanvraag van de vreemdeling om hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, afgewezen en een inreisverbod tegen hem uitgevaardigd. Dit besluit is aangehecht.
Bij uitspraak van 10 februari 2015 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep, voor zover gericht tegen de afwijzing van de verblijfsvergunning, niet-ontvankelijk verklaard, en het beroep, voor zover gericht tegen het inreisverbod, ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling hoger beroep ingesteld. Het hogerberoepschrift is aangehecht.
Vervolgens is het onderzoek gesloten.
Overwegingen
1.    Hetgeen in het hogerberoepschrift is aangevoerd en aan artikel 85, eerste en tweede lid, van de Vreemdelingenwet 2000 voldoet, kan niet tot vernietiging van de aangevallen uitspraak leiden. Omdat het aldus aangevoerde geen vragen opwerpt die in het belang van de rechtseenheid, de rechtsontwikkeling of de rechtsbescherming in algemene zin beantwoording behoeven, wordt, gelet op artikel 91, tweede lid, van deze wet, met dat oordeel volstaan.
2.    Het hoger beroep is kennelijk ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
3.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. H.G. Lubberdink, voorzitter, en mr. A.W.M. Bijloos en mr. J.J. van Eck, leden, in tegenwoordigheid van mr. S.J.L. Crombach, griffier.
w.g. Lubberdink    w.g. Crombach
voorzitter    griffier
Uitgesproken in het openbaar op 13 mei 2015
689.