201504741/1/R1.
Datum uitspraak: 23 december 2015
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
1. [appellant sub 1], wonend te Staphorst,
2. [appellant sub 2], wonend te Staphorst,
en
de raad van de gemeente Staphorst,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 7 april 2015 heeft de raad het bestemmingsplan "De Streek, Partiële herziening Van der Walstraat" vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben [appellant sub 1] en [appellant sub 2] beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
[appellant sub 1], [appellant sub 2] en de raad hebben nadere stukken ingebracht.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 27 oktober 2015, waar [appellant sub 1], bijgestaan door mr. J.G.J. van den Bergh, advocaat te Heerenveen, [appellant sub 2], bijgestaan door mr. H. Martens, werkzaam bij Univé, en de raad, vertegenwoordigd door mr. J.J. van den Berg, zijn verschenen. Voorts is ter zitting als partij gehoord [belanghebbende], bijgestaan door R.G. Zuidema.
Overwegingen
Het geschil
1. Het plan voorziet naar aanleiding van de aanvraag van initiatiefnemer [belanghebbende] in een nieuwe woning ter plaatse van de onbebouwde gronden tussen de [locatie 1] en [locatie 2] en de [locatie 3] te Staphorst. [appellant sub 1] en [appellant sub 2] richten zich in beroep tegen de nieuwe woning die tussen hun woningen in is voorzien. [appellant sub 1] woont aan de [locatie 3]. [appellant sub 2] woont aan de [locatie 4] en [locatie 1] te Staphorst. Zij vrezen onder meer dat het plan zal leiden tot aantasting van het beschermd dorpsgezicht.
Toetsingskader
2. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan heeft de raad beleidsvrijheid om bestemmingen aan te wijzen en regels te geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De Afdeling toetst deze beslissing terughoudend. Dit betekent dat de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden beoordeelt of aanleiding bestaat voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. Voorts beoordeelt de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden of het bestreden besluit anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht.
Formeel
3. [appellant sub 1] betoogt dat de wijze waarop de raad de naar voren gebrachte zienswijzen heeft behandeld in strijd is met artikel 3:46 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb).
Artikel 3:46 van de Awb verzet zich er niet tegen dat de raad de zienswijzen samengevat weergeeft. Dat niet op ieder argument ter ondersteuning van een zienswijze afzonderlijk is ingegaan, is op zichzelf geen aanleiding voor het oordeel dat het bestreden besluit niet voldoende is gemotiveerd. Niet is gebleken dat bepaalde bezwaren of argumenten niet in de overwegingen zijn betrokken. Het betoog faalt.
Het open plekken beleid
4. [appellant sub 1] en [appellant sub 2] betogen dat de voorziene woning in strijd is met de beleidsnotitie 'Open plekken beleid Staphorst, 4e wijziging' (hierna: het open plekken beleid). Hierbij voeren zij aan dat sprake is van bouwen achter een steeg.
Voor zover sprake is van bouwen aan de Van der Walstraat betoogt [appellant sub 1] dat de raad ten onrechte is uitgegaan van een beleidswijziging waarover geen formele besluitvorming heeft plaatsgevonden. In het exemplaar van het open plekken beleid dat aan de opiniërende raadsvergadering van 4 maart 2014 is voorgelegd was de passage dat de Van der Walstraat als dwarsweg uit de notitie is gehaald nog niet opgenomen. Voorts is in de besluitenlijsten van de raadsvergaderingen van 4 en 11 maart 2014 niet vermeld dat deze passage wordt opgenomen, aldus [appellant sub 1].
4.1. De raad stelt zich op het standpunt dat hij ten opzichte van het voorliggende plan reeds eerder een positieve grondhouding had aangenomen door de Van der Walstraat bij besluit van 11 maart 2014 uit het open plekken beleid te halen. Het open plekken beleid staat dan ook niet aan het plan in de weg, nu geen sprake is van bouwen aan een steeg, maar van bouwen aan de Van der Walstraat, aldus de raad.
4.2. Het plan voorziet tussen de [locatie 1] en [locatie 2] en de [locatie 3] te Staphorst in de bestemming "Wonen - 2", de dubbelbestemming "Waarde - Beschermd dorpsgezicht" en gedeeltelijk in een bouwvlak.
Ingevolge artikel 3, lid 3.1, aanhef en onder a, van de planregels zijn de voor "Wonen - 2" aangewezen gronden bestemd voor wonen.
Ingevolge lid 3.2, sub a, onder 3 en 4, mag de goot- en bouwhoogte van hoofdgebouwen en daarvan onderdeel uitmakende aan- of uitbouwen niet meer dan 3,3 m onderscheidenlijk 10 m bedragen.
4.3. Een gedeelte van Staphorst, dat wordt aangeduid als 'de Streek', is bij besluit van 1993 aangewezen als beschermd dorpsgezicht. Volgens de overwegingen van het aanwijzingsbesluit, en de toelichting daarbij, wordt het gebied gekenmerkt door een enkele kilometers lange bebouwingsas met een bijzondere vorm van lintbebouwing, waarbij boerderijen vlak naast en achter elkaar, evenwijdig aan de lengterichting van de percelen, aan de bebouwingsas liggen. De achter- en naastgelegen erven liggen in een patroon van vrijwel parallelle, langgerekte perceelsgrenzen en worden door één inrit ontsloten. Deze inritten worden 'stegen' genoemd. De boerderijen liggen onderling op wisselende afstanden van elkaar, variërend van enkele meters tot meer dan 15 m.
In de dorpskern van Staphorst is de historische samenhang met het achterliggende landschap plaatselijk verdwenen door naoorlogse nieuwbouw en wegaanleg. Een doorbreking van de historische structuur is ontstaan door de verbreding van de Rijksweg A28. Het gehele bebouwingslint van de Streek is binnen het beschermde gebied opgenomen. De begrenzing is in beginsel gelegd op ongeveer 250 m ter weerszijden van de Oude Rijksweg en de Gemeenteweg. Uitzondering daarop vormen de kernen Staphorst en Rouveen, waar de grens zodanig is gelegd dat nieuwbouw, voor zover niet direct aan de Gemeenteweg of de Oude Rijksweg grenzend, buiten het beschermde gebied is gelaten.
4.4. In verband met de aanwijzing als beschermd dorpsgezicht heeft de raad het open plekken beleid vastgesteld. Vermeld is dat het gebied waarvoor dit beleid geldt globaal overeenkomt met de grenzen van het bestemmingsplan "De Streek" van 11 juni 2013, voor zover het betreft de gronden met de dubbelbestemming "Beschermd dorpsgezicht". In het open plekken beleid zijn voorwaarden gesteld voor het bouwen achter stegen en aan dwarswegen.
4.5. Wat betreft het betoog dat geen formele besluitvorming heeft plaatsgevonden over het schrappen van de Van der Walstraat in het open plekken beleid heeft de raad de gang van zaken ter zitting als volgt toegelicht. Het open plekken beleid is na de raadsvergadering van 4 maart 2014 op bestuurlijk niveau aangepast door aan paragraaf 1.1 toe te voegen dat de Van der Walstraat uit de notitie is gehaald als een dwarsweg en door de passage over de Van der Walstraat te verwijderen uit bijlage II, waarin per dwarsweg een ruimtelijke motivering is gegeven. Derhalve maakte deze passage reeds deel uit van het exemplaar dat aan de raadsvergadering van 11 maart 2014 was voorgelegd. De Afdeling overweegt dat het onder deze omstandigheden niet noodzakelijk is dat de passage in de besluitenlijst van een van beide raadsvergaderingen is vermeld. Derhalve dient te worden aangenomen dat het open plekken beleid tijdens de raadsvergadering van 11 maart 2014 is vastgesteld inclusief voornoemde passage. Gelet hierop heeft de raad zich terecht op het standpunt gesteld dat het open plekken beleid niet van toepassing is op bebouwing aan de Van der Walstraat. Het betoog faalt.
4.6. Ter zitting heeft de raad bevestigd dat de wijziging van het open plekken beleid bij besluit van 11 maart 2014 is geschied met het oogmerk om bebouwing aan de Van der Walstraat toe te staan en dat daarbij het voorliggende plangebied voor ogen stond. Gelet op het vorenstaande heeft de raad zich terecht op het standpunt gesteld dat het open plekken beleid niet aan het plan in de weg staat. Het betoog faalt.
Het beschermd dorpsgezicht
5. [appellant sub 1] en [appellant sub 2] betogen dat de voorziene woning onevenredig afbreuk doet aan het beschermenswaardige bebouwingsbeeld in 'de Streek' van Staphorst. Zij achten de woning dan ook in strijd met de aanwijzing als beschermd dorpsgezicht.
5.1. De raad stelt zich op het standpunt dat de woning in overeenstemming is met de aanwijzing als beschermd dorpsgezicht gelet op de ligging en de oriëntatie van het bouwvlak en het verzwaarde welstandsregime binnen het beschermd dorpsgezicht.
5.2. Ingevolge artikel 4, lid 4.1, van de planregels zijn de voor "Waarde - Beschermd dorpsgezicht" aangewezen gronden, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor behoud, herstel en versterking van het karakteristieke dorpsgezicht zoals verwoord in onder meer de aanwijzing als beschermd dorpsgezicht van 18 oktober 1993.
Ingevolge lid 4.2 kan het college van burgemeester en wethouders met het oog op onder meer behoud, herstel en versterking van het karakteristieke dorpsgezicht (de Streek) nadere eisen stellen aan de goot- en bouwhoogte, de oppervlakte, de plaats en de nokrichting van gebouwen.
5.3. In de plantoelichting staat dat het voorziene bouwvlak wat betreft de ligging en de oriëntatie aansluit op de bestaande bebouwing langs de Van der Walstraat. Hier is voor gekozen omdat deze straat en de A28 een onderbreking vormen van de historische structuur van de Streek. Het handelen conform (lees: aansluiting zoeken bij) het open plekken beleid zou in dit geval leiden tot een aantasting van het bebouwingsbeeld en ruimtelijke kwaliteit vanaf de Van der Walstraat, aldus de plantoelichting. Voorts heeft de raad in het verweerschrift toegelicht dat het gemeentebestuur in dit gebied een verzwaard welstandsregime hanteert.
5.4. Gelet op het overwogene in 4.3 wordt in de motivering van de aanwijzing als beschermd dorpsgezicht met name de lintbebouwing aan de lange bebouwingsas (de Gemeenteweg) in de vorm van stegen beschermenswaardig geacht. In dit geval is geen sprake van bouwen achter een steeg omdat de woning aan de Van der Walstraat is geprojecteerd. Gelet hierop, alsmede op hetgeen in de plantoelichting is vermeld, de in artikel 4, lid 4.2, van de planregels neergelegde mogelijkheid om nadere eisen te stellen en het verzwaarde welstandsregime, heeft de raad zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat de voorziene woning past in het bestaande bebouwingsbeeld en geen onevenredige afbreuk doet aan het beschermd dorpsgezicht. Het betoog faalt.
6. Voor zover [appellant sub 1] en [appellant sub 2] wijzen op het negatieve ambtelijke advies van 22 april 2014 overweegt de Afdeling dat het vaststellen van een bestemmingsplan de bevoegdheid is van de raad en de raad niet aan een ambtelijk advies gebonden is. Het betoog faalt.
Provinciale verordening en gemeentelijke structuurvisie
7. [appellant sub 2] betoogt dat het plan in strijd is met artikel 2.1.5, vijfde en zesde lid, van de Omgevingsverordening Overijssel 2009. Hierbij voert hij aan dat het plangebied in de Catalogus Gebiedskenmerken uit de Provinciale omgevingsvisie is aangewezen voor behoud karakteristiek bebouwingspatroon.
Voorts betoogt [appellant sub 2] dat het plan in strijd is met de gemeentelijke structuurvisie nu de woning qua situering niet is afgestemd op het verkavelingspatroon van de Streek.
7.1. Zoals onder 5.4 is overwogen heeft de raad zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat de voorziene woning past in het bestaande bebouwingsbeeld. Gelet hierop bestaat in de niet nader toegelichte stellingen van [appellant sub 2] daaromtrent geen aanleiding voor het oordeel dat het plan in strijd is met de door hem genoemde onderdelen van de Omgevingsverordening Overijssel 2009 en de gemeentelijke structuurvisie. De betogen falen.
Water
8. [appellant sub 1] betoogt dat het plan zal leiden tot wateroverlast op zijn perceel. Hierbij voert [appellant sub 1] aan dat de voorwaardelijke verplichting uit artikel 3, lid 3.2, onder 7, van de planregels onvoldoende concreet is.
8.1. Ingevolge artikel 3, lid 3.2, sub a en onder 7, van de planregels geldt dat het bouwen van een woning slechts is toegestaan indien nabij de perceelsgrens met het perceel [locatie 3] een waterberging is gerealiseerd zodat er vanaf het plangebied geen afvloeiing van oppervlaktewater naar perceel [locatie 3] plaatsvindt.
8.2. In artikel 3, lid 3.2, sub a en onder 7, van de planregels is het te behalen doel - het voorkomen van afvloeiing van oppervlaktewater naar perceel [locatie 3] - concreet vastgelegd. Gelet hierop bestaat geen aanleiding voor het oordeel dat de regeling in strijd is met de rechtszekerheid of anderszins onvoldoende concreet is. Het betoog faalt.
9. [appellant sub 2] vreest dat het plan zal leiden tot het sterven van vier waardevolle oude bomen op zijn gronden. Hierbij voert hij aan dat het plangebied wordt opgehoogd hetgeen leidt tot vernatting van zijn perceel. Voorts zal het plaatsen van een keerwand de wortels beschadigen.
9.1. Ingevolge artikel 3, lid 3.2, sub a en onder 6, van de planregels geldt dat het bouwen van een woning slechts is toegestaan indien op of tegen de perceelsgrens met het perceel [locatie 5]/[locatie 1] een voorziening is gerealiseerd zodat er vanaf het plangebied geen afvloeiing van oppervlaktewater naar perceel [locatie 5]/[locatie 1] plaatsvindt.
9.2. Ter zitting heeft de raad toegelicht dat het perceel gering wordt opgehoogd, zodat het bodemmilieu voor de bomen niet significant zal veranderen. Gelet hierop, en op voormelde voorwaardelijke verplichting in de planregels, heeft de raad in redelijkheid kunnen uitgaan van de verwachting dat het plan niet zal leiden tot vernatting van het perceel van [appellant sub 2]. Het betoog faalt.
Voorts is ter zitting naar voren gekomen dat de bomen op ruim 2 m staan van de locatie waar mogelijk een keerwand wordt aangelegd. Gelet hierop heeft de raad zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat geen groot risico bestaat op schade aan de bomen. Het betoog faalt.
Conclusie
10. Gelet op het voorgaande zijn de beroepen van [appellant sub 1] en [appellant sub 2] ongegrond.
11. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart de beroepen ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. J.A. Hagen, voorzitter, mr. J.C. Kranenburg en mr. B.P.M. van Ravels, leden, in tegenwoordigheid van mr. J.S.S. Hupkes, griffier.
w.g. Hagen w.g. Hupkes
voorzitter griffier
Uitgesproken in het openbaar op 23 december 2015
635.