ECLI:NL:RVS:2015:3922

Raad van State

Datum uitspraak
23 december 2015
Publicatiedatum
23 december 2015
Zaaknummer
201503565/1/A2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • N. Verheij
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep huurtoeslag en toetsingsinkomen

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van [appellant] tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 19 maart 2015, waarin het beroep tegen het besluit van de Belastingdienst/Toeslagen ongegrond werd verklaard. Het besluit van 12 september 2014 stelde de huurtoeslag van [appellant] voor het jaar 2013 vast op nihil. De Belastingdienst/Toeslagen had het gezamenlijk toetsingsinkomen van [appellant] vastgesteld op € 48.643,00, wat boven de inkomensgrens voor huurtoeslag voor een meerpersoonshuishouden in 2013 van € 28.550,00 ligt. [appellant] betoogt dat de Belastingdienst/Toeslagen bij de vaststelling van de huurtoeslag is uitgegaan van een onjuist jaarinkomen, omdat het inkomen van medebewoners ten onrechte is meegeteld. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak behandeld op 7 december 2015, waar [appellant] werd vertegenwoordigd door mr. C.P. Zwaanswijk en de Belastingdienst/Toeslagen door drs. J.G.C. van de Werken. De Afdeling overweegt dat het verzamelinkomen van medebewoners in aanmerking moet worden genomen bij de bepaling van de draagkracht voor huurtoeslag. De Afdeling bevestigt de uitspraak van de rechtbank en verklaart het hoger beroep ongegrond. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

201503565/1/A2.
Datum uitspraak: 23 december 2015
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 19 maart 2015 in zaak nr. 14/9698 in het geding tussen:
[appellant]
en
de Belastingdienst/Toeslagen.
Procesverloop
Bij besluit van 12 september 2014, voor zover van belang, heeft de Belastingdienst/Toeslagen de huurtoeslag van [appellant] voor het jaar 2013 vastgesteld op nihil.
Bij besluit van 28 januari 2015, voor zover van belang, heeft de Belastingdienst/Toeslagen het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 19 maart 2015 heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.
De Belastingdienst/Toeslagen heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 7 december 2015, waar [appellant], vertegenwoordigd door mr. C.P. Zwaanswijk, advocaat te Den Haag, en de Belastingdienst/Toeslagen, vertegenwoordigd door drs. J.G.C. van de Werken, aldaar werkzaam, zijn verschenen.
Overwegingen
1. Ingevolge artikel 1a, eerste lid, van de Wet op de huurtoeslag (hierna: Wht) is op deze wet de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (hierna: Awir) van toepassing.
Ingevolge artikel 7, eerste lid, is het recht op en de hoogte van de huurtoeslag afhankelijk van de draagkracht, waaronder begrepen het vermogen, van de huurder, diens partner en de medebewoners.
Ingevolge artikel 2, eerste lid, aanhef en onder o, van de Awir wordt verstaan onder inkomensgegeven: inkomensgegeven als bedoeld in artikel 21, onderdeel e, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (hierna: Awr).
Ingevolge artikel 7, eerste lid, wordt ter bepaling van de draagkracht het toetsingsinkomen, bedoeld in artikel 8, van de belanghebbende en zijn partner in aanmerking genomen.
Ingevolge artikel 8, eerste lid, is het toetsingsinkomen het op het berekeningsjaar betrekking hebbende inkomensgegeven.
Ingevolge artikel 21, aanhef en onder e, van de Awr is het inkomensgegeven, indien over een kalenderjaar een aanslag inkomstenbelasting is of wordt vastgesteld: het na afloop van dat kalenderjaar van betrokkene over dat kalenderjaar laatst bepaalde verzamelinkomen.
2. De Belastingdienst/Toeslagen heeft aan het besluit van 28 januari 2015 ten grondslag gelegd dat het gezamenlijk toetsingsinkomen van [appellant] is vastgesteld op € 48.643,00 en dit boven de inkomensgrens voor huurtoeslag voor een meerpersoonshuishouden in 2013 van € 28.550,00 ligt.
3. [appellant] betoogt dat de rechtbank heeft miskend dat de Belastingdienst/Toeslagen bij de vaststelling van de huurtoeslag over 2013 van een onjuist jaarinkomen is uitgegaan. Hij voert daartoe aan dat [belanghebbende A] reeds op 31 mei 2012 is verhuisd waardoor haar inkomen ten onrechte over het jaar 2013 is meegeteld bij het verzamelinkomen. Verder heeft [belanghebbende B] in 2013 niet in Nederland gewerkt, waardoor haar inkomen ten onrechte bij het verzamelinkomen is meegeteld. Voorts zijn beslagen gelegd op het loon van [belanghebbende C], waardoor hij van slechts € 100,00 per maand moet leven en geen financiële bijdrage aan het gezamenlijke inkomen van [appellant] kan leveren. Het inkomen van [belanghebbende C] is daarom eveneens ten onrechte meegeteld in het gezamenlijk inkomen, aldus [appellant].
3.1. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (bijvoorbeeld in de uitspraak van 7 juli 2010 in zaak nr. 200909278/1/H2) dient ter bepaling van de draagkracht, waarvan het recht op en de hoogte van de huurtoeslag afhankelijk is, het verzamelinkomen, zoals in de aanslag inkomstenbelasting is opgenomen, in aanmerking te worden genomen.
3.2. Niet in geschil is dat [belanghebbende B] en [belanghebbende C] in het jaar 2013 als medebewoners van [appellant] kunnen worden aangemerkt. Voor het bepalen van het toetsingsinkomen dient het verzamelinkomen van [appellant], diens partner en medebewoners over het kalenderjaar 2013 in aanmerking te worden genomen. Uit het besluit van 12 september 2014 blijkt hoe het gezamenlijk toetsingsinkomen van [appellant] over 2013 is berekend. Daaruit volgt dat het inkomen van [belanghebbende A] niet bij de vaststelling van het toetsingsinkomen is betrokken. Voor het verzamelinkomen van [belanghebbende B] en [belanghebbende C] mocht de Belastingdienst/Toeslagen het verzamelinkomen uit de aanslag inkomstenbelasting in aanmerking nemen. Dat [belanghebbende C] wegens beslagen op zijn inkomen geen bijdrage aan de huishoudelijke uitgaven kan leveren is daarbij niet van belang.
3.3. Het betoog faalt.
4. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. N. Verheij, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. B. van Dokkum, griffier.
w.g. Verheij w.g. Van Dokkum
lid van de enkelvoudige kamer griffier
Uitgesproken in het openbaar op 23 december 2015
480-809.