201507584/2/A1.
Datum uitspraak: 4 december 2015
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) hangende de hoger beroepen van onder meer:
[verzoeker], wonend te Almere,
tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van 25 augustus 2015 in zaak nr. 13/3932 in het geding tussen:
[verzoeker]
en
het college van burgemeester en wethouders van Almere.
Procesverloop
Bij besluit van 2 januari 2013 heeft het college geweigerd handhavend op te treden tegen het gebruik van het gebouw op het perceel [locatie] te Almere voor horeca-activiteiten.
Bij besluit van 24 juni 2013 heeft het college het door [verzoeker] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 25 augustus 2015 heeft de rechtbank het door [verzoeker] daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard, het besluit van 24 juni 2013 vernietigd en bepaald dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand blijven.
Tegen deze uitspraak heeft onder meer [verzoeker] hoger beroep ingesteld.
Hij heeft de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 16 november 2015, waar [verzoeker], bijgestaan door mr. G. Visser, en het college, vertegenwoordigd door A.C.S. van Dijk-de Vries, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen. Ter zitting zijn tevens gehoord [belanghebbende A], bijgestaan door mr. S. Haak, advocaat te Utrecht, en [belanghebbende B], bijgestaan door mr. E.C. Berkouwer, advocaat te Amsterdam.
Overwegingen
1. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2. Ingevolge het bestemmingsplan "De Gouwen en De Paal" rust op het perceel de bestemming "Gemengde doeleinden" met de subbestemming GDh.
Ingevolge artikel 12 van de planvoorschriften, voor zover van belang, is uitsluitend ter plaatse van subbestemming GDh een horecagelegenheid toegestaan tot ten hoogste categorie 1a van de Staat van Horeca-activiteiten.
In de Staat van Horeca-activiteiten is onder categorie 1a lichte aan de detailhandelsfunctie verwante horeca opgenomen.
Ingevolge artikel 26 mag het gebruik van gronden en bouwwerken dat afwijkt van het plan op het tijdstip waarop het plan rechtskracht verkrijgt, worden voortgezet.
Ingevolge het tweede lid is wijziging van het in lid 1 bedoelde gebruik slechts toegestaan, indien hierdoor de bestaande afwijkingen van het plan naar aard en/of intensiteit niet worden vergroot.
Ingevolge het derde lid is het bepaalde in lid 1 en 2 niet van toepassing op gebruik, dat reeds in strijd was met het voorheen tot dat tijdstip geldende plan - daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan - en waartegen wordt of alsnog kan worden opgetreden.
3. Niet in geschil is dat het gebruik van het gebouw niet in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan "De Gouwen 1982". Evenmin is in geschil dat het gebruik wel in strijd is met artikel 12 van de planvoorschriften van het bestemmingsplan "De Gouwen en De Paal". De rechtbank heeft overwogen dat de intensiteit van het gebruik van het gebouw sinds de peildatum 11 maart 2003 is gewijzigd. Volgens de rechtbank heeft het college zich daarom niet in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat de overgangsbepaling in artikel 26 van de planvoorschriften van dat plan van toepassing is. De rechtbank heeft overwogen dat in het besluit van 24 juni 2013 ondeugdelijk is gemotiveerd dat niet handhavend kan worden opgetreden en heeft dat besluit vernietigd. Zij heeft evenwel aanleiding gezien de rechtsgevolgen van dat besluit in stand te laten, omdat op 2 juli 2015 het bestemmingsplan "De Hoven, de Werven en de Gouwen" is vastgesteld en ingevolge dat plan het huidige strijdige gebruik van het gebouw op het perceel voor horeca is toegestaan en een grondslag voor het college om handhavend op te treden ontbreekt.
4. Het verzoek van [verzoeker] strekt ertoe dat, zoals ter zitting van de voorzieningenrechter is verduidelijkt, bij wijze van voorlopige voorziening de werking van de aangevallen uitspraak wordt geschorst, voor zover daarbij is bepaald dat de rechtsgevolgen van het besluit van 24 juni 2013 in stand blijven. Volgens [verzoeker] heeft de rechtbank ten onrechte aanleiding gezien de rechtsgevolgen van het besluit in stand te laten. Hij wijst er in dit verband op dat het plan, gelet op het door hem ingestelde beroep tegen het vaststellingsbesluit van 2 juli 2015, voor zover dat de bestemming "Gemengd-2" en de aanduiding "specifieke vorm van horeca-2b" aan het perceel toekent, volgens hem geen rechtskracht zal kunnen verkrijgen. Bij toewijzing van het verzoek dient het college een nieuw besluit op bezwaar te nemen, waarbij het met inachtneming van het oordeel van de rechtbank dat het overgangsrecht niet van toepassing is, alsnog handhavend dient op te treden, aldus [verzoeker].
4.1. Het betoog van [verzoeker] geeft geen aanleiding voor het oordeel dat op voorhand moet worden aangenomen dat de aangevallen uitspraak in de bodemprocedure niet in stand zal blijven. Om een concreet zicht op legalisering in verband met de vaststelling van een nieuw bestemmingsplan aan te kunnen nemen, is ten minste vereist dat een ontwerp van een bestemmingsplan ter inzage is gelegd, waarbinnen het gebruik, waar het handhavingsverzoek op ziet, past. In dat geval kan echter concreet zicht op legalisering niettemin ontbreken, indien op voorhand duidelijk is dat het ontwerp van het plan of het vastgestelde plan geen rechtskracht zal verkrijgen. Het bestemmingsplan "De Hoven, de Werven en de Gouwen" is op 2 juli 2015 vastgesteld. Niet in geschil is dat het huidige gebruik van het gebouw op het perceel past in dit plan, zoals dit is vastgesteld. Naar voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter heeft de rechtbank terecht geen aanleiding gezien voor het oordeel dat op voorhand duidelijk is dat het vastgestelde plan geen rechtskracht zal verkrijgen.
4.2. Bij uitspraak van heden in zaak nr. 201507336/2/R2 heeft de voorzieningenrechter geen aanleiding gezien het door onder meer [verzoeker] bestreden plandeel te schorsen. Het college zal, indien het opnieuw op het bezwaar van [verzoeker] zou moeten beslissen, het verzoek om handhaving toetsen aan het thans in werking zijnde bestemmingsplan "De Hoven, de Werven en de Gouwen". Nu het gebruik in dat plan past, kan [verzoeker] met de toewijzing van zijn verzoek niet bereiken wat hij daarmee beoogt, namelijk dat het college alsnog handhavend zal optreden tegen het gebruik van het gebouw op het perceel.
5. Gezien het vorenstaande dient het verzoek te worden afgewezen.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. J.A.W. Scholten-Hinloopen, als voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. N.D.T. Pieters, griffier.
w.g. Scholten-Hinloopen w.g. Pieters
voorzieningenrechter griffier
Uitgesproken in het openbaar op 4 december 2015
473.