ECLI:NL:RVS:2015:3768

Raad van State

Datum uitspraak
9 december 2015
Publicatiedatum
9 december 2015
Zaaknummer
201502696/1/R1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • F.C.M.A. Michiels
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestemmingsplan vaststelling en rechtszekerheidsbeginsel in de gemeente Bloemendaal

In deze zaak gaat het om de vaststelling van het bestemmingsplan "Reparatieplan [locatie 1]" door de raad van de gemeente Bloemendaal op 19 februari 2015. Appellanten, [appellant A] en [appellant B], hebben beroep ingesteld tegen dit besluit. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak behandeld op 16 oktober 2015. De appellanten betogen dat er twee verschillende verbeeldingen van het bestemmingsplan in omloop zijn, wat in strijd is met het rechtszekerheidsbeginsel. Daarnaast stellen zij dat een deel van het perceel ten onrechte als "Tuin" is bestemd, waardoor er onvoldoende ruimte is voor een tweede woonwagen. De raad heeft erkend dat er een technische fout is gemaakt bij de publicatie van de verbeelding, maar stelt dat de feitelijke situatie correct is weergegeven in het bestemmingsplan.

De Afdeling heeft geoordeeld dat de raad het perceel conform de feitelijke situatie heeft willen bestemmen. De appellanten en de raad zijn het erover eens dat het bestrate gedeelte van het perceel als "Wonen" kan worden gebruikt voor de plaatsing van een woonwagen. De Afdeling heeft echter vastgesteld dat het besluit niet zorgvuldig is voorbereid, omdat de verbeelding die deel uitmaakt van het bestreden besluit niet overeenkomt met de meest recente verbeelding die op de website is gepubliceerd. Dit leidt tot de conclusie dat het besluit in strijd is met artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht.

De Afdeling verklaart het beroep gegrond en vernietigt het besluit van de raad voor zover het betreft de plandelen met de bestemming "Wonen" die ook de bestemming "Tuin" hebben. De raad wordt veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten en het griffierecht aan de appellanten. De uitspraak is gedaan door mr. F.C.M.A. Michiels, lid van de enkelvoudige kamer, en is openbaar uitgesproken op 9 december 2015.

Uitspraak

201502696/1/R1.
Datum uitspraak: 9 december 2015
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant A] en [appellant B] (hierna tezamen en in enkelvoud: [appellant]), beiden wonend te Bennebroek, gemeente Bloemendaal,
appellanten,
en
de raad van de gemeente Bloemendaal,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 19 februari 2015 heeft de raad het bestemmingsplan "Reparatieplan [locatie 1]" vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft [appellant] beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
[appellant] heeft nadere stukken ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 16 oktober 2015, waar [appellant], bijgestaan door mr. C. Lubben, werkzaam bij SRK Rechtsbijstand, en de raad, vertegenwoordigd door mr. J.T.M. de Haan-Bergisch, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen. Voorts is ter zitting als partij gehoord Woningcorporatie Pré Wonen, vertegenwoordigd door mr. A.R. van der Velde, werkzaam bij Nijbod Consultancy.
Overwegingen
1. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan heeft de raad beleidsvrijheid om bestemmingen aan te wijzen en regels te geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De Afdeling toetst deze beslissing terughoudend. Dit betekent dat de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden beoordeelt of aanleiding bestaat voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. Voorts beoordeelt de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden of het bestreden besluit anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht.
2. Het plan is opgesteld als reparatieplan naar aanleiding van de uitspraak van de Afdeling van 13 augustus 2014, in zaak nr. 201309657/1/R1, waarin de Afdeling het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan "[locatie 1] Bennebroek" heeft vernietigd wegens strijd met artikel 3.1 van de Wet ruimtelijke ordening. In het plan zijn aan het perceel [locatie 1] de bestemmingen "Wonen" en "Tuin" en de aanduidingen "bouwvlak" en "specifieke bouwaanduiding - woonwagen" toegekend.
Het beroep
3. [appellant] betoogt dat er twee verschillende, bij het plan behorende verbeeldingen in omloop zijn, hetgeen in strijd is met het rechtszekerheidsbeginsel. Voorts voert [appellant] aan dat de raad een deel van het bestrate gedeelte van het perceel [locatie 1] ten onrechte als "Tuin" heeft bestemd. Hierdoor kan het perceel niet optimaal worden ingedeeld en is er binnen het bouwvlak te weinig ruimte voor een standplaats voor een tweede woonwagen met een standaardlengte van 13 tot 15 m en een standaardbreedte van 4 tot 7 m. [appellant] stelt verder dat de plantoelichting onjuistheden bevat omtrent de oppervlakte van de standplaatsen. Ten slotte betoogt [appellant] dat in het plan de bouwgrens ten onrechte evenwijdig aan de voorgevelrooilijn van het perceel, gelegen aan de [locatie 2] is vastgesteld, terwijl de verder naar voren gelegen voorgevelrooilijn van het perceel, gelegen aan de [locatie 3] had moeten worden aangehouden.
3.1. De raad stelt dat vanwege een technische fout een onjuiste verbeelding op de website www.ruimtelijkeplannen.nl is gepubliceerd, maar dat deze omissie inmiddels is hersteld. Verder stelt de raad zich op het standpunt dat het perceel [locatie 1] conform de feitelijke situatie is bestemd. Daarbij is de aanwezige beplanting als "Tuin" bestemd en het bestrate gedeelte van het perceel als "Wonen". De raad betoogt dat plaatsing van een woonwagen met standaardmaten op het perceel onder deze omstandigheden mogelijk is.
3.2. De Afdeling stelt vast dat de raad het perceel [locatie 1] conform de feitelijke situatie heeft willen bestemmen. Dit betekent dat de raad aan het bestrate gedeelte van het perceel de bestemming "Wonen" en aan de naastgelegen groenvoorzieningen de bestemming "Tuin" heeft willen toekennen. [appellant] heeft toegelicht dat zij het bestrate gedeelte en de groenvoorzieningen heeft opgemeten en dat die metingen ongeveer een halve meter afwijken van de afmetingen op de verbeelding. Volgens [appellant] betekent dit dat een deel van de bestrating ten onrechte als "Tuin" is bestemd. Ter zitting heeft de raad toegelicht dat het gehele bestrate deel van het plangebied binnen de bestemming "Wonen" valt en mag worden gebruikt voor de plaatsing van een woonwagen. [appellant] heeft ter zitting aangegeven dat de oppervlakte van de thans in het plangebied aanwezige bestrating, groot genoeg is om een woonwagen te plaatsen. De Afdeling stelt derhalve vast dat partijen het eens zijn over de bestemming van het perceel en het daaraan gekoppelde gebruik ervan. Zij overweegt vervolgens dat het ervoor moet worden gehouden dat het perceel conform de feitelijke situatie is bestemd.
Voor zover [appellant] stelt dat een klein verschil bestaat tussen de aan de hand van de elektronische verbeelding berekende afmetingen en de door [appellant] ter plaatse opgenomen afmetingen van het als "Tuin" bestemde deel van het plan, valt dit volgens de Afdeling binnen de nauwkeurigheidsmarge die in dit verband moet worden gehanteerd.
Het betoog faalt.
3.3. Ten aanzien van hetgeen door partijen over de bij het plan behorende verbeelding is gesteld, stelt de Afdeling vast dat de recentste verbeelding die door de raad op www.ruimtelijkeplannen.nl is gepubliceerd, de juiste is. Deze verbeelding heeft een andere IMRO-code en maakt daarom geen deel uit van het besluit van de raad van 19 februari 2015. Op de verbeelding die wel deel uitmaakt van het bestreden besluit, zijn ter plaatse van het perceel [locatie 1] twee vlakken opgenomen - aan de noordzijde en aan de oostzijde van het plangebied - waaraan zowel de bestemming "Tuin" als de bestemming "Wonen" is toegekend. De Afdeling ziet derhalve aanleiding voor het oordeel dat het besluit in zoverre niet zorgvuldig is voorbereid en in strijd met artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht is vastgesteld.
Het betoog slaagt.
3.4. Over het betoog van [appellant] dat de plantoelichting onjuistheden bevat, overweegt de Afdeling dat deze toelichting geen deel uitmaakt van het bestemmingsplan. Dat betekent dat aan de toelichting geen juridisch bindende betekenis kan worden toegekend. Voor zover [appellant] zich richt tegen enkele passages uit de toelichting, kan dit derhalve niet leiden tot vernietiging van het bestreden besluit.
Het betoog faalt.
3.5. Het beroep is gegrond. Ter zitting is vast komen te staan dat de raad heeft beoogd om aan de twee vlakken aan de noord- en oostzijde van het plangebied enkel de bestemming "Tuin" toe te kennen. Ook is vast komen te staan dat [appellant] hiermee kan instemmen, nu plaatsing van een tweede woonwagen ook in dat geval mogelijk is. Het betoog met betrekking tot de door de raad in het plan aan te houden voorgevelrooilijn, behoeft geen bespreking meer, omdat dit strekte tot aanpassing van de oppervlakte van het als "Tuin" bestemde gedeelte van het perceel. Het bestreden besluit dient derhalve te worden vernietigd voor zover aan de twee vlakken aan de noord- en oostzijde van het plangebied tevens de bestemming "Wonen" is toegekend.
4. De raad dient op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. verklaart het beroep gegrond;
II. vernietigt het besluit van de raad van de gemeente Bloemendaal van 19 februari 2015 tot vaststelling van het bestemmingsplan "[locatie 1]", voor zover het betreft de plandelen met de bestemming "Wonen" voor de gronden waaraan eveneens de bestemming "Tuin" is toegekend en die zijn gelegen aan de noord- en oostzijde van het plangebied;
III. veroordeelt de raad van de gemeente Bloemendaal tot vergoeding van bij [appellant A] en [appellant B] in verband met de behandeling van opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 980,00 (zegge: negenhonderdtachtig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand, met dien verstande dat betaling aan een van hen bevrijdend werkt ten opzichte van de ander;
IV. gelast dat de raad van de gemeente Bloemendaal aan [appellant A] en [appellant B] het door hen voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 167,00 (zegge: honderdzevenenzestig euro) vergoedt, met dien verstande dat betaling aan een van hen bevrijdend werkt ten opzichte van de ander.
Aldus vastgesteld door mr. F.C.M.A. Michiels, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. J. Schaaf, griffier.
w.g. Michiels w.g. Schaaf
lid van de enkelvoudige kamer griffier
Uitgesproken in het openbaar op 9 december 2015
523-831.