201503924/3/R6.
Datum uitspraak: 14 december 2015
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb)) in het geding tussen onder meer:
[verzoeker], wonend te Poederoijen, gemeente Zaltbommel,
verzoeker,
en
provinciale staten van Gelderland,
verweerders.
Procesverloop
Bij besluit van 25 februari 2015 hebben provinciale staten het inpassingsplan "Tuinbouw Bommelerwaard" vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft onder meer [verzoeker] beroep ingesteld.
[verzoeker] heeft de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
[verzoeker] en provinciale staten hebben nadere stukken ingediend.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 8 december 2015, waar [verzoeker], bijgestaan door mr. W. Krijger, en provinciale staten, vertegenwoordigd door mr. R.J.J. Aerts, advocaat te Den Haag, vergezeld door R.F. Duzijn, werkzaam bij de provincie, is verschenen. Voorts is daar gehoord de raad van de gemeente Zaltbommel, vertegenwoordigd door drs. A.D. Sybesma, werkzaam bij de gemeente.
Overwegingen
1. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2. [verzoeker] heeft het verzoek ingediend vanwege de voorgenomen uitbreiding van kassen ten noorden van zijn woning aan de [locatie] te Poederoijen, voor zover die uitbreiding is voorzien op het perceel, kadastraal bekend Brakel, sectie [.], nr. […] (hierna: [locatie]).
Spoedeisend belang
3. Provinciale staten voeren aan dat spoedeisend belang bij het treffen van een voorlopige voorziening ontbreekt. Daarbij wijzen zij er op dat de houder van de vergunning voor de bestreden uitbreiding van glastuinbouw, [persoon], heeft verzocht om de beslissing op het bezwaar [verzoeker] tegen de verlening van die vergunning aan te houden tot de Afdeling uitspraak heeft gedaan in de bodemprocedure. Provinciale staten stellen dat Giessen met die aanhouding heeft ingestemd. Ook heeft [persoon] verklaard geen gebruik te maken van die vergunning totdat de Afdeling uitspraak heeft gedaan.
Ter zitting heeft [verzoeker] naar voren gebracht dat [persoon] deze verklaringen weliswaar heeft gedaan, maar dat daarmee niet is uitgesloten dat een nieuwe omgevingsvergunning voor de gewenste uitbreiding van de kassen wordt aangevraagd voordat de Afdeling uitspraak heeft gedaan in de bodemzaak. Daarbij is aangegeven dat [persoon] eerder een omgevingsvergunning heeft aangevraagd en dat die aanvraag is ingetrokken naar aanleiding van een verzoek om voorlopige voorziening van [verzoeker].
Inhoudelijke bezwaren
4. [verzoeker] voert aan dat hij [locatie] in het verleden heeft verkocht aan het Bureau Beheer Landbouwgronden omdat glastuinbouw ter plaatse niet gewenst werd geacht. Volgens [verzoeker] biedt het inpassingsplan ten onrechte nu wel de mogelijkheid om de gronden te gebruiken voor glastuinbouw, aangezien zowel publiekrechtelijk als privaatrechtelijk is vastgelegd dat ter plaatse geen glastuinbouw is toegestaan.
4.1. De onder 4 weergegeven beroepsgrond is niet aangevoerd binnen de beroepstermijn. Uit artikel 1.6a van de Crisis- en herstelwet volgt dat na afloop van de termijn voor het instellen van beroep geen beroepsgronden meer kunnen worden aangevoerd. Gelet hierop kan deze beroepsgrond naar verwachting niet aan de orde komen in de bodemprocedure. In deze procedure wordt in het midden gelaten of toepassing van artikel 6:13 van de Awb meebrengt dat het beroep niet-ontvankelijk is voor zover gericht tegen de bestemming van [locatie] omdat de zienswijze van [verzoeker] daarop geen betrekking heeft, zoals provinciale staten aanvoeren.
5. Voor zover [verzoeker] ter zitting onder verwijzing naar zijn beroepschrift heeft aangevoerd dat de beoogde concentratie van glastuinbouw in twee gemeenten niet kan worden aangemerkt als een provinciaal belang dat aan het inpassingsplan ten grondslag ligt, overweegt de voorzieningenrechter als volgt.
Het plangebied ziet op delen van het grondgebied van twee gemeenten, zodat aan het plan bovengemeentelijke aspecten kleven. Verder blijkt uit paragraaf 3.4.3 van de Omgevingsvisie Gelderland dat provinciale staten beleid voeren op het gebied van glastuinbouw en zijn hierover algemene regels vastgesteld in de Omgevingsverordening Gelderland. De voorzieningenrechter verwacht daarom niet dat in de hoofdzaak geoordeeld zal worden dat provinciale staten zich niet in redelijkheid het belang van de herstructurering van de glastuinbouw in de Bommelerwaard hebben kunnen aantrekken.
Conclusie
6. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, wijst de voorzieningenrechter het verzoek af.
Proceskosten
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. B.J. van Ettekoven, als voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. W. van Steenbergen, griffier.
w.g. Van Ettekoven w.g. Van Steenbergen
voorzieningenrechter griffier
Uitgesproken in het openbaar op 14 december 2015
528.