ECLI:NL:RVS:2015:4055

Raad van State

Datum uitspraak
21 december 2015
Publicatiedatum
30 december 2015
Zaaknummer
201508609/1/V2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M.G.J. Parkins-de Vin
  • A.B.M. Hent
  • J.J. van Eck
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen afwijzing verblijfsvergunning asiel door staatssecretaris van Veiligheid en Justitie

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie tegen een uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats 's-Hertogenbosch, die op 17 november 2015 een aanvraag van een vreemdeling om een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had goedgekeurd. De staatssecretaris had op 23 oktober 2015 de aanvraag van de vreemdeling afgewezen, maar de rechtbank oordeelde dat deze afwijzing niet goed gemotiveerd was en dat de staatssecretaris een nieuw besluit moest nemen met inachtneming van de overwegingen in de uitspraak. De staatssecretaris ging in hoger beroep tegen deze uitspraak.

De vreemdeling, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. L. Sinoo, voerde aan dat zij risico loopt op schending van artikel 3 van het EVRM bij terugkeer naar Somalië. De staatssecretaris betoogde echter dat de vreemdeling haar herkomst uit Zuid-Somalië niet aannemelijk had gemaakt, en dat de rechtbank dit niet had onderkend. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State oordeelde dat de grief van de staatssecretaris slaagde, omdat de rechtbank niet had erkend dat de vreemdeling niet had aangetoond dat zij uit Zuid-Somalië kwam. Hierdoor kon de staatssecretaris niet beoordelen of er een risico was op schending van artikel 3 van het EVRM.

De Raad van State verklaarde het hoger beroep gegrond, vernietigde de uitspraak van de rechtbank en verklaarde het beroep van de vreemdeling tegen de afwijzing van de verblijfsvergunning ongegrond. De uitspraak werd openbaar gedaan op 21 december 2015.

Uitspraak

201508609/1/V2.
Datum uitspraak: 21 december 2015
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:
de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie,
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats 's-Hertogenbosch, van 17 november 2015 in zaak nr. 15/19006 in het geding tussen:
[de vreemdeling]
en
de staatssecretaris.
Procesverloop
Bij besluit van 23 oktober 2015 heeft de staatssecretaris, voor zover thans van belang, een aanvraag van de vreemdeling om haar een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen afgewezen. Dit besluit is aangehecht.
Bij uitspraak van 17 november 2015 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep gegrond verklaard, dat besluit vernietigd en bepaald dat de staatssecretaris een nieuw besluit op de aanvraag neemt met inachtneming van hetgeen in de uitspraak is overwogen. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft de staatssecretaris hoger beroep ingesteld. Het hogerberoepschrift is aangehecht.
De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. L. Sinoo, advocaat te Utrecht, heeft een verweerschrift ingediend.
Vervolgens is het onderzoek gesloten.
Overwegingen
1. De staatssecretaris betoogt in zijn grief dat de rechtbank, door te overwegen dat hij ten onrechte geen standpunt heeft ingenomen over het risico voor de vreemdeling op schending van dat artikel 3 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (hierna: het EVRM), niet heeft onderkend dat de vreemdeling de door haar gestelde herkomst uit Zuid-Somalië niet aannemelijk heeft gemaakt.
1.1. De vreemdeling heeft in het kader van haar beroep op artikel 3 van het EVRM verwezen naar de uitspraak van de Afdeling van 27 juli 2015 in zaak nr. 201500573/1/V2, waarin de vraag voorlag naar de risico's bij terugkeer van Somaliërs die afkomstig zijn uit gebieden die onder de controle staan van Al-Shabaab en die hebben aangevoerd door Al-Shabaab als terugkeerder te zullen worden herkend.
1.2. De rechtbank heeft - onder verwijzing naar die uitspraak - overwogen dat aan het besluit van 23 oktober 2015 een motiveringsgebrek kleeft, omdat de staatssecretaris in dat besluit, hoewel vaststaat dat de vreemdeling in Somalië is geboren en de Somalische nationaliteit heeft, geen standpunt heeft ingenomen over het risico dat zij als terugkeerder stelt te lopen. Dusdoende heeft de rechtbank niet onderkend dat, zoals de staatssecretaris terecht betoogt, uit de uitspraak van 27 juli 2015 niet volgt dat terugkeerders ook in andere gebieden dan die onder controle staan van Al-Shabaab, bijvoorbeeld gebieden in Noord-Somalië, een risico lopen op schending van artikel 3 van het EVRM (zie in dit verband de uitspraak van de Afdeling van 20 augustus 2015 in zaak nr. 201505425/1/V2). Nu in dit geval, anders dan het geval was in de uitspraak van 27 juli 2015, niet in geschil is dat de vreemdeling de door haar gestelde herkomst uit Zuid-Somalië niet aannemelijk heeft gemaakt, kon de staatssecretaris niet toekomen aan de beoordeling of de vreemdeling bij terugkeer naar Somalië een risico loopt op schending van artikel 3 van het EVRM (vergelijk de uitspraak van de Afdeling van 31 mei 2013 in zaak nr. 201500735/1/V3. De rechtbank heeft dit niet onderkend.
De grief slaagt.
2. Het hoger beroep is kennelijk gegrond. De aangevallen uitspraak moet worden vernietigd. Doende hetgeen de rechtbank zou behoren te doen, zal de Afdeling, gelet op het vorenoverwogene, het beroep tegen het besluit van 23 oktober 2015 alsnog ongegrond verklaren.
3. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. verklaart het hoger beroep gegrond;
II. vernietigt de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats 's-Hertogenbosch, van 17 november 2015 in zaak nr. 15/19006;
III. verklaart het in die zaak ingestelde beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. M.G.J. Parkins-de Vin, voorzitter, en mr. A.B.M. Hent en mr. J.J. van Eck, leden, in tegenwoordigheid van mr. M. Klinkers, griffier.
w.g. Parkins-de Vin w.g. Klinkers
voorzitter griffier
Uitgesproken in het openbaar op 21 december 2015
549.