201506253/1/A4.
Datum uitspraak: 2 december 2015
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant], wonend te Den Haag,
en
het college van burgemeester en wethouders van Den Haag,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 20 april 2015 heeft het college zijn beslissing om op 13 april 2015 spoedeisende bestuursdwang toe te passen wegens het in strijd met de Afvalstoffenverordening 2010 van de gemeente Den Haag op onjuiste wijze aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen, op schrift gesteld. Daarbij heeft het college vermeld dat een gedeelte van de kosten van de toepassing van bestuursdwang, te weten een bedrag van € 126,00, voor rekening van [appellant] komt.
Bij besluit van 23 juni 2015 heeft het college het door [appellant] hiertegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Tegen dit besluit heeft [appellant] beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 6 november 2015, waar [appellant], en het college, vertegenwoordigd door mr. R.W. Schrijver, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
Overwegingen
1. Ingevolge artikel 4, tweede lid, van de Afvalstoffenverordening kan het college aanwijzen via welke inzamelvoorziening de inzameling van een bepaalde categorie huishoudelijke afvalstoffen ten behoeve van de gebruiker van een perceel plaatsvindt.
Ingevolge artikel 9, eerste lid, is het de gebruiker van een perceel, voor wie krachtens artikel 4, tweede lid, een inzamelvoorziening is aangewezen, verboden de huishoudelijke afvalstoffen anders aan te bieden dan via de betreffende inzamelvoorziening.
2. De toepassing van spoedeisende bestuursdwang heeft bestaan uit het verwijderen van een huisvuilzak die op 13 april 2015 naast een aangewezen inzamelvoorziening, gelegen in de De Sillestraat ter hoogte van lichtmast 4, is aangetroffen. Omdat in de huisvuilzak een poststuk met de naam- en adresgegevens van [appellant] is aangetroffen, stelt het college zich op het standpunt dat de huisvuilzak van hem afkomstig is, dat hij deze in strijd met artikel 9, eerste lid, van de Afvalstoffenverordening ter inzameling heeft aangeboden en dat de kosten van de spoedeisende bestuursdwang gedeeltelijk op hem als overtreder kunnen worden verhaald.
3. [appellant] betoogt dat het college hem ten onrechte als overtreder heeft aangemerkt. Hij stelt dat hij noch zijn huisgenoot degene is die de huisvuilzak op onjuiste wijze ter inzameling heeft aangeboden. Hij stelt dat hij op 12 april 2015 oud papier heeft aangeboden naast de papiercontainer in De Sillestraat, omdat deze container op dat moment vol was, maar dat hij dit oud papier later weer heeft opgehaald en vervolgens heeft aangeboden bij de papiercontainer op het Stuyvesantplein. Hij vermoedt dat een poststuk is blijven liggen, en dat dit poststuk door iemand anders in de huisvuilzak die niet op de juiste wijze is aangeboden, is gestopt. Hij stelt verder dat hij het type huisvuilzak dat op de foto is weergegeven niet gebruikt.
3.1. Ingevolge artikel 5:1, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht wordt onder overtreder verstaan: degene die de overtreding pleegt of medepleegt.
In de regel zal mogen worden aangenomen dat de persoon tot wie de aangetroffen afvalstoffen kunnen worden herleid, ook de overtreder is. Dit geldt echter niet indien diegene aannemelijk maakt dat hij niet degene is geweest die het te handhaven voorschrift heeft geschonden.
3.2. Vaststaat dat op 13 april 2015 naast een ondergrondse afvalcontainer (hierna: ORAC) in De Sillestraat ter hoogte van lichtmast 4 te Den Haag een huisvuilzak is aangetroffen met daarin een poststuk met daarop de naam- en adresgegevens van [appellant]. De huisvuilzak kan derhalve tot hem worden herleid. De op de foto staande huisvuilzak is gesloten. [appellant] heeft niet aannemelijk gemaakt dat iemand een door hem bij de ORAC achtergelaten poststuk heeft opgepakt, de huisvuilzak heeft geopend, het poststuk hierin heeft gestopt en de huisvuilzak vervolgens weer heeft afgesloten. Gelet hierop heeft [appellant] niet aannemelijk gemaakt dat hij niet degene is geweest die de huisvuilzak op onjuiste wijze ter inzameling heeft aangeboden. Het college heeft hem dan ook terecht als overtreder aangemerkt.
Het betoog faalt.
4. Het beroep is ongegrond.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. Y.E.M.A. Timmerman-Buck, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. R. van Heusden, griffier.
w.g. Timmerman-Buck w.g. Van Heusden
lid van de enkelvoudige kamer griffier
Uitgesproken in het openbaar op 2 december 2015
163-684.