201504061/1/R4.
Datum uitspraak: 16 december 2015
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Tussenuitspraak met toepassing van artikel 8:51d van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) in het geding tussen:
[appellant A], wonend te [woonplaats], en [appellant B], wonend te Tilburg (hierna tezamen en in enkelvoud: [appellant]),
en
de raad van de gemeente Alphen aan den Rijn,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 26 maart 2015 heeft de raad het bestemmingsplan "Pastorie - locatie Koudekerk aan den Rijn" gewijzigd vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft [appellant] beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 2 november 2015, waar [appellant], vertegenwoordigd door [appellant A], bijgestaan door mr. S.T.J. Olierook, advocaat te Leiden, en de raad, vertegenwoordigd door ing. H.J. van Lubek en J. Pierik, beiden werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
Overwegingen
Bestuurlijke lus
1. Ingevolge artikel 8:51d van de Awb, voor zover hier van belang, kan de Afdeling het bestuursorgaan opdragen een gebrek in het bestreden besluit te herstellen of te laten herstellen.
Toetsingskader
2. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan heeft de raad beleidsvrijheid om bestemmingen aan te wijzen en regels te geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De Afdeling toetst deze beslissing terughoudend. Dit betekent dat de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden beoordeelt of aanleiding bestaat voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. Voorts beoordeelt de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden of het bestreden besluit anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht.
Het plan
3. Het plan voorziet in de ontwikkeling van maximaal 24 appartementen op de zogenoemde Pastorie-locatie, de percelen achter de woningen aan de Dorpsstraat 55a tot en met 59 te Koudekerk aan den Rijn.
[appellant] is eigenaar van het gebouw aan de [locatie 1] en [locatie 2] te Koudekerk aan den Rijn. Het gebouw wordt deels verhuurd als woning en deels als kantoor. [appellant] kan zich niet verenigen met de wijze waarop in het onderhavige plan in de ontsluiting van de appartementen is voorzien. Blijkens de verbeelding loopt de ontsluiting van de appartementen via een weg gelegen tussen het gebouw van [appellant] en de woning aan de Dorpsstraat 61 te Koudekerk aan den Rijn.
Alternatieve ontsluitingsroute
4. [appellant] betoogt dat ten onrechte geen onderzoek is verricht naar alternatieve ontsluitingsmogelijkheden voor de in het plan voorziene appartementen. Hij voert aan dat het rapport ‘Verkeerskundig onderzoek locatie ‘Pastorie’’ van 4 september 2012 van Goudappel Coffeng uitsluitend ziet op de in het plan voorziene ontsluiting. Volgens [appellant] is een alternatieve ontsluitingsroute mogelijk, te weten de bestaande uitweg tussen de woning aan de Dorpsstraat 61 en de woning aan de Dorpsstraat 63 te Koudekerk aan den Rijn. Deze weg is verkeerstechnisch beter en niet dicht op andere woningen gesitueerd, aldus [appellant]. In dit verband voert [appellant] aan dat uit de brief van 16 maart 2015 van het college van burgemeester en wethouders van Alphen aan den Rijn volgt dat in het kader van overleg met de Brandweer Hollands-Midden de door hem voorgestelde alternatieve ontsluitingsroute weliswaar ter sprake is gekomen, maar niet tot een verdere uitwerking is gekomen. Volgens [appellant] is de beantwoording in de Nota van beantwoording zienswijzen en ambtshalve wijzigingen dat het alternatief gewoon niet realistisch en haalbaar is, dan ook onjuist.
4.1. De raad stelt zich op het standpunt dat is gekozen voor een directe ontsluitingsmogelijkheid op de Dorpsstraat. Om te kunnen beoordelen of deze ontsluitingsmogelijkheid haalbaar is, is door Goudappel Coffeng een verkeerskundig onderzoek uitgevoerd, aldus de raad. De raad stelt dat volgens het onderzoek een directe ontsluiting naar de Dorpsstraat mogelijk is, zodat er geen aanleiding was om een andere ontsluitingsmogelijkheid te onderzoeken. Volgens de raad is naar aanleiding van een advies van de Brandweer Hollands-Midden over de wegbreedte overleg gevoerd met de Brandweer Hollands-Midden. In dit overleg zijn alternatieve ontsluitingsmogelijkheden in geval van calamiteiten ter sprake gekomen, te weten via het perceel aan de Dorpsstraat 63 dan wel ten noorden van de kerk alsmede het verbreden van de voorgestane ontsluitingsweg, aldus de raad. Volgens de raad is het tot een verdere uitwerking van de alternatieve ontsluitingsmogelijkheden niet gekomen, omdat is gekozen om de voorgestane ontsluitingsweg te verbreden tot 6 m.
4.2. Blijkens de verbeelding worden de in het plan voorziene appartementen ontsloten via een bestaande weg gelegen tussen het gebouw van [appellant] en de woning aan de Dorpsstraat 61 te Koudekerk aan den Rijn. Aan deze weg is de bestemming "Verkeer - Verblijfgebied" toegekend. De woning aan de Dorpsstraat 61 wordt daartoe afgebroken en verplaatst. Door de verplaatsing van deze woning kan een voldoende wegbreedte worden gerealiseerd voor de ontsluiting van de voorziene appartementen.
4.3. De raad dient bij de keuze van een bestemming een afweging te maken van alle belangen die betrokken zijn bij de vaststelling van het plan. Daarbij heeft de raad beleidsvrijheid. De voor- en nadelen van alternatieven dienen in die afweging te worden meegenomen.
In zijn zienswijze heeft [appellant] reeds naar voren gebracht dat een alternatieve ontsluitingsmogelijkheid bestaat voor de voorziene appartementen via een bestaande uitweg op de gronden van de eigenaren van de ontwikkellocatie gelegen tussen de woning aan de Dorpsstraat 61 en de woning aan de Dorpsstraat 63 te Koudekerk aan den Rijn. Ter zitting heeft [appellant] toegelicht dat de alternatieve ontsluiting ook kan worden gerealiseerd door een nieuwe uitweg aan te leggen op de gronden van de eigenaren van de ontwikkellocatie ten oosten van de woning aan de Dorpsstraat 61. In de Nota van beantwoording zienswijzen en ambtshalve wijzigingen staat met betrekking tot de door [appellant] in zijn zienswijze naar voren gebrachte alternatieve ontsluitingsmogelijkheid dat bij de planontwikkeling hier al vooronderzoek naar is gedaan, maar het alternatief gewoon niet realistisch en haalbaar is. Door de raad is ter zitting toegelicht dat hiermee is bedoeld dat een alternatief niet voor ligt en dat de grondeigenaren een andere ontsluiting niet willen. Naar het oordeel van de Afdeling heeft de raad de door [appellant] aangedragen alternatieve ontsluitingsmogelijkheden ten onrechte niet in de afweging betrokken. Daarbij neemt de Afdeling in aanmerking dat de door [appellant] aangedragen alternatieve ontsluitingen realiseerbaar zijn nu de betreffende gronden eveneens in eigendom zijn van de eigenaren van de ontwikkellocatie. Voorts betrekt de Afdeling daarbij dat niet onaannemelijk is dat, nu de ontsluitingsweg in de voorgestelde alternatieven niet grenst aan het perceel van [appellant], het woon- en leefklimaat bij de woning van [appellant] zal verbeteren alsmede dat de verkeersveiligheid zal verbeteren. De raad heeft gelet op het voorgaande niet in redelijkheid kunnen afzien van het verrichten van nader onderzoek naar alternatieve ontsluitingsmogelijkheden. Gelet hierop is het besluit in zoverre niet met de vereiste zorgvuldigheid voorbereid.
Het betoog slaagt.
Opdracht
5. In hetgeen [appellant] heeft aangevoerd ziet de Afdeling aanleiding voor het oordeel dat het bestreden besluit is genomen in strijd met artikel 3:2 van de Awb.
6. Met het oog op een spoedige beslechting van het geschil zal de Afdeling de raad opdragen om binnen 20 weken na verzending van deze uitspraak met inachtneming van hetgeen onder 4.3 is overwogen alsnog onderzoek te doen naar alternatieve ontsluitingsmogelijkheden, waaronder de door [appellant] aangedragen alternatieven. Daarbij dient de raad alle relevante aspecten te betrekken. Voorts dient de raad of te motiveren waarom bij afweging van alle betrokken belangen de in het plan voorziene ontsluitingsweg dient te prevaleren boven de te onderzoeken alternatieve ontsluitingsmogelijkheden, dan wel een gewijzigd of nieuw besluit te nemen. Hierbij dienen de eigenaren van de ontwikkellocatie te worden betrokken. De raad dient de Afdeling en de andere partijen de uitkomst mede te delen en een eventueel gewijzigd of nieuw besluit op de wettelijk voorgeschreven wijze bekend te maken en mede te delen. Afdeling 3.4 van de Awb behoeft bij de voorbereiding van een gewijzigd of nieuw besluit niet opnieuw te worden toegepast.
7. Gelet op de samenhang met het geconstateerde gebrek zal eerst in de einduitspraak een oordeel worden gegeven over de beroepsgronden van [appellant] dat de ontsluitingsweg afbreuk doet aan het cultuurhistorisch karakter van zijn gebouw, de ontsluitingsweg leidt tot een aantasting van het woon- en leefklimaat bij zijn gebouw en een evident privaatrechtelijke belemmering aan de realisering van de ontsluitingsweg in de weg staat.
Proceskosten
8. In de einduitspraak zal worden beslist over de proceskosten en de vergoeding van het betaalde griffierecht.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
draagt de raad van de gemeente Alphen aan den Rijn op om binnen 20 weken na de verzending van deze tussenuitspraak:
1. met inachtneming van overweging 6 het daar omschreven gebrek te herstellen, en
2. de Afdeling en de andere partijen de uitkomst mede te delen en een eventueel gewijzigd of nieuw besluit op de wettelijk voorgeschreven wijze bekend te maken en mede te delen.
Aldus vastgesteld door mr. B.J. van Ettekoven, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. L.C. Lodeweges, griffier.
w.g. Van Ettekoven w.g. Lodeweges
lid van de enkelvoudige kamer griffier
Uitgesproken in het openbaar op 16 december 2015
625.