201508144/1/A3 en 201508144/2/A3.
Datum uitspraak: 2 december 2015
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb)) en, met toepassing van artikel 8:86 van die wet, op het hoger beroep van:
[appellante] en anderen (hierna: [appellante]), gevestigd te [plaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant van 5 oktober 2015 in zaak nr. 15/1643 in het geding tussen:
[appellante]
en
het college van burgemeester en wethouders van 's-Hertogenbosch.
Procesverloop
Bij besluit van 4 november 2014 heeft het college besloten over te gaan tot huisnummerwijziging van het pand aan de [locatie 1] te 's-Hertogenbosch naar [locatie 2].
Bij besluit van 11 mei 2015 heeft het college het door [appellante] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 5 oktober 2015 heeft de rechtbank het door [appellante] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellante] hoger beroep ingesteld.
Bij deze brief heeft [appellante] de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 19 november 2015, waar [appellante], vertegenwoordigd door mr. S. Oord, en het college, vertegenwoordigd door mr. E.B.A.M. Gerritse, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
Overwegingen
1. In dit geval kan nader onderzoek redelijkerwijs niet bijdragen aan de beoordeling van de zaak en bestaat ook overigens geen beletsel om met toepassing van artikel 8:86, eerste lid, van de Awb onmiddellijk uitspraak te doen in de hoofdzaak.
2. Twee verzekeringsondernemingen van [appellante] zijn gevestigd in het pand aan de [locatie 1] te ’s-Hertogenbosch. Het college heeft de huisnummerwijziging noodzakelijk geacht in verband met de afgegeven vergunning voor de bouw van 51 appartementen op het perceel tussen Eindhovenlaan 1 en 5 en om de mogelijkheid open te laten voor andere ontwikkelingen aan de Eindhovenlaan. Met toepassing van artikel 8, vierde lid, van de Verordening naamgeving en nummering 2011 (hierna: de Verordening) heeft het college [appellante] geen vergoeding voor te maken kosten toegekend.
3. [appellante] betoogt dat, gezien de hoogte van de door haar beraamde kosten, de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat zij niet onevenredig wordt getroffen door de huisnummerwijziging. Met haar oordeel dat [appellante] is gecompenseerd in tijd heeft de rechtbank miskend dat het informeren van haar handelsrelaties niet samengaat met het instellen van rechtsmiddelen tegen het besluit en dat door die compensatie in tijd niet de hoogte van de kosten wordt verlaagd.
4. De voorzieningenrechter is met de rechtbank van oordeel dat de kosten van een huisnummerwijziging in beginsel voor het normaal maatschappelijk risico van de ondernemer komen mede in aanmerking genomen de mogelijkheden van communicatie via e-mail en digitale media. Dit is slechts anders indien sprake is van bijzondere omstandigheden waardoor een ondernemer kosten moet maken die onevenredig hoog zijn. Die situatie doet zich niet voor. Het gaat in dit geval bovendien alleen om de wijziging van het bezoekadres van [appellante], omdat zij correspondeert met een postbusadres dat niet wordt gewijzigd. Voorts is onweersproken dat [appellante] voor de werkzaamheden van haar ondernemingen gebruik maakt van websites en dat ook via deze websites wordt gecommuniceerd met haar handelsrelaties. Het college heeft [appellante] tijdig geïnformeerd en twee jaar de tijd gegeven om haar handelsrelaties op de hoogte te stellen van de huisnummerwijziging. Anders dan [appellante] heeft aangevoerd, staat daar het instellen van rechtsmiddelen tegen het besluit tot wijziging van het huisnummer niet aan in de weg. Overigens is ter zitting door de vertegenwoordiger van het college aangegeven dat over de concrete datum van invoering overleg mogelijk is omdat de bouw van de appartementen is vertraagd.
Gezien het vorenstaande heeft de rechtbank terecht overwogen dat het besluit op bezwaar niet in strijd is met het in artikel 3:4, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht neergelegde evenredigheidsbeginsel. Voor het buiten toepassing laten van artikel 8, vierde lid, van de Verordening wegens strijdigheid met dit artikel ziet de voorzieningenrechter in het door [appellante] aangevoerde derhalve geen grond.
5. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
6. Gelet hierop bestaat aanleiding het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. bevestigt de aangevallen uitspraak;
II. wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. D.A.C. Slump, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. S.C. van Tuyll van Serooskerken, griffier.
w.g. Slump w.g. Van Tuyll van Serooskerken
voorzitter griffier
Uitgesproken in het openbaar op 2 december 2015
290.