ECLI:NL:RVS:2015:3852
Raad van State
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking van toevoegingen voor rechtsbijstand in verband met ondernemerschap
In deze zaak heeft de Raad van State op 16 december 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep over de intrekking van twee aan appellante verleende toevoegingen voor rechtsbijstand. De intrekking vond plaats op basis van artikel 12, tweede lid, aanhef en onder e, van de Wet op de rechtsbijstand (Wrb), waarin is bepaald dat rechtsbijstand niet wordt verleend indien het rechtsbelang betrekking heeft op de uitoefening van een zelfstandig beroep of bedrijf, tenzij aan bepaalde voorwaarden is voldaan. Appellante had aanvankelijk toevoegingen gekregen in verband met een aansprakelijkstelling van de gemeente Amsterdam voor schade door verduistering en fraude, maar had verzuimd te melden dat deze vorderingen voortvloeiden uit haar bedrijf BD Cosmetics.
De Raad voor Rechtsbijstand heeft de toevoegingen met terugwerkende kracht ingetrokken, omdat de aanvragen onjuist of onvolledig waren. Appellante heeft hiertegen bezwaar gemaakt en stelde dat in eerdere procedures wel toevoegingen waren verleend, maar de Raad van State oordeelde dat de intrekking terecht was. De rechtbank Amsterdam had eerder de bezwaren van appellante ongegrond verklaard, en deze uitspraak werd door de Raad van State bevestigd. De Raad van State concludeerde dat de toevoegingen niet hadden mogen worden verleend, omdat het geschil voortvloeide uit het ondernemerschap van appellante.
De uitspraak benadrukt het belang van correcte informatieverstrekking bij aanvragen voor rechtsbijstand en de strikte toepassing van de wetgeving omtrent rechtsbijstand in het kader van ondernemerschap. De Raad van State heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.