ECLI:NL:RVS:2015:401

Raad van State

Datum uitspraak
11 februari 2015
Publicatiedatum
11 februari 2015
Zaaknummer
201406928/1/A2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • P.B.M.J. van der Beek-Gillessen
  • A.J. Jansen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening huurtoeslag en niet-ontvankelijkheid bezwaar door Belastingdienst/Toeslagen

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van [appellant] tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 14 juli 2014. De Belastingdienst/Toeslagen had op 26 juli 2013 de huurtoeslag van [appellant] over 2010 herzien en vastgesteld op nihil, en daarnaast € 3.755,00 aan te veel betaalde huurtoeslag teruggevorderd. Tegen deze beslissing heeft [appellant] bezwaar gemaakt, maar de Belastingdienst verklaarde dit bezwaar op 21 november 2013 niet-ontvankelijk. De rechtbank heeft het beroep van [appellant] ongegrond verklaard, wat leidde tot het hoger beroep bij de Raad van State.

De Raad van State heeft de zaak behandeld op 23 januari 2015. [appellant] voerde aan dat hij tijdens zijn verblijf in Turkije in een ziekenhuis was opgenomen, waardoor zijn zoon, die als waarnemer was aangesteld, met spoed naar Turkije moest vertrekken. Dit had geleid tot een gebrek aan postafhandeling, wat volgens [appellant] de termijnoverschrijding verschoonbaar maakte. De rechtbank had echter geoordeeld dat het risico van een slechte postafhandeling voor rekening van [appellant] kwam, en dat hij en zijn zoon maatregelen hadden moeten treffen om dit te voorkomen.

De Raad van State bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de termijnoverschrijding niet verschoonbaar was. Het hoger beroep van [appellant] werd ongegrond verklaard, en de aangevallen uitspraak werd bevestigd. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.

Uitspraak

201406928/1/A2.
Datum uitspraak: 11 februari 2015
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 14 juli 2014 in zaak nr. 13/7172 in het geding tussen:
[appellant]
en
de Belastingdienst/Toeslagen.
Procesverloop
Bij besluit van 26 juli 2013 heeft de Belastingdienst/Toeslagen de aan [appellant] over 2010 toegekende huurtoeslag herzien en vastgesteld op nihil, alsmede € 3.755,00 aan te veel betaalde huurtoeslag teruggevorderd.
Bij besluit van 21 november 2013 heeft de Belastingdienst/Toeslagen het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar niet-ontvankelijk verklaard.
Bij uitspraak van 14 juli 2014 heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.
De Belastingdienst/Toeslagen heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 23 januari 2015, waar [appellant], vertegenwoordigd mr. L. de Rijk, advocaat te Tilburg, en de Belastingdienst/Toeslagen, vertegenwoordigd door drs. H.R. Grootenhuis, werkzaam bij de dienst, zijn verschenen.
Overwegingen
1. Ingevolge artikel 6:11 van de Algemene wet bestuursrecht blijft ten aanzien van een na afloop van de termijn ingediend bezwaar- of beroepschrift niet-ontvankelijkverklaring op grond daarvan achterwege, indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest.
2. De termijn voor het maken van bezwaar tegen het besluit van 26 juli 2013 liep van 27 juli 2013 tot en met 6 september 2013. Niet is in geschil dat [appellant] het bezwaarschrift tegen dat besluit buiten die termijn heeft ingediend.
Bij besluit van 21 november 2013 heeft de Belastingdienst/Toeslagen het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard, omdat de overschrijding van de bezwaartermijn niet verschoonbaar is.
3. [appellant] betoogt dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat de Belastingdienst/Toeslagen het bezwaar terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard. Hij voert aan dat hij tijdens zijn verblijf in Turkije in een ziekenhuis was opgenomen. Zijn gezondheid was zo achteruitgegaan dat zijn zoon, die hij als waarnemer had aangesteld, met spoed naar Turkije vertrok. Dit had tot gevolg dat de post een aantal weken niet is bijgehouden. Bovendien had hij geen reden om het herzieningsbesluit te verwachten. De termijnoverschrijding is dan ook verschoonbaar, aldus [appellant].
3.1. [appellant] vertrok op 30 juni 2013 naar Turkije en had zijn [zoon] aangesteld als zaakwaarnemer. De zoon vertrok op 16 juli 2013 ook naar Turkije. De rechtbank heeft terecht overwogen dat de omstandigheid dat de zoon [appellant] is nagereisd zonder voor vertrek een afdoende postafhandeling te regelen, voor rekening en risico van [appellant] dient te blijven. Het lag op de weg van [appellant] en zijn zoon om maatregelen te treffen om een goede voortgang van de postafhandeling te waarborgen. Voorts volgt uit de overgelegde stukken dat de zoon zijn vliegticket naar Turkije al op 1 juli 2013 heeft geboekt, zodat hij, wat er zij van de gestelde spoed, voldoende tijd had om voor zijn vertrek op 16 juli 2013, zo nodig in overleg met [appellant], een vervanger te regelen. De stelling van [appellant] dat hij het herzieningsbesluit niet hoefde te verwachten, doet aan het voorgaande niet af. Gelet op het voorgaande heeft de rechtbank terecht geoordeeld dat de Belastingdienst/Toeslagen het bezwaar terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard.
Het betoog faalt.
4. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. P.B.M.J. van der Beek-Gillessen, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. A.J. Jansen, griffier.
w.g. Van der Beek-Gillessen w.g. Jansen
lid van de enkelvoudige kamer griffier
Uitgesproken in het openbaar op 11 februari 2015
609.