ECLI:NL:RVS:2015:3558
Raad van State
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- N.S.J. Koeman
- Rechtspraak.nl
Vergunningverlening voor veehouderij en stikstofdepositie op Natura 2000-gebied Binnenveld
In deze zaak gaat het om de vergunningverlening door het college van gedeputeerde staten van Utrecht voor een veehouderij op basis van de Natuurbeschermingswet 1998. Het college verleende op 15 oktober 2013 vergunning voor het in werking hebben van de veehouderij, waarbij werd gesteld dat er geen toename van stikstofdepositie zou zijn ten opzichte van de uitgangssituatie. Mob en Leefmilieu, appellanten in deze zaak, hebben beroep ingesteld tegen het besluit van 20 mei 2014, waarin het college de vergunning met een aangepaste motivering in stand hield. Zij betogen dat het college ten onrechte geen duidelijkheid heeft gegeven over de gebieden waarvoor de vergunning geldt, en dat de vergunning leidt tot een toename van stikstofdepositie op het Natura 2000-gebied Binnenveld.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak behandeld op 13 augustus 2015. De appellanten hebben aangevoerd dat de vergunning niet alleen voor gebieden binnen de provincie Utrecht geldt, maar ook voor gebieden buiten de provincie, zoals het Natura 2000-gebied Binnenveld. De Afdeling oordeelt dat het college niet bevoegd is om de gevolgen van het project voor het Natura 2000-gebied Binnenveld te beoordelen, omdat de aangevraagde bedrijfssituatie hoofdzakelijk gevolgen kan hebben voor het Gelderse deel van het gebied.
De Afdeling heeft het bestreden besluit vernietigd, omdat het college ten onrechte de vergunning heeft gehandhaafd voor de aangevraagde bedrijfssituatie, gezien de mogelijke effecten op het Natura 2000-gebied. Daarnaast is het college veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de appellanten en het griffierecht. De uitspraak benadrukt de noodzaak voor een zorgvuldige afweging van de gevolgen van vergunningverlening voor beschermde natuurgebieden.