ECLI:NL:RVS:2015:362

Raad van State

Datum uitspraak
11 februari 2015
Publicatiedatum
11 februari 2015
Zaaknummer
201404485/1/A2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Tussenuitspraak bestuurlijke lus
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak over subsidievaststelling en juridische grondslag bij wijziging van subsidie door Zorginstituut Nederland

In deze tussenuitspraak van de Raad van State, gedateerd 11 februari 2015, wordt een geschil behandeld tussen de Stichting RutgersStimezo Zuid Nederland en het Zorginstituut Nederland. Het Zorginstituut had op 15 november 2013 een subsidie van € 917.713,00 vastgesteld voor de verbouwing en tijdelijke huisvesting van een abortuskliniek in Eindhoven. De stichting was van mening dat deze subsidie te laag was vastgesteld, omdat een deel van de door haar opgevoerde rentekosten niet was meegenomen. De stichting had eerder een subsidie ontvangen voor een verbouwing, die ook een toeslag voor rente omvatte. Tijdens de zitting op 4 december 2014 werd duidelijk dat het Zorginstituut de eerder verleende toeslag voor rente niet had betrokken bij de vaststelling van de subsidie.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State oordeelt dat het Zorginstituut de eerder verleende toeslag voor rente alsnog moet betrekken bij de vaststelling van de subsidie. Het besluit van 22 april 2014, waarin het Zorginstituut het bezwaar van de stichting gegrond verklaarde, wordt als strijdig met de wet aangemerkt. De Raad van State draagt het Zorginstituut op om binnen 12 weken na verzending van deze uitspraak het gebrek in het besluit te herstellen en de uitkomst aan de betrokken partijen mee te delen. De einduitspraak zal later worden gedaan over de proceskosten en de vergoeding van het griffierecht.

Uitspraak

201404485/1/A2.
Datum uitspraak: 11 februari 2015
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Tussenuitspraak met toepassing van artikel 8:51d van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) in het geding tussen:
de stichting Stichting RutgersStimezo zuid Nederland, gevestigd te Eindhoven,
appellante,
en
het Zorginstituut Nederland (voorheen: het College voor zorgverzekeringen),
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 15 november 2013 heeft het Zorginstituut de aan de stichting verleende subsidie voor de verbouwing en tijdelijke huisvesting van de abortuskliniek van de stichting in Eindhoven voor het jaar 2012 vastgesteld op € 917.713,00.
Bij besluit van 22 april 2014 heeft Zorginstituut het door de stichting hiertegen gemaakte bezwaar gegrond verklaard, de onderhoudsreserve op € 12.339,76 vastgesteld, de subsidie vastgesteld op € 918.379,00 en de bezwaren voor het overige ongegrond verklaard.
Tegen dit besluit heeft de stichting beroep ingesteld.
Het Zorginstituut heeft een verweerschrift en een nader stuk ingediend.
De stichting heeft ter zitting een nader stuk overgelegd.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 4 december 2014, waar de stichting, vertegenwoordigd door [directeur] van de stichting, bijgestaan door mr. J.F.E. van Halder, advocaat te Nijmegen, en het Zorginstituut, vertegenwoordigd door E. Koops en mr. J. Hallie, beiden werkzaam bij het Zorginstituut, zijn verschenen.
Overwegingen
1. Ingevolge artikel 4:46 van de Awb stelt het bestuursorgaan, indien een beschikking tot subsidieverlening is gegeven, de subsidie overeenkomstig de subsidieverlening vast.
Ingevolge het derde lid worden, voor zover het subsidiebedrag afhankelijk is van de werkelijke kosten van de activiteiten waarvoor subsidie is verleend, kosten die in redelijkheid niet als noodzakelijk kunnen worden beschouwd bij de vaststelling van de subsidie niet in aanmerking genomen.
Ingevolge artikel 2.11.4, tweede lid, aanhef en onderdeel a, onder 1˚, van de Regeling subsidies AWBZ wordt de subsidie vermeerderd met een toeslag voor rente en afschrijvingen voor huisvesting, bepaald op grond van de beleidsregels van de zorgautoriteit, indien de huisvesting en de vaste installaties in eigendom zijn van de subsidieontvanger.
2. De stichting betoogt dat het Zorginstituut de subsidie te laag heeft vastgesteld, omdat het daarbij een deel van de door haar opgevoerde rentekosten ten onrechte niet heeft meegenomen. Daartoe voert zij aan dat de ABN AMRO-bank die haar een hypothecaire lening voor de verbouwing heeft verstrekt, daarbij als voorwaarde heeft gesteld dat een lening bij de ING-bank werd geherfinancierd. Het Zorginstituut achtte voorheen de aan de ING-bank betaalde rente wel subsidiabel, maar nu de desbetreffende lening onderdeel uitmaakt van het financieringsarrangement met de ABN AMRO-bank acht het Zorginstituut de rente zonder reden niet meer subsidiabel.
2.1. Ter zitting is gebleken dat aan de stichting eerder een subsidie is verleend voor een verbouwing. Die subsidie bestond onder meer uit een toeslag voor rente over de daartoe afgesloten lening bij de ING-bank. Voorts is ter zitting gebleken dat partijen het er thans over eens zijn dat het besluit tot subsidievaststelling van 15 november 2013 ook betrekking moet hebben op de toeslag voor rente uit de eerdere subsidieverlening, omdat de lening van de ING-bank is opgegaan in de lening van ABN AMRO-bank. Het Zorginstituut heeft de eerder verleende toeslag voor rente echter niet betrokken bij het vaststellingsbesluit.
Het Zorginstituut dient alsnog de eerder verleende toeslag voor rente bij de vaststelling te betrekken en aldus het besluit van 22 april 2014 te verbeteren. Daarbij dient zij in ogenschouw te nemen dat voor het lager vaststellen van een eenmaal verleende subsidie dan wel het ten nadele van de stichting wijzigen van een reeds vastgestelde subsidie een juridische grondslag is vereist.
Het betoog slaagt.
3. Het besluit van 22 april 2014 is genomen in strijd met artikel 7:12 van de Awb. Met het oog op een spoedige beslechting van het geschil zal de Afdeling het Zorginstituut opdragen om binnen 12 weken na verzending van deze uitspraak het gebrek in het besluit van 22 april 2014 te herstellen en alsnog de eerder verleende toeslag voor rente bij de vaststelling te betrekken, dan wel een gewijzigd nieuw besluit te nemen.
4. In de einduitspraak zal worden beslist over de proceskosten en vergoeding van het betaalde griffierecht.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
draagt het Zorginstituut Nederland op om binnen 12 weken na de verzending van deze tussenuitspraak met inachtneming van hetgeen daarin is overwogen het besluit van 22 april 2014 te herstellen en de Afdeling en Stichting RutgersStimezo zuid Nederland de uitkomst mede te delen en een eventueel gewijzigd besluit op de wettelijk voorgeschreven wijze bekend te maken en mede te delen.
Aldus vastgesteld door mr. D.A.C. Slump, voorzitter, en mr. A.W.M. Bijloos en mr. R.J.J.M. Pans, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.R. Poot, griffier.
w.g. Slump w.g. Poot
voorzitter griffier
Uitgesproken in het openbaar op 11 februari 2015
362-809.