ECLI:NL:RVS:2015:4053

Raad van State

Datum uitspraak
21 december 2015
Publicatiedatum
30 december 2015
Zaaknummer
201507949/2/R2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • J.C. Kranenburg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorziening tegen omgevingsvergunning voor startersappartementen in Baarn

Op 21 december 2015 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening in een geschil tussen een verzoeker, wonend te Baarn, en het college van burgemeester en wethouders van Baarn. Het geschil betreft een besluit van 22 september 2015 waarbij het college een uitwerkingsplan heeft vastgesteld en een omgevingsvergunning heeft verleend voor de bouw van 33 startersappartementen aan de Drakenburgerweg en Goeman Borgesiuslaan te Baarn. De verzoeker heeft beroep ingesteld tegen deze besluiten en verzocht om een voorlopige voorziening, omdat hij vreest dat de bouw van de appartementen een onaanvaardbare hinder zal veroorzaken voor zijn garagebedrijf, dat zich op een nabijgelegen perceel bevindt.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 14 december 2015 ter zitting behandeld. De verzoeker, bijgestaan door zijn advocaat, heeft zijn bezwaren toegelicht, waaronder de stelling dat de bewoners van de nieuwe appartementen hinder zullen ondervinden van het garagebedrijf. De voorzieningenrechter heeft overwogen dat het akoestisch onderzoek dat aan de besluitvorming ten grondslag ligt, niet voldoende rekening houdt met de toekomstige mogelijkheden van het perceel van de verzoeker. Desondanks heeft de voorzieningenrechter geoordeeld dat het college terecht het gebied als een gemengd gebied heeft aangemerkt, waardoor de aanbevolen richtafstanden uit de VNG-brochure kunnen worden verlaagd.

Uiteindelijk heeft de voorzieningenrechter geconcludeerd dat er geen aanleiding is om te veronderstellen dat de bestreden besluiten in de hoofdzaak niet in stand zullen blijven. Het verzoek van de verzoeker om een voorlopige voorziening is dan ook afgewezen, en er is geen proceskostenveroordeling uitgesproken.

Uitspraak

201507949/2/R2.
Datum uitspraak: 21 december 2015
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:
[verzoeker], wonend te Baarn,
en
het college van burgemeester en wethouders van Baarn,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 22 september 2015 heeft het college met toepassing van de coördinatieregeling onder meer het uitwerkingsplan "Hoek Drakenburgerweg - Goeman Borgesiuslaan" vastgesteld en een omgevingsvergunning voor de bouw van 33 startersappartementen verleend.
Tegen deze besluiten heeft [verzoeker] beroep ingesteld.
[verzoeker] heeft de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
[verzoeker] heeft nadere stukken ingediend.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 14 december 2015, waar [verzoeker], bijgestaan door mr. T. Steenbeek, en het college, vertegenwoordigd door B.J. de Jonge en A. van ‘t Riet, beiden werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen. Tevens is Eemland Wonen, vertegenwoordigd door drs. H. van der Velden en H. Boers, gehoord.
Overwegingen
1. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2. Met de gecoördineerde besluitvorming wordt de bouw van 33 startersappartementen mogelijk gemaakt op de hoek van de Drakenburgerweg en de Goeman Borgesiuslaan te Baarn. [verzoeker] is eigenaar van het ten zuiden van het voorziene appartementengebouw gelegen perceel [locatie], waarop een garagebedrijf wordt geëxploiteerd. Hij kan zich niet verenigen met de voorziene appartementen.
3. [verzoeker] stelt dat de bewoners van de voorziene appartementen zodanige hinder zullen ondervinden van het garagebedrijf dat ter plaatse van die appartementen geen sprake zal zijn van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. Tevens voert hij aan dat de exploitatie van het garagebedrijf zal worden beperkt door de voorziene appartementen. In dit verband betoogt [verzoeker] enerzijds dat in het aan het plan ten grondslag gelegde akoestisch onderzoek "Nieuwbouw Drakenburgerweg (industrielawaai)" van Witteveen+Bos van 9 juni 2015 (hierna: het akoestisch onderzoek) ten onrechte alleen de feitelijk bestaande situatie op zijn perceel is onderzocht. Hierbij is volgens hem ten onrechte geen rekening gehouden met de mogelijkheid dat hij zijn perceel anders inricht of dat daarop in de toekomst andere bedrijfsactiviteiten zullen worden ontplooid. Anderzijds betoogt [verzoeker] dat het college er ten onrechte van is uitgegaan dat het gebied waarin het plangebied is gelegen kan worden aangemerkt als gemengd gebied, zodat aan de in de VNG-brochure "Bedrijven en milieuzonering" aanbevolen richtafstanden kan worden voldaan.
3.1. In het akoestisch onderzoek is de geluidbelasting op de voorziene appartementen vanwege het garagebedrijf in kaart gebracht. In dit onderzoek wordt tot de conclusie gekomen dat zich ter plaatse van de voorziene appartementen geen overschrijding van de voorkeursgrenswaarde zal voordoen. [verzoeker] heeft met juistheid tegen het akoestisch onderzoek ingebracht dat daarin alleen wordt uitgegaan van de feitelijke situatie op zijn perceel en niet van hetgeen planologisch maximaal mogelijk is. Ook heeft [verzoeker] erop gewezen dat in het akoestisch onderzoek van een onjuist aantal verkeersbewegingen is uitgegaan. Dienaangaande overweegt de voorzieningenrechter echter dat het college ter zitting heeft toegelicht dat hij bij het beoordelen van de ruimtelijke aanvaardbaarheid van het mogelijk maken van de appartementen op deze locatie de aanbevolen richtafstanden uit de VNG-brochure als uitgangspunt heeft genomen en van doorslaggevend belang heeft geacht en dat het akoestisch onderzoek slechts is bedoeld om nader inzicht te bieden in de feitelijke situatie ten tijde van het bestreden besluit. Dat uitgangspunt acht de voorzieningenrechter voorshands niet onredelijk.
Ten aanzien van het betoog van [verzoeker] dat het college het gebied waarin het plangebied is gelegen ten onrechte heeft aangemerkt als gemengd gebied, overweegt de voorzieningenrechter het volgende. De VNG-brochure kent twee soorten gebieden: rustige woonwijken en gemengde gebieden. Van een rustige woonwijk is in dit geval geen sprake, gelet op de verschillende bedrijven die in de omgeving van het plangebied zijn gevestigd en op de nabijheid van de Goeman Borgesiuslaan en de snelweg A1. Daarmee heeft het college er vanuit kunnen gaan dat dit gebied een gemengd gebied is. In gemengde gebieden kunnen de in de VNG-brochure aanbevolen richtafstanden met één stap worden verlaagd. Dat brengt met zich dat tussen het perceel van [verzoeker], waarop ten hoogste bedrijfsactiviteiten in milieucategorie 2 zijn toegestaan, en woningen geen richtafstand van 30 meter, maar een richtafstand van 10 meter kan worden aangehouden. Aan die richtafstand van 10 meter wordt in het voorliggende geval ruimschoots voldaan, nu de afstand tussen de grens van het perceel van [verzoeker] en de voorziene appartementen ten minste 20 meter bedraagt. Gelet hierop kan bij elke planologisch toegestane invulling van het perceel van [verzoeker] worden voldaan aan de in de VNG-brochure aanbevolen richtafstanden tot het voorziene appartementengebouw. De voorzieningenrechter ziet in zoverre dan ook geen aanleiding voor de verwachting dat de bestreden besluiten in de hoofdzaak niet in stand zullen blijven.
4. Voorts heeft [verzoeker] aangevoerd dat de bewoners van de woning boven het op zijn perceel gelegen garagebedrijf onaanvaardbare hinder zullen ondervinden van de extra verkeersbewegingen van en naar de voorziene appartementen, in het bijzonder nu die woning zich op de hoek bevindt en de bewoners daarom extra hinder zullen ondervinden van remmende en weer optrekkende auto’s op de voorziene weg langs de appartementen. In hetgeen [verzoeker] heeft aangevoerd ziet de voorzieningenrechter voorshands echter geen grond voor de verwachting dat die hinder zodanig zal zijn dat ter plaatse van de woning een onaanvaardbare ruimtelijke situatie zal ontstaan. Ook daarom ziet de voorzieningenrechter geen aanleiding voor de verwachting dat de bestreden besluiten in de hoofdzaak niet in stand zullen blijven.
5. Gelet op het vorenstaande ziet de voorzieningenrechter geen aanleiding over te gaan tot schorsing van de bestreden besluiten. Het verzoek van [verzoeker] wordt dan ook afgewezen.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. J.C. Kranenburg, als voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. G. Klapwijk, griffier.
w.g. Kranenburg w.g. Klapwijk
voorzieningenrechter griffier
Uitgesproken in het openbaar op 21 december 2015
726.