201508203/2/A4.
Datum uitspraak: 17 december 2015
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) hangende het hoger beroep van:
[verzoekster], gevestigd te [plaats], gemeente Roosendaal,
tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 21 september 2015 in zaak nr. 15/284 in het geding tussen:
[verzoekster]
en
het dagelijks bestuur van het Waterschap Brabantse Delta.
Procesverloop
Bij besluit van 3 juli 2013 heeft het dagelijks bestuur [verzoekster] een last onder dwangsom opgelegd.
Bij besluit van 19 december 2013 heeft het dagelijks bestuur het door [verzoekster] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 8 augustus 2014 in zaak nr. 14/758 (ECLI:NL:RBZWB:2014:5808) heeft de rechtbank het door [verzoekster] daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard, het besluit van 19 december 2013 vernietigd en het dagelijks bestuur opgedragen om binnen zes weken na verzending van de uitspraak een nieuw besluit op bezwaar te nemen met inachtneming van de uitspraak. Bij besluit van 4 december 2014 heeft het dagelijks bestuur het door [verzoekster] tegen het besluit van 3 juli 2013 gemaakte bezwaar gegrond verklaard en de bij het besluit van 3 juli 2013 aan [verzoekster] opgelegde last onder dwangsom vervangen door een nieuwe last onder dwangsom.
Bij uitspraak van 21 september 2015 heeft de rechtbank het door [verzoekster] daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard, het besluit van 4 december 2014 vernietigd voor zover daarbij aan [verzoekster] onder onderdeel 2 een last is opgelegd en het dagelijks bestuur opgedragen om een nieuw besluit op bezwaar te nemen met inachtneming van de uitspraak.
Tegen deze uitspraak heeft [verzoekster] hoger beroep ingesteld.
[verzoekster] heeft de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 8 december 2015, waar [verzoekster], vertegenwoordigd door [gemachtigde] en mr. J.T.F. van Berkel, en het dagelijks bestuur, vertegenwoordigd door R. van Haperen en mr. W. de Zeeuw, beiden werkzaam bij het waterschap, zijn verschenen.
Overwegingen
1. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2. Bij het besluit van 4 december 2014 heeft het dagelijks bestuur [verzoekster] een last onder dwangsom opgelegd. [verzoekster] verzoekt de voorzieningenrechter dit besluit te schorsen, opdat zij geen dwangsommen verbeurt.
3. Bij het besluit van 4 december 2014 is, voor zover thans van belang, bepaald dat [verzoekster] een dwangsom verbeurt indien zij na 1 maart 2015 één of meer van de in het besluit onder I genoemde lasten overtreedt.
De rechtbank heeft in de overwegingen van haar uitspraak van 21 september 2015 vermeld dat het dagelijks bestuur heeft toegezegd de begunstigingstermijn te verlengen tot zes weken na de datum van de uitspraak. Het dagelijks bestuur heeft evenwel niet een hiertoe strekkend besluit genomen. Dit betekent dat de begunstigingstermijn niet is verlengd en dus op 1 maart 2015 is verstreken.
Niet in geschil is dat [verzoekster] tot op heden niet aan de last heeft voldaan. De dwangsom bedraagt € 750,00 per week, met een maximum van € 7.500,00, hetgeen betekent dat [verzoekster] 10 weken na 1 maart 2015 alle dwangsommen heeft verbeurd. De last is dus uitgewerkt en [verzoekster] kan geen verdere dwangsommen meer verbeuren. Het dagelijks bestuur heeft geen besluit tot invordering genomen. Uit hetgeen het dagelijks bestuur ter zitting heeft verklaard, blijkt dat de kans dat alsnog zal worden overgegaan tot invordering van de verbeurde dwangsommen niet groot is.
4. Gelet op het voorgaande ontbreekt spoedeisend belang bij het treffen van een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter wijst het verzoek dan ook af.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. C.J. Borman, als voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. M.P.J.M. van Grinsven, griffier.
w.g. Borman w.g. Van Grinsven
voorzieningenrechter griffier
Uitgesproken in het openbaar op 17 december 2015
462-684.