ECLI:NL:RVS:2015:4044

Raad van State

Datum uitspraak
30 december 2015
Publicatiedatum
30 december 2015
Zaaknummer
201503570/1/A1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • R. van der Spoel
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen handhaving van de permanente bewoning van een recreatiewoning

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [appellant] tegen een uitspraak van de rechtbank Gelderland, waarin het beroep van [appellant] ongegrond werd verklaard. Het college van burgemeester en wethouders van Groesbeek had op 28 januari 2014 een besluit genomen om [appellant] onder oplegging van een dwangsom te gelasten de permanente bewoning van zijn recreatiewoning te staken. Dit besluit volgde op het feit dat [appellant] sinds 2012 de recreatiewoning permanent bewoonde, wat in strijd was met de bestemmingsplanbepalingen die de bestemming 'Recreatieve verblijfsdoeleinden' voorschrijven.

Na een ongegrond verklaard bezwaar door het college op 5 augustus 2014, heeft [appellant] beroep aangetekend bij de rechtbank. De rechtbank oordeelde dat het college in redelijkheid had kunnen besluiten tot handhaving, ondanks de financiële gevolgen voor [appellant]. In hoger beroep betoogde [appellant] dat het college onvoldoende rekening had gehouden met zijn belangen en dat handhaving onevenredig was. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak op 8 december 2015 behandeld en geconcludeerd dat de rechtbank terecht geen bijzondere omstandigheden heeft gevonden die handhaving onterecht zouden maken.

De Afdeling bevestigt de uitspraak van de rechtbank en oordeelt dat het college bevoegd was om handhavend op te treden. De belangen van [appellant] zijn niet zwaarder gewogen dan het algemeen belang van handhaving van de bestemmingsplanbepalingen. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

201503570/1/A1.
Datum uitspraak: 30 december 2015
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te Groesbeek,
tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 19 maart 2015 in zaak nr. 14/6563 in het geding tussen:
[appellant]
en
het college van burgemeester en wethouders van Groesbeek.
Procesverloop
Bij besluit van 28 januari 2014 heeft het college [appellant] onder oplegging van een dwangsom gelast de permanente bewoning van de recreatiewoning op het adres [locatie] te Groesbeek te staken en gestaakt te houden.
Bij besluit van 5 augustus 2014 heeft het college het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 19 maart 2015 heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 8 december 2015, waar [appellant], en het college, vertegenwoordigd door mr. B. de Clonie Maclennan, werkzaam bij de Omgevingsdienst Regio Nijmegen, zijn verschenen.
Overwegingen
1. Ingevolge het ter plaatse geldende bestemmingsplan "De Zeven Heuvelen e.o." rust op het perceel de bestemming "Recreatieve verblijfsdoeleinden".
Niet in geschil is dat [appellant] sinds 2006 eigenaar is van de recreatiewoning op het perceel. In geschil is evenmin dat [appellant] deze recreatiewoning sinds 2012 permanent bewoont en dit in strijd is met de op het perceel rustende recreatieve bestemming. Het college is dan ook bevoegd hiertegen handhavend op te treden.
2. Gelet op het algemeen belang dat gediend is met handhaving, zal in geval van overtreding van een wettelijk voorschrift het bestuursorgaan dat bevoegd is om met een last onder bestuursdwang of dwangsom op te treden, in de regel van deze bevoegdheid gebruik moeten maken. Slechts onder bijzondere omstandigheden mag van het bestuursorgaan worden gevergd, dit niet te doen. Dit kan zich voordoen indien concreet zicht op legalisering bestaat. Voorts kan handhavend optreden zodanig onevenredig zijn in verhouding tot de daarmee te dienen belangen dat van optreden in die concrete situatie behoort te worden afgezien.
3. [appellant] betoogt dat de rechtbank heeft miskend dat het college onvoldoende gewicht aan zijn belangen heeft toegekend en handhavend optreden zodanig onevenredig is dat het college hiervan had dienen af te zien. [appellant] voert hiertoe aan dat hij ten tijde van de aankoop van de woning niet op de hoogte was van de op het perceel rustende recreatieve bestemming. Voorts voert hij aan dat het door de daling van de waarde van de woning en de verminderde animo om op het park te verblijven voor hem onmogelijk is de recreatiewoning te verkopen dan wel te verhuren en hij om die reden geen middelen heeft om te verhuizen. Nu het recreatieve karakter van het park reeds sterk is verminderd en het belang van de gemeente bij handhaving daarom gering is, zou het college hem moeten toestaan tijdelijk in de woning te verblijven, aldus [appellant].
3.1. De rechtbank heeft terecht geen grond gevonden voor het oordeel dat het college zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat aan het belang van [appellant] bij voortzetting van de bewoning van de recreatiewoning en het volgens [appellant] reeds verminderde recreatieve karakter van het park geen doorslaggevend gewicht hoeft te worden toegekend. Dat [appellant] door handhavend optreden zal worden getroffen in zijn financiële belangen, is een risico dat voor zijn rekening dient te komen, nu hij de recreatiewoning in strijd met de op het perceel rustende bestemming gebruikt. Het behoorde tot de eigen verantwoordelijkheid van [appellant] om zich bij de aankoop van de recreatiewoning te laten informeren over de gebruiksmogelijkheden ervan. De rechtbank is derhalve terecht tot het oordeel gekomen dat niet gebleken is van bijzondere omstandigheden op grond waarvan van handhaving had moeten worden afgezien. Het betoog faalt.
4. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. R. van der Spoel, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. G.J. Deen, griffier.
w.g. Van der Spoel w.g. Deen
lid van de enkelvoudige kamer griffier
Uitgesproken in het openbaar op 30 december 2015
604.