ECLI:NL:RVS:2015:392

Raad van State

Datum uitspraak
11 februari 2015
Publicatiedatum
11 februari 2015
Zaaknummer
201406392/1/A2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • P.B.M.J. van der Beek-Gillessen
  • M.R. Poot
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen afwijzing aanvraag vergoeding extra uren rechtsbijstand

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van [appellante] tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 17 juni 2014, waarin het beroep tegen de afwijzing van de aanvraag om vergoeding van extra uren rechtsbijstand door de raad voor rechtsbijstand ongegrond werd verklaard. De aanvraag was ingediend door mr. S. Aytemür op 15 februari 2013, na een toevoeging voor een strafzaak die op 8 mei 2012 was verleend. De raad had de aanvraag afgewezen op basis van het ontbreken van feitelijke en juridische complexiteit in de strafzaak. De rechtbank bevestigde deze afwijzing, waarna [appellante] in hoger beroep ging.

De Raad van State heeft de zaak op 29 januari 2015 behandeld. De raad heeft een verweerschrift ingediend en de zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige kamer. De Afdeling overweegt dat het belang van [appellante] bij de beoordeling van het besluit is vervallen, omdat de rechtsbijstand waarvoor de vergoeding was aangevraagd al was verleend en de zaak was beëindigd. Dit betekent dat het toekennen van extra uren geen financiële of andere gevolgen meer heeft voor [appellante].

Daarom is het hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan op 11 februari 2015.

Uitspraak

201406392/1/A2.
Datum uitspraak: 11 februari 2015
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellante], wonend te [woonplaats],
appellante,
tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 17 juni 2014 in zaak nr. 13/4787 in het geding tussen:
[appellante]
en
het bestuur van de raad voor rechtsbijstand (hierna: de raad).
Procesverloop
Bij besluit van 25 maart 2013 heeft de raad een aanvraag van mr. S. Aytemür om vergoeding van extra uren rechtsbijstand aan [appellante] afgewezen.
Bij besluit van 16 juli 2013 heeft de raad het door [appellante] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 17 juni 2014 heeft de rechtbank het door [appellante] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellante] hoger beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 29 januari 2015, waar de raad, vertegenwoordigd door C.W. Wijnstra, aldaar werkzaam, is verschenen.
Overwegingen
1. Bij besluit van 8 mei 2012 heeft de raad een toevoeging aan [appellante] verleend voor een strafzaak. Aytemür heeft op 15 februari 2013 de raad verzocht om vergoeding van in totaal 23 extra uren rechtsbijstand. De raad heeft de aanvraag afgewezen omdat niet is gebleken van feitelijke en/of juridische complexiteit in de strafzaak.
2. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (uitspraak van 20 juni 2012 in zaak nr. 201108199/1/A2), vervalt het belang van een rechtzoekende bij de beoordeling van een besluit als hier aan de orde, indien de rechtsbijstand waarvoor vergoeding van extra uren was aangevraagd al daadwerkelijk is verleend en de zaak is beëindigd, zodat het al dan niet toekennen van de gevraagde extra uren voor hem geen financiële of andere gevolgen heeft.
De raad heeft een vonnis van de rechtbank Amsterdam van 22 augustus 2013 op de dagvaarding [appellante] overgelegd. Met dit vonnis is de rechtsbijstand, waarvoor de toevoeging is verleend, beëindigd. Nu het al dan niet toekennen van de gevraagde extra uren voor [appellante] voorts geen financiële of andere gevolgen heeft, is het belang van [appellante] bij haar hoger beroep vervallen, zodat aan een inhoudelijke beoordeling van haar betoog niet wordt toegekomen.
3. Het hoger beroep is niet-ontvankelijk.
4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk.
Aldus vastgesteld door mr. P.B.M.J. van der Beek-Gillessen, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M.R. Poot, griffier.
w.g. Van der Beek-Gillessen w.g. Poot
lid van de enkelvoudige kamer griffier
Uitgesproken in het openbaar op 11 februari 2015
362/615.