ECLI:NL:RVS:2015:4021

Raad van State

Datum uitspraak
30 december 2015
Publicatiedatum
30 december 2015
Zaaknummer
201503529/1/A3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • H.G. Lubberdink
  • A.M.E.A. Neuwahl
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake verzoek om informatie op grond van de Wet openbaarheid van bestuur

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [appellante] tegen de uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant van 17 maart 2015. De rechtbank had het beroep van [appellante] tegen het niet tijdig nemen van een besluit door het college van burgemeester en wethouders van Oss niet-ontvankelijk verklaard. Dit besluit volgde op een verzoek om informatie dat [appellante] op 18 juli 2014 had ingediend op basis van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob). Het college reageerde op dit verzoek met een brief op 24 juli 2014, waarin werd aangegeven dat er geen informatie beschikbaar was. De rechtbank oordeelde dat deze brief als een besluit op het Wob-verzoek moest worden beschouwd, waardoor er geen grond was voor het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit.

Tijdens de zitting op 18 december 2015 werd de zaak behandeld door een enkelvoudige kamer van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Het college was vertegenwoordigd door mr. W.A.M. de Wit. De Afdeling oordeelde dat de rechtbank terecht had geoordeeld dat er op het verzoek van [appellante] was beslist en dat de inhoud van de brief bepalend was voor de kwalificatie als besluit, niet de wens van de partijen. De Afdeling bevestigde het oordeel van de rechtbank dat het beroep van [appellante] niet-ontvankelijk was, omdat er al op de aanvraag was beslist.

De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en er werd geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De beslissing werd openbaar uitgesproken op 30 december 2015.

Uitspraak

201503529/1/A3.
Datum uitspraak: 30 december 2015
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellante], wonend te Oss,
tegen de uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant van 17 maart 2015 in zaak nr. 14/3682 in het geding tussen:
[appellante]
en
het college van burgemeester en wethouders van Oss.
Procesverloop
Bij brief van 24 juli 2014 heeft het college gereageerd op een verzoek om informatie van [appellante] op grond van de Wet openbaarheid van bestuur (hierna: Wob).
Bij uitspraak van 17 maart 2015 heeft de rechtbank, voor zover thans van belang, het beroep dat [appellante] heeft ingesteld tegen het niet tijdig door het college nemen van een besluit op haar verzoek niet-ontvankelijk verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellante] hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 18 december 2015, waar het college, vertegenwoordigd door mr. W.A.M. de Wit, is verschenen.
Overwegingen
1. Ingevolge artikel 6:2, aanhef en onder b, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) wordt voor de toepassing van wettelijke voorschriften over bezwaar en beroep met een besluit gelijkgesteld het niet tijdig nemen van een besluit.
2. [appellante] betoogt dat de rechtbank heeft miskend dat het college nog geen besluit op haar verzoek heeft genomen, als gevolg waarvan het college een dwangsom heeft verbeurd.
3. Dit betoog faalt. De rechtbank heeft terecht en op goede gronden geoordeeld dat de brief van 24 juli 2014 een besluit is op het Wob-verzoek van [appellante] van 18 juli 2014. In de brief van 24 juli 2014 is gereageerd op het verzoek en is vermeld dat er geen informatie in de zin van de Wob voorhanden is. Anders dan [appellante] aanvoert, is voor de vraag of een brief als besluit moet worden geduid de inhoud van de brief en niet de wens van partijen bepalend.
De Afdeling deelt het oordeel van de rechtbank dat op de aanvraag van [appellante] is beslist. Het al dan niet opnemen van de verplichte rechtsmiddelenverwijzing en de wijze van ondertekening is voor het antwoord op de vraag of het college op 24 juli 2014 een besluit in de zin van de Awb heeft genomen niet doorslaggevend.
4. De rechtbank heeft terecht overwogen dat nu reeds was beslist op de aanvraag geen beroep meer kon worden ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit. Daarom heeft de rechtbank het beroep van [appellante] als bedoeld in artikel 6:2, aanhef en onder b, van de Awb terecht niet ontvankelijk verklaard.
5. Het hoger beroep is ongegrond. De uitspraak van de rechtbank dient te worden bevestigd, voor zover aangevallen.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. H.G. Lubberdink, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. A.M.E.A. Neuwahl, griffier.
w.g. Lubberdink w.g. Neuwahl
lid van de enkelvoudige kamer griffier
Uitgesproken in het openbaar op 30 december 2015
280.