ECLI:NL:RVS:2015:3955

Raad van State

Datum uitspraak
23 december 2015
Publicatiedatum
23 december 2015
Zaaknummer
201506255/1/R1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestemmingsplan Kennispark 2013 en de vestiging van horecabedrijven

Op 20 april 2015 heeft de raad van de gemeente Enschede het bestemmingsplan "Kennispark 2013" vastgesteld. Tegen dit besluit heeft een appellant, wonend te Enschede, beroep ingesteld. De raad heeft een verweerschrift ingediend en de zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige kamer. De zitting vond plaats op 18 december 2015, waar de raad vertegenwoordigd was door ing. T.E. Ruiter, werkzaam bij de gemeente.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft in haar overwegingen vastgesteld dat de raad beleidsvrijheid heeft bij de vaststelling van bestemmingsplannen. De Afdeling toetst deze beslissingen terughoudend en beoordeelt of de raad zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. De appellant betoogde dat in de planregels ten onrechte geen beperking is opgenomen voor het aantal horecabedrijven, wat zou kunnen leiden tot een versnipperd aanbod op het bedrijventerrein.

De raad verdedigde dat de mogelijkheid van meerdere kleinschalige horecabedrijven een gewenste ontwikkeling is, gezien de mix van kennisintensieve economische functies en academische netwerken op het Kennispark. De Afdeling concludeerde dat de Wet ruimtelijke ordening niet beoogt bedrijven te beschermen tegen concurrentie en dat het ontbreken van een beperking aan het aantal horecabedrijven niet in strijd is met de rechtszekerheid. Uiteindelijk verklaarde de Afdeling het beroep ongegrond en was er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

201506255/1/R1.
Datum uitspraak: 23 december 2015
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant], wonend te Enschede,
en
de raad van de gemeente Enschede,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 20 april 2015 heeft de raad het bestemmingsplan "Kennispark 2013" vastgesteld
Tegen dit besluit heeft [appellant] beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 18 december 2015, waar de raad, vertegenwoordigd door ing. T.E. Ruiter, werkzaam bij de gemeente, is verschenen.
Overwegingen
1. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan heeft de raad beleidsvrijheid om bestemmingen aan te wijzen en regels te geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De Afdeling toetst deze beslissing terughoudend. Dit betekent dat de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden beoordeelt of aanleiding bestaat voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. Voorts beoordeelt de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden of het bestreden besluit anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht.
2. Het plangebied omvat de campus van de Universiteit Twente en het Business & Sciencepark.
3. [appellant], die op korte afstand van het plangebied een horecabedrijf exploiteert, betoogt dat in artikel 3, lid 3.1, onder a, sub 6, van de planregels ten onrechte niet de beperking is opgenomen, dat niet meer dan één horecabedrijf is toegestaan. Hij vreest dat het ontbreken van een beperking zal leiden tot een versnipperd aanbod van horecabedrijven op het bedrijventerrein, hetgeen niet in het belang is van het bedrijventerrein. Voorts is hij van mening, dat hij vanwege het ontbreken van een beperking aan het aantal horecabedrijven niet kan overzien welke consequenties deze bepaling heeft voor zijn bedrijfsvoering.
4. De raad stelt zich op het standpunt dat de mogelijkheid van meerdere kleinschalige horecabedrijven een gewenste ontwikkeling is, omdat voor het Kennispark vanwege de bijzondere mix van kennisintensieve economische functies en academische netwerken behoefte bestaat aan publieksgerichte voorzieningen voor het netwerken tussen de verschillende gebruikers.
5. Ingevolge artikel 3, lid 3.1, onder a, sub 6, van de planregels zijn de voor "Bedrijf" aangewezen gronden bestemd voor horeca genoemd in categorie 1 van de hoofdgroep Horeca van bijlage 1 buiten de aanduiding "Horeca", met dien verstande dat het maximum oppervlak van deze functie beperkt is tot 150 m2 bruto-vloeroppervlak.
6. De Afdeling overweegt dat de Wet ruimtelijke ordening er niet toe strekt bedrijven tegen de vestiging van concurrerende bedrijven in hun verzorgingsgebied te beschermen. Concurrentieverhoudingen vormen bij een planologische belangenafweging in beginsel geen in aanmerking te nemen belang. De raad heeft zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen, dat de mogelijkheid van meerdere kleinschalige horecabedrijven een bij het Kennispark passende ontwikkeling is en dat het plan ruimte dient te bieden voor behoefte en trends vanuit de markt. Daarbij acht de Afdeling het ontbreken van een beperking aan het aantal kleinschalige horecabedrijven niet in strijd met de rechtszekerheid. Het betoog faalt.
7. Gelet op het voorgaande is het beroep ongegrond.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. G. van der Wiel, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. P.A. Melse, griffier.
w.g. Van der Wiel w.g. Melse
lid van de enkelvoudige kamer griffier
Uitgesproken in het openbaar op 23 december 2015
191.