ECLI:NL:RVS:2015:3772

Raad van State

Datum uitspraak
9 december 2015
Publicatiedatum
9 december 2015
Zaaknummer
201504680/1/R1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Tussenuitspraak bestuurlijke lus
Rechters
  • F.C.M.A. Michiels
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak over bestemmingsplan en herstelplicht van de gemeente Haarlemmermeer

Op 9 december 2015 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State een tussenuitspraak gedaan in een geschil tussen twee appellanten en de raad van de gemeente Haarlemmermeer. De zaak betreft het bestemmingsplan "Reparatieplan Buitengebied Midden", dat op 19 maart 2015 door de raad is vastgesteld. De appellanten, beiden wonend in Nieuw-Vennep, hebben beroep ingesteld tegen dit besluit, omdat zij van mening zijn dat aan hun perceel ten onrechte niet de bestemming "Bedrijf - Caravanstalling" is toegekend. De Afdeling heeft de zaak op 16 oktober 2015 ter zitting behandeld, waarbij de appellanten werden bijgestaan door een gemachtigde en de raad werd vertegenwoordigd door twee ambtenaren.

De Afdeling heeft overwogen dat de raad bij de vaststelling van het bestemmingsplan beleidsvrijheid heeft, maar dat deze vrijheid niet onbeperkt is. De Afdeling heeft vastgesteld dat de raad in strijd met de zorgvuldigheid heeft gehandeld door de loods op het perceel van de appellanten niet als zodanig te bestemmen, terwijl deze loods verbonden is met het woonhuis en een deel van de legale situatie vormt. De Afdeling heeft de raad opgedragen om binnen 16 weken het besluit te herstellen, zodat het bestemmingsplan in overeenstemming is met de bedoelingen van de raad en de bestaande situatie op het perceel.

Uitspraak

201504680/1/R1.
Datum uitspraak: 9 december 2015
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Tussenuitspraak met toepassing van artikel 8:51d van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) in het geding tussen:
[appellant A] en [appellante B] (hierna tezamen en in enkelvoud: [appellant]), beiden wonend te Nieuw-Vennep, gemeente Haarlemmermeer,
en
de raad van de gemeente Haarlemmermeer,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 19 maart 2015 heeft de raad het bestemmingsplan "Reparatieplan Buitengebied Midden" vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft [appellant] beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 16 oktober 2015, waar [appellant], bijgestaan door [gemachtigde], werkzaam bij [bedrijf], en de raad, vertegenwoordigd door C.G. Hogenkamp en mr. H. Grootveld-Teune, beiden werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
Overwegingen
1. Ingevolge artikel 8:51d van de Awb, voor zover hier van belang, kan de Afdeling het bestuursorgaan opdragen een gebrek in het bestreden besluit te herstellen of te laten herstellen.
2. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan heeft de raad beleidsvrijheid om bestemmingen aan te wijzen en regels te geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De Afdeling toetst deze beslissing terughoudend. Dit betekent dat de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden beoordeelt of aanleiding bestaat voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. Voorts beoordeelt de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden of het bestreden besluit anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht.
3. Het plan is opgesteld als reparatieplan naar aanleiding van de uitspraak van de Afdeling van 20 augustus 2014, in zaak nr. 201309049/1/R1, waarin de Afdeling het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan "Buitengebied Midden" gedeeltelijk heeft vernietigd, namelijk wat betreft het plandeel met de bestemming "Wonen - Voormalig agrarisch bedrijf" voor het perceel [locatie] te Nieuw Vennep. Daartoe heeft de Afdeling overwogen dat dit deel van het besluit is genomen in strijd met de bij het voorbereiden van een besluit te betrachten zorgvuldigheid, aangezien naar haar oordeel niet duidelijk is geworden waarom de raad bij de vaststelling van het plan geen inhoudelijke beslissing kon nemen over het al dan niet bij recht mogelijk maken van een caravanstalling in de vrijgekomen agrarische bedrijfsbebouwing op het perceel [locatie] te Nieuw Vennep.
Het beroep
4. [appellant] betoogt dat de raad aan het perceel [locatie] te Nieuw Vennep ten onrechte niet de bestemming "Bedrijf - Caravanstalling" heeft toegekend. Hiertoe voert [appellant] aan dat op het perceel hoofzakelijk bedrijfsmatige activiteiten - namelijk: het stallen en de opslag van caravans en andere kampeermiddelen - worden ontplooid. Deze activiteiten zijn ruimtelijk inpasbaar. Ter zitting heeft [appellant] voorts toegelicht dat de loods waarin de activiteiten hoofdzakelijk plaatsvinden, op grond van de planregels niet als zodanig is bestemd en ook niet kan worden vernieuwd.
4.1. De raad stelt zich op het standpunt dat met het "Reparatieplan Buitengebied Midden" op correcte wijze gevolg is gegeven aan de uitspraak van de Afdeling. In het plan is aan het perceel [locatie] te Nieuw Vennep opnieuw de bestemming "Wonen - Voormalig agrarisch bedrijf" toegekend, waarbij stille opslag en de stalling van caravans door middel van een functieaanduiding voor de gehele achterzijde van het perceel mogelijk zijn gemaakt. Ter zitting heeft de raad aangegeven dat alle bestaande gebouwen op het perceel legaal aanwezig zijn en dat is beoogd ze als zodanig te bestemmen. Ook heeft de raad ter zitting gesteld dat hij niet heeft bedoeld om vernieuwing van de loods waarin [appellant] bedrijfsmatige activiteiten ontplooit, onmogelijk te maken.
4.2. Het plan voorziet in de bestemming "Wonen - Voormalig agrarisch bedrijf" voor het perceel [locatie] te Nieuw Vennep, waarbij aan de achterzijde van het perceel de aanduidingen "bouwvlak", "caravanstalling" en "specifieke vorm van bedrijf - stille opslag" zijn toegekend.
Ingevolge artikel 3, lid 3.1, van de planregels zijn gronden met de bestemming "Wonen - Voormalig agrarisch bedrijf" bestemd voor:
a. wonen;
b. beroep en praktijk aan huis;
c. ter plaatse van de aanduiding "caravanstalling" is opslag van caravans en andere kampeermiddelen toegestaan;
d. ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van bedrijf - stille opslag" is stille opslag toegestaan.
Ingevolge lid 3.2.1, onder c, geldt voor het bouwen van gebouwen dat de inhoud van de woning inclusief aangebouwde bijbehorende bouwwerken, niet meer mag zijn dan 1.000 m³.
Ingevolge lid 3.2.1, onder e, geldt voor het bouwen van gebouwen dat de omvang van vrijstaande bijbehorende bouwwerken niet meer mag zijn dan de gezamenlijke oppervlakte van bestaande bouwwerken met inachtneming van de bestaande lengte, breedte, goot- en bouwhoogte per gebouw.
4.3. In beginsel moet een bestaande legale situatie als zodanig in het plan worden opgenomen. Ter zitting is vast komen te staan dat de loods waarin de bedrijfsmatige activiteiten hoofdzakelijk plaatsvinden, is verbonden met het op het perceel aanwezige woonhuis. Dit betekent dat de loods moet worden aangemerkt als aangebouwd bijbehorend bouwwerk in de zin van artikel 3, lid 3.2.1, onder c, van de planregels. Op grond van dit artikel mag de inhoud van een dergelijk bouwwerk, inclusief de woning, maximaal 1.000 m³ bedragen. Omdat de inhoud van woning en de loods groter zijn dan 1.000 m³, stelt dat Afdeling vast dat de loods voor een deel niet als zodanig is bestemd. Nu ter zitting is komen vast te staan dat de raad de bestemming als zodanig van de loods wel had beoogd, ziet de Afdeling aanleiding voor het oordeel dat het besluit in zoverre is vastgesteld in strijd met de op grond van artikel 3:2 Awb bij de voorbereiding van een besluit te betrachten zorgvuldigheid.
Het betoog slaagt.
4.4. Ten aanzien van het betoog van [appellant] dat aan zijn perceel ten onrechte niet de bestemming "Bedrijf - Caravanstalling" is toegekend, overweegt de Afdeling als volgt. Het gebruik dat thans door [appellant] van het perceel [locatie] te Nieuw Vennep wordt gemaakt, is door de raad als zodanig bestemd. Ter zitting heeft de raad toegelicht dat hij een toename van het aantal bedrijfsbestemmingen in het groene hart, waar het perceel van [appellant] is gelegen, onwenselijk vindt. Volgens de raad biedt een dergelijke bestemming meer bouw- en gebruiksmogelijkheden. Daar komt bij dat zowel provinciaal als gemeentelijk beleid in de weg staat aan de toekenning van een bedrijfsbestemming aan het perceel. De Afdeling ziet geen aanleiding voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat aan het perceel van [appellant] onder deze omstandigheden geen bedrijfsbestemming is toegekend.
Het betoog faalt.
5. Voorts wordt door [appellant] een beroep gedaan op het gelijkheidsbeginsel. Hiertoe voert hij aan dat het nabijgelegen perceel ’t Kabel 66 te Nieuw Vennep, dat wat betreft de activiteiten die er worden ontplooid alsmede de oppervlakte die hiervoor wordt gebruikt, vergelijkbaar is met het perceel van [appellant], wel de bestemming "Bedrijf - Caravanstalling" is toegekend.
5.1 Over de door [appellant] gemaakte vergelijking met perceel ’t Kabel 66 te Nieuw Vennep overweegt de Afdeling dat de raad zich op het standpunt heeft gesteld dat deze situatie verschilt van de aan de orde zijnde situatie. De raad betoogt dat voor het perceel ’t Kabel 66 te Nieuw Vennep rond 1980, op grond van het destijds geldende bestemmingsplan, een vergunning is verleend voor een opslagloods ter plaatse. Sindsdien is op het perceel een volwaardig bedrijf gevestigd, terwijl op het perceel [locatie] sprake is van een voormalig agrarisch bedrijf. De raad stelt dat aan andere (voormalige) agrarische bedrijven binnen het plan die, evenals [appellant], een vergunning verleend hebben gekregen voor stille opslag of caravanstalling op basis van het caravanstallingsbeleid, dezelfde functieaanduidingen zijn toegekend als aan het perceel van [appellant].
5.2 In hetgeen [appellant] heeft aangevoerd ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat de raad zich ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat de door [appellant] genoemde situatie niet overeenkomt met de thans aan de orde zijnde situatie.
Het betoog faalt.
6. [appellant] voert verder aan dat het perceel [locatie] te Nieuw Vennep in het kader van controle op de naleving van milieuregelgeving door het college van burgemeester en wethouders in een brief als bedrijf is aangemerkt en dat dit in het plan daarom ook zou moeten gebeuren. Naar het oordeel van de Afdeling heeft de raad zich terecht op het standpunt gesteld dat standaardformuleringen in een controlebericht omtrent milieuregelgeving niet bepalend zijn voor het aanmerken van het perceel [locatie] te Nieuw Vennep als bedrijf in de zin van het bestemmingsplan.
Het betoog faalt.
7. De Afdeling ziet in het belang bij een spoedige beëindiging van het geschil aanleiding de raad op de voet van artikel 8:51d van de Awb op te dragen het gebrek in het bestreden besluit te herstellen. Daartoe zal de Afdeling een termijn stellen.
7.1. De raad dient daartoe met inachtneming van hetgeen in rechtsoverweging 4.3 is overwogen, een planregeling vast te stellen die overeenstemt met de bedoeling van de raad, bijvoorbeeld door de woning en de loods beide als zodanig te bestemmen of door het maximaal aantal kubieke meters in artikel 3, lid 3.2.1, onder c, van de planregels aan te passen. Afdeling 3.4 van de Awb hoeft niet opnieuw te worden toegepast. De gewijzigde planregeling dient op de wettelijk voorgeschreven wijze bekend te worden gemaakt en te worden medegedeeld.
8. In de einduitspraak zal worden beslist over de proceskosten en de vergoeding van het betaalde griffierecht.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
draagt de raad van de gemeente Haarlemmermeer op om binnen 16 weken na de verzending van deze uitspraak met inachtneming van hetgeen daarin is overwogen:
- het besluit van 19 maart 2015 van de raad van de gemeente Haarlemmermeer tot vaststelling van het bestemmingsplan "Reparatieplan Buitengebied Midden" te herstellen op een wijze als bedoeld in rechtsoverweging 7.1;
- de Afdeling de uitkomst mede te delen en het gewijzigde besluit op de wettelijk voorgeschreven wijze bekend te maken en mede te delen.
Aldus vastgesteld door mr. F.C.M.A. Michiels, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. J. Schaaf, griffier.
w.g. Michiels w.g. Schaaf
lid van de enkelvoudige kamer griffier
Uitgesproken in het openbaar op 9 december 2015
523-831.