ECLI:NL:RVS:2015:3810

Raad van State

Datum uitspraak
4 december 2015
Publicatiedatum
9 december 2015
Zaaknummer
201506871/2/R2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schorsing van omgevingsvergunning voor kap van bomen in Barneveld ter bescherming van woonomgeving

Op 4 december 2015 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak waarin verzoekers, wonend te Barneveld, een voorlopige voorziening vroegen tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Barneveld. Dit besluit, genomen op 15 juli 2015, verleende een omgevingsvergunning voor het vellen van 32 bomen in het kader van de aanleg van een fietspad langs de spoorlijn in de wijk Barneveld-Zuid. De verzoekers stelden dat de bomen in goede staat verkeren en van waarde zijn voor de leefomgeving, en dat het kappen van de bomen onomkeerbare gevolgen zou hebben zolang de bodemprocedure over het bestemmingsplan nog niet was afgerond.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek behandeld op 16 november 2015. Tijdens de zitting werd duidelijk dat het gemeentebestuur van Barneveld op korte termijn wilde beginnen met de kap van de bomen, wat de verzoekers als prematuur beschouwden. De voorzieningenrechter overwoog dat het belang van de verzoekers bij het schorsen van de omgevingsvergunning groter was dan het belang van het gemeentebestuur om met de kapwerkzaamheden te beginnen. De voorzieningenrechter wees op het feit dat er geen verkeersincidenten waren geregistreerd die een onveilige situatie aantoonden en dat de huidige verkeerssituatie niet als onveilig werd ervaren door de omwonenden.

Uiteindelijk besloot de voorzieningenrechter om de omgevingsvergunning te schorsen, en veroordeelde het college tot vergoeding van de proceskosten en het griffierecht aan de verzoekers. Deze uitspraak benadrukt de zorg voor de bescherming van de woonomgeving en de waarde van groen in stedelijke gebieden.

Uitspraak

201506871/2/R2.
Datum uitspraak: 4 december 2015
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:
[verzoeker] en anderen, allen wonend te Barneveld,
verzoekers,
en
het college van burgemeester en wethouders van Barneveld,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 8 juli 2015, kenmerk 15-56, heeft de raad van de gemeente Barneveld het bestemmingsplan "Fietsroute Barneveld-Zuid" vastgesteld.
Bij besluit van 15 juli 2015, kenmerk 2015W0615, heeft het college een omgevingsvergunning verleend voor het vellen of doen vellen van 32 bomen.
Tegen deze besluiten hebben [verzoeker] en anderen beroep ingesteld.
[verzoeker] en anderen hebben de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen ten aanzien van het besluit van 15 juli 2015.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 16 november 2015, waar [verzoeker] en anderen, vertegenwoordigd door mr. T.P. Grünbauer, advocaat te Ede, en het college, vertegenwoordigd door J.H.R. Both, P.A. van Nieuwenhuizen en A.M. van Bommel-Van de Vendel, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
Overwegingen
1. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2. De in beroep bestreden besluiten van 8 juli 2015 en 15 juli 2015 zijn met toepassing van artikel 3.30, eerste lid, aanhef en onder b, en artikel 3.32 van de Wet ruimtelijke ordening (hierna: de Wro) gecoördineerd voorbereid en bekend gemaakt. Het plan voorziet in de aanleg van een fietspad langs de spoorlijn ter hoogte van Hertespoor - Wildforster in de wijk Barneveld-Zuid. Om de aanleg van het fietspad mogelijk te maken moeten er bomen worden gekapt.
3. Het verzoek strekt ertoe om het besluit van 15 juli 2015 waarbij het college een omgevingsvergunning heeft verleend voor het vellen of doen vellen van 32 bomen te schorsen teneinde een onomkeerbare situatie te voorkomen. [verzoeker] en anderen stellen dat zolang nog niet zeker is dat het bestemmingsplan, waartegen zij beroep hebben ingesteld, door de Afdeling in stand wordt gelaten het kappen van de bomen prematuur is. Daarbij wordt er op gewezen dat de te kappen bomen in goede staat verkeren, landschappelijke- en beeldbepalende waarden hebben en van waarde zijn voor het dorpsschoon. Tevens stellen [verzoeker] en anderen dat de bomen bijdragen aan een aantrekkelijke woonomgeving en dat ze een afschermende werking hebben omdat de bomen staan tussen hun woningen en het spoor en de industrie aan de overzijde van het spoor. Het aantal te kappen bomen is aanzienlijk en [verzoeker] en anderen vrezen voor langjarig gemis aan groen, indien de bomen hangende de bodemprocedure reeds worden gekapt en het bestemmingsplan in die procedure geen stand zal houden.
4. Het gemeentebestuur heeft te kennen gegeven op korte termijn te willen starten met de uitvoerende werkzaamheden waaronder de kap van de bomen. Het gemeentebestuur heeft geen gehoor gegeven aan het verzoek van [verzoeker] en anderen om daarmee te wachten tot er uitspraak is gedaan in de hoofdzaak. Het exacte moment van aanvang van de kap is afhankelijk van het afronden van de gunningsprocedure maar ter zitting is toegelicht dat er naar wordt gestreefd om de kap af te ronden voordat het broedseizoen in 2016 aanvangt. Tevens wenst het gemeentebestuur op korte termijn tot kap over te gaan omdat de aanleg van het fietspad van belang is voor de verkeersveiligheid in Barneveld-Zuid. Indien het nieuwe fietspad in gebruik kan worden genomen behoeft het doorgaande fietsverkeer tussen Barneveld-Zuid en de centrumvoorzieningen geen gebruik meer te maken van de woonwijken aan Hertespoor - Wildforster, hetgeen aldus het gemeentebestuur zorgt voor een onveilige situatie.
5. Ingevolge artikel 113a van de Algemene Plaatselijke Verordening van de gemeente Barneveld, is het verboden zonder vergunning houtopstand te vellen of te doen vellen. Ingevolge artikel 113c, waarin de toetsingscriteria voor de activiteit vellen van houtopstanden is opgenomen, kan de vergunning, onverminderd het bepaalde in artikel 6 van deze verordening, in elk geval worden geweigerd op grond van:
a. de natuurwaarde van de houtopstand;
b. de landschappelijke waarde van de houtopstand;
c. de waarde van de houtopstand voor stads- en dorpsschoon;
d. de beeldbepalende waarde van de houtopstand;
e. de cultuurhistorische waarde van de houtopstand;
f. de waarde voor de leefbaarheid van de houtopstand.
6. De voorzieningenrechter stelt vast dat in het besluit van 15 juli 2015 is onderkend dat de houtopstanden waar het verzoek betrekking op heeft in goede tot redelijke staat verkeren, landschappelijke- en beeldbepalende waarden hebben, van waarde zijn voor het dorpsschoon en bijdragen aan een aantrekkelijke woonomgeving. De voorzieningenrechter acht voorts niet onderbouwd dat de huidige situatie waarbij het doorgaande fietsverkeer tussen Barneveld-Zuid en de centrumvoorzieningen door het Hertespoor en Wildforster wordt geleid, zoals dit al jaren plaatsvindt, tot een zodanige verkeersonveilige situatie leidt dat direct handelen geboden is. Daarbij neemt de voorzieningenrechter in aanmerking dat er geen verkeersrapporten zijn overgelegd die dit standpunt onderschrijven, dat er geen verkeersincidenten in de wijken zijn geregistreerd die wijzen op een onveilige situatie en dat de omwonenden die thans zijn opgekomen, die woonachtig zijn aan het Hertespoor en Wildforster, stellen dat de huidige verkeerssituatie niet onveilig is.
7. Wat de wens betreft om tot uitvoering over te gaan vóór het broedseizoen aanvangt, overweegt de voorzieningenrechter als volgt. Om te bepalen of de kap van de bomen effecten heeft op de beschermde dier- en plantensoorten heeft ecologisch onderzoek plaatsgevonden. In het naar aanleiding van het onderzoek opgestelde rapport van BTL Advies van 19 december 2013 is opgemerkt dat het overtreden van verbodsbepalingen uit de Flora- en faunawet kan worden voorkomen door de werkzaamheden te starten voor aanvang van het broedseizoen of het plangebied voorafgaand aan het broedseizoen ongeschikt te maken voor broedvogels. Het broedseizoen loopt van medio maart tot medio september. Aan de verleende omgevingsvergunning ten behoeve van het vellen van de bomen is een voorwaarde van een strekking, zoals in dit rapport is aanbevolen, verbonden.
8. Gelet op het voorgaande acht de voorzieningenrechter het belang van [verzoeker] en anderen bij het in afwachting van de uitspraak in de hoofdzaak schorsen van het besluit van 15 juli 2015, ter voorkoming van onomkeerbare gevolgen, groter dan het belang van het gemeentebestuur van Barneveld om met de kapwerkzaamheden te kunnen beginnen. Hierbij neemt de voorzieningenrechter in aanmerking dat de verwachting is dat de hoofdzaak in februari 2016 op een zitting zal worden behandeld en dat de periode waarin het gemeentebestuur zal moeten overgaan tot het treffen van maatregelen om het plangebied ongeschikt te maken voor broedvogels beperkt zal zijn.
9. Het college dient op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. schorst bij wijze van voorlopige voorziening het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Barneveld van 15 juli 2015, kenmerk 2015W0615;
II. veroordeelt het college van burgemeester en wethouders van Barneveld tot vergoeding van bij [verzoeker] en anderen in verband met de behandeling van het verzoek opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 980,00 (zegge: negenhonderdtachtig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand, met dien verstande dat betaling aan een van hen bevrijdend werkt ten opzichte van de anderen;
III. gelast dat het college van burgemeester en wethouders van Barneveld aan [verzoeker] en anderen het door hen voor de behandeling van het verzoek betaalde griffierecht ten bedrage van € 167 (zegge: honderdzesenzeventig euro) vergoedt, met dien verstande dat betaling aan een van hen bevrijdend werkt ten aanzien van de anderen.
Aldus vastgesteld door mr. J.A.W. Scholten-Hinloopen, als voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. E.M. Ouwehand, griffier.
w.g. Scholten-Hinloopen w.g. Ouwehand
voorzieningenrechter griffier
Uitgesproken in het openbaar op 4 december 2015
224.