ECLI:NL:RVS:2015:3848

Raad van State

Datum uitspraak
16 december 2015
Publicatiedatum
16 december 2015
Zaaknummer
201507155/1/R6
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • J.C. Kranenburg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen wijzigingsplan en omgevingsvergunning voor woningbouw in Hillegom

In deze zaak heeft de Raad van State op 16 december 2015 uitspraak gedaan over een beroep van een appellant tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Hillegom. Het college had op 7 juli 2015 een wijzigingsplan vastgesteld voor de Olivier van Noortstraat en een omgevingsvergunning verleend aan Trebbe West B.V. voor de bouw van 37 nieuwe woningen. De appellant, wonend aan de Stationsweg, betoogde dat de realisatie van het bouwplan zou leiden tot een toename van de verkeersdrukte en verkeersonveiligheid in zijn woonomgeving. Hij stelde dat de voorgenomen verkeersmaatregelen niet adequaat waren en dat het verkeersonderzoek niet zorgvuldig was uitgevoerd.

De Raad van State heeft de argumenten van de appellant beoordeeld en vastgesteld dat hij als belanghebbende kan worden aangemerkt, aangezien hij aan de Stationsweg woont en mogelijk gevolgen van het extra verkeer zal ondervinden. De Afdeling bestuursrechtspraak oordeelde dat het college de verkeersgevolgen van de besluiten in redelijkheid aanvaardbaar kon achten. De appellant had geen overtuigende argumenten aangedragen die de conclusie van het college over de verkeersgeneratie en de veiligheid op de Stationsweg konden weerleggen.

Uiteindelijk verklaarde de Raad van State het beroep ongegrond, wat betekent dat de besluiten van het college in stand blijven. De uitspraak benadrukt het belang van zorgvuldig verkeersonderzoek en de afweging van belangen bij ruimtelijke ordening.

Uitspraak

201507155/1/R6.
Datum uitspraak: 16 december 2015
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant], wonend te Hillegom,
appellant,
en
het college van burgemeester en wethouders van Hillegom,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 7 juli 2015 heeft het college besloten tot het vaststellen van het wijzigingsplan "Wijzigingsplan Olivier van Noortstraat" en de verlening van een omgevingsvergunning aan Trebbe West B.V. voor het bouwen van 37 nieuwe woningen in het plangebied.
De besluiten zijn gecoördineerd voorbereid en bekend gemaakt, zoals bedoeld in artikel 3.30 van de Wet ruimtelijke ordening (hierna: Wro).
Tegen deze besluiten heeft [appellant] beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
Trebbe heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 30 november 2015, waar [appellant] en het college, vertegenwoordigd door drs. M. Yarim, mr. R.K. Dijksterhuis en R. van Thienen, allen werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen. Voorts is Trebbe, vertegenwoordigd door mr. I.E. Nauta, advocaat te Arnhem, ir. J.M. Verbeek en drs. F.P. Frederix, werkzaam bij Goudappel Coffeng, als partij gehoord.
Overwegingen
1. [appellant] betoogt dat de realisatie van het bouwplan zal leiden tot een toename van de al bestaande verkeersdrukte en verkeersonveiligheid op de Stationsweg, waaraan hij woont. De door het college voorgenomen verkeersmaatregelen in de Stationsweg zijn volgens hem niet toereikend. Ter zitting heeft [appellant] toegelicht dat in de directe omgeving van de Stationsweg op diverse locaties is bijgebouwd, en dat de gemeente Hillegom heeft geconcludeerd dat de Stationsweg en onveilige straat is geworden. De in het plan voorziene woningen zullen extra onveiligheid geven, maar de Stationsweg wordt omgedoopt in een fietsstraat, zonder dat er daadwerkelijk iets aan de veiligheid verbetert. [appellant] betoogt voorts dat het voor de besluiten verrichte verkeersonderzoek niet zorgvuldig is uitgevoerd. Ten eerste is het onderzoek in de periode tussen 12 juni en 1 juli uitgevoerd, hetgeen volgens hem midden in de vakantietijd is, terwijl geen corrigerende factor op de verkregen data werd toegepast. Voorts werd de verkeersgeneratie eenmaal per etmaal gemeten, hetgeen volgens [appellant] geen juist beeld geeft, omdat de Stationsweg de verbindingsweg is tussen de gemeentekern en het station, waardoor hoge pieken in de verkeersstroom en perioden met weinig verkeer elkaar afwisselen. Ook is volgens [appellant] geen rekening gehouden met de diverse agrarische en woonwijkontsluitingen die op de Stationsweg uitkomen.
2. Het college en Trebbe stellen dat [appellant] geen belanghebbende is bij de besluiten. Hij heeft geen zicht op de woningen die mogelijk worden gemaakt. De verkeerstoename op de Stationsweg die als gevolg van de woningen te verwachten is, is volgens het college zo gering dat het belang van [appellant] niet te onderscheiden is van dat van een willekeurige derde.
3. Volgens het bij het wijzigingsplan gevoegde rapport "Verkeerseffecten Olivier Van Noortstraat te Hillegom" van Goudappel Coffeng (hierna: het verkeersonderzoek) zal een deel van het extra verkeer dat door de nieuwe woningen gegenereerd zal worden zich via de Stationsweg afwikkelen. [appellant] woont aan de Stationsweg en het is niet uitgesloten dat hij gevolgen van dit extra verkeer zal ondervinden. Gelet daarop wordt hij door de besluiten rechtstreeks in zijn belangen geraakt en is zijn beroep ontvankelijk.
4. Het college stelt dat de Stationsweg wordt aangepakt omdat het tijd was voor groot onderhoud, onder andere aan kabels en leidingen. Tevens zijn er enkele knelpunten; er zijn veel fietsers en auto’s rijden vaak met een te hoge snelheid. In verband daarmee heeft het college maatregelen voorgesteld waarover nu inspraak plaatsvindt. Met de bestreden besluiten heeft dit niets te maken. De uitvoering van de besluiten genereert zo weinig verkeer in de Stationsweg dat daarvan geen invloed op de veiligheidssituatie te verwachten valt, aldus het college. Er is noch in de bestaande situatie, noch na verwezenlijking van de besluiten een overbelaste verkeerssituatie. Trebbe en het college stellen dat de Stationsweg een erftoegangsweg is, waarvan de capaciteit toereikend is voor een verkeersstroom tot 4000 verkeersbewegingen per etmaal, terwijl er in de praktijk 1800 verkeersbewegingen per etmaal zijn.
5. In het verkeersonderzoek zijn de verwachte verkeerstoename en de verwachte routekeuze in beeld gebracht aan de hand van respectievelijk de "Kencijfers parkeren en verkeersgeneratie" van het CROW en het verkeersmodel "RVMK Holland Rijnland v30". Volgens deze berekeningen is op de Stationsweg een verkeerstoename te verwachten van 1 % ten opzichte van de situatie zonder het wijzigingsplan.
6. Hetgeen [appellant] aanvoert geeft geen aanleiding voor het oordeel dat het college het verkeersonderzoek niet ten grondslag had mogen leggen aan zijn beoordeling van de verkeersgevolgen van de bestreden besluiten. De door [appellant] gestelde invloed van de tijd van het jaar, de ongelijkmatige verdeling van de verkeersstroom op de Stationsweg over het etmaal en de aanwezigheid van agrarische en woonwijkontsluitingen zijn niet relevant voor de berekening van de verkeersgeneratie en de verdeling als gevolg van de door de besluiten mogelijk gemaakte woningen. [appellant] heeft de kengetallen en het model die aan deze berekening ten grondslag liggen niet bestreden. Voor zover zijn betoog ertoe strekt dat het bestaande aantal verkeersbewegingen is onderschat overweegt de Afdeling als volgt. [appellant] heeft de gestelde capaciteit van de Stationsweg niet weersproken. Ook indien enige onderschatting heeft plaatsgevonden is, gelet op de capaciteit van de Stationsweg, niet aannemelijk dat de geringe verkeerstoename vanwege de realisatie van de woningen tot een onaanvaardbare situatie leidt.
7. Gelet op het voorgaande heeft het college de verkeersgevolgen van de besluiten voor de Stationsweg in redelijkheid aanvaardbaar kunnen achten.
8. De volgens [appellant] ontoereikende maatregelen die ten aanzien van de herprofilering van de Stationsweg zijn voorgenomen maken geen deel uit van de bestreden besluiten en staan in deze procedure niet ter beoordeling. Voorts is er gelet op hetgeen onder 6 is overwogen geen aanleiding voor het oordeel dat het college de besluiten in redelijkheid niet had kunnen nemen zonder tevens in maatregelen op de Stationsweg te voorzien.
9. Het beroep is ongegrond.
10. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. J.C. Kranenburg, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. H.E. Postma, griffier.
w.g. Kranenburg w.g. Postma
lid van de enkelvoudige kamer griffier
Uitgesproken in het openbaar op 16 december 2015
539.