ECLI:NL:RVS:2015:4085
Raad van State
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Bevestiging van het terugkeerbesluit en inreisverbod van een vreemdeling door de Raad van State
In deze zaak heeft de Raad van State op 1 mei 2015 uitspraak gedaan in het hoger beroep van een vreemdeling tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag. De vreemdeling was bij besluit van 9 maart 2015 door de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie opgedragen de Europese Unie onmiddellijk te verlaten, en er was een inreisverbod tegen hem uitgevaardigd. Tevens was de vreemdeling in vreemdelingenbewaring gesteld. De rechtbank had op 25 maart 2015 het beroep van de vreemdeling tegen het inreisverbod ongegrond verklaard en het beroep tegen het terugkeerbesluit niet-ontvankelijk verklaard. Ook het beroep tegen de vreemdelingenbewaring was ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding was afgewezen.
De vreemdeling ging in hoger beroep tegen deze uitspraak. In het hogerberoepschrift werd aangevoerd dat de eerdere uitspraak van de rechtbank niet in stand kon blijven. De Raad van State heeft echter geoordeeld dat de argumenten in het hogerberoepschrift niet voldoende waren om de eerdere uitspraak te vernietigen. De aangevoerde punten waren niet van zodanige aard dat zij vragen opriepen die in het belang van de rechtseenheid, rechtsontwikkeling of rechtsbescherming in het algemeen beantwoord moesten worden.
Daarom heeft de Raad van State het hoger beroep kennelijk ongegrond verklaard en de eerdere uitspraak van de rechtbank bevestigd. Ook het verzoek om schadevergoeding werd afgewezen, en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op dezelfde datum, 1 mei 2015.