ECLI:NL:RVS:2015:4086

Raad van State

Datum uitspraak
21 augustus 2015
Publicatiedatum
27 september 2016
Zaaknummer
201505575/1/V3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • N. Verheij
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen terugkeerbesluit van de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een vreemdeling tegen een terugkeerbesluit van de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, waarbij de vreemdeling werd opgedragen de Europese Unie onmiddellijk te verlaten. Het terugkeerbesluit is genomen op 8 mei 2015 en is aangevochten door de vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. J.M. Tang, advocaat te Rotterdam. De rechtbank Den Haag, zittingsplaats Rotterdam, heeft op 17 juni 2015 het beroep van de vreemdeling niet-ontvankelijk verklaard. De vreemdeling heeft hiertegen hoger beroep ingesteld.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft in haar uitspraak van 21 augustus 2015 geoordeeld dat de vreemdeling belang had bij een inhoudelijke beoordeling van haar beroep, ondanks de uitzetting naar Brazilië. De rechtbank had dit niet onderkend, waardoor de enige grief van de vreemdeling slaagde. Het hoger beroep is kennelijk gegrond verklaard en de uitspraak van de rechtbank is vernietigd. De zaak is terugverwezen naar de rechtbank voor verdere behandeling, waarbij de rechtbank moet beslissen over de proceskosten en het verzoek om schadevergoeding.

De Raad van State heeft de proceskosten in hoger beroep vastgesteld op € 490,00 en het griffierecht van € 248,00 dat door de vreemdeling was betaald, zal worden terugbetaald. De uitspraak is openbaar gedaan op 21 augustus 2015.

Uitspraak

201505575/1/V3.
Datum uitspraak: 21 augustus 2015
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) op het hoger beroep van:
[de vreemdeling],
appellante,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Rotterdam, van 17 juni 2015 in zaak nr. 15/10028 in het geding tussen:
de vreemdeling
en
de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie.
Procesverloop
Bij besluit van 8 mei 2015 heeft de staatssecretaris, voor zover thans van belang, de vreemdeling opgedragen de Europese Unie onmiddellijk te verlaten (hierna: het terugkeerbesluit). Dit besluit is aangehecht.
Bij uitspraak van 17 juni 2015 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep niet-ontvankelijk verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. J.M. Tang, advocaat te Rotterdam, hoger beroep ingesteld. Het hogerberoepschrift is aangehecht.
De staatssecretaris heeft een verweerschrift ingediend.
Vervolgens is het onderzoek gesloten.
Overwegingen
1. Uit de uitspraak van de Afdeling van 1 oktober 2014 in zaak nr. 201406939/1/V3 volgt reeds dat de vreemdeling terecht klaagt dat zij in weerwil van haar uitzetting naar Brazilië belang had bij een inhoudelijke beoordeling van het door haar ingestelde beroep voor zover gericht tegen het terugkeerbesluit. De rechtbank heeft dit niet onderkend. De enige grief slaagt.
2. Het hoger beroep is kennelijk gegrond. De aangevallen uitspraak moet worden vernietigd. De Afdeling zal de zaak met toepassing van artikel 8:115, eerste lid, aanhef en onder a, van de Awb naar de rechtbank terugwijzen om door haar te worden behandeld en beslist met inachtneming van hetgeen hiervoor is overwogen.
3. De Afdeling zal de proceskosten in hoger beroep vaststellen. De rechtbank moet omtrent de vergoeding van deze kosten en op het verzoek om schadevergoeding beslissen.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. verklaart het hoger beroep gegrond;
II. vernietigt de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Rotterdam, van 17 juni 2015 in zaak nr. 15/10028;
III. wijst de zaak naar de rechtbank terug;
IV. stelt de door de vreemdeling in verband met de behandeling van het hoger beroep gemaakte kosten vast op een bedrag van € 490,00 (zegge: vierhonderdnegentig euro), en bepaalt dat de rechtbank beslist omtrent de vergoeding van deze kosten en op het verzoek om schadevergoeding;
V. verstaat dat de griffier van de Raad van State aan de vreemdeling het door hem betaalde griffierecht ten bedrage van € 248,00 (zegge: tweehonderdachtenveertig euro) voor de behandeling van het hoger beroep terugbetaalt.
Aldus vastgesteld door mr. N. Verheij, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. H. Vonk, griffier.
w.g. Verheij w.g. Vonk
lid van de enkelvoudige kamer griffier
Uitgesproken in het openbaar op 21 augustus 2015
714.