ECLI:NL:RVS:2015:3639
Raad van State
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake Wob-verzoek en niet-ontvankelijkheid van beroep
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [appellant] tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 30 oktober 2014, waarin het beroep van [appellant] niet-ontvankelijk werd verklaard. Het hoger beroep is ingesteld naar aanleiding van een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Renkum, dat op 11 juni 2013 een Wob-verzoek van [appellant] deels heeft toegewezen. Het college heeft bij besluit van 27 november 2013 het bezwaar van [appellant] tegen dit besluit behandeld, maar heeft de proceskostenvergoeding afgewezen. De rechtbank oordeelde dat de machtiging van [gemachtigde] niet voldoende was om [appellant] te vertegenwoordigen, omdat de handtekening op de machtiging niet overeenkwam met die op het verzoek van [appellant].
In hoger beroep betoogt [appellant] dat de rechtbank ten onrechte het beroep niet-ontvankelijk heeft verklaard. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State oordeelt dat de machtiging van 7 oktober 2013 voldoende specifiek is en dat de handtekening gelegaliseerd is door de burgemeester van Rotterdam. De rechtbank heeft ten onrechte aan de machtiging getwijfeld. De Afdeling vernietigt de uitspraak van de rechtbank en verklaart het beroep ongegrond. Tevens wordt het griffierecht aan [appellant] terugbetaald.