ECLI:NL:RVS:2015:3515

Raad van State

Datum uitspraak
18 november 2015
Publicatiedatum
18 november 2015
Zaaknummer
201502880/1/A2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen besluit rechtsbijstand en eigen bijdrage

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [appellant], die in zijn hoedanigheid van curator van [persoon] een aanvraag voor rechtsbijstand heeft ingediend bij de raad voor rechtsbijstand. Bij besluit van 15 april 2014 heeft de raad deze aanvraag toegewezen en de eigen bijdrage vastgesteld op € 143,00. Na een ongegrond verklaard bezwaar op 15 augustus 2014, heeft de rechtbank Oost-Brabant op 2 april 2015 het beroep van [appellant] tegen dit besluit eveneens ongegrond verklaard. Hierop heeft [appellant] hoger beroep ingesteld bij de Raad van State.

De Raad van State heeft de zaak op 14 oktober 2015 behandeld. De raad voor rechtsbijstand, vertegenwoordigd door mr. C.W. Wijnstra, heeft een verweerschrift ingediend. [appellant] heeft nadere stukken ingediend. De Raad overweegt dat de raad op basis van artikel 33 van de Wet op de rechtsbijstand de bevoegdheid heeft om een eerder verleende toevoeging te wijzigen, maar dat dit in dit geval niet aan de orde is. De raad heeft terecht besloten om een nieuwe toevoeging te verlenen aan [advocaat B] in plaats van de eerdere toevoeging aan [advocaat A] te wijzigen, omdat de nieuwe advocaat in alle vrijheid moet kunnen opereren zonder rekening te houden met de werkzaamheden van de vorige advocaat.

De Raad van State concludeert dat het hoger beroep ongegrond is en bevestigt de uitspraak van de rechtbank. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan op 18 november 2015.

Uitspraak

201502880/1/A2.
Datum uitspraak: 18 november 2015
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [woonplaats], in zijn hoedanigheid van curator van [persoon], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant van 2 april 2015 in zaak nr. 14/2826 in het geding tussen:
[appellant]
en
het bestuur van de raad voor rechtsbijstand (hierna: de raad).
Procesverloop
Bij besluit van 15 april 2014 heeft de raad een aanvraag van [appellant] om een toevoeging voor rechtsbijstand toegewezen en de eigen bijdrage vastgesteld op € 143,00.
Bij besluit van 15 augustus 2014 heeft de raad het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 2 april 2015 heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
[appellant] heeft nadere stukken ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 14 oktober 2015, waar de raad, vertegenwoordigd door mr. C.W. Wijnstra, aldaar werkzaam, is verschenen.
Overwegingen
1. Ingevolge artikel 33, eerste lid, van de Wet op de rechtsbijstand (hierna: de Wrb) kan de raad de toevoeging, anders dan op verlangen van de aanvrager, wijzigen, beëindigen of intrekken, indien:
a. deze is verleend op grond van onjuiste of onvolledige gegevens omtrent de aard of het belang van de zaak, de financiële draagkracht of de woonplaats van de aanvrager;
b. de aanvrager de voor een goede behartiging van zijn zaak noodzakelijke medewerking weigert;
c. de aanvrager in gebreke blijft de door hem verschuldigde eigen bijdrage en overige kosten die voor zijn rekening komen, dan wel een hem daarop gevraagd voorschot, te voldoen;
d. blijkt dat een andere toevoeging mede omvat het rechtsbelang waarvoor de toevoeging is verleend.
2. [appellant] betoogt dat de rechtbank heeft miskend dat de raad ten onrechte een nieuwe toevoeging, onder oplegging van een nieuwe eigen bijdrage, heeft toegewezen in plaats van het wijzigen van de eerder verleende toevoeging wegens de overname van de zaak door een opvolgende advocaat.
2.1. Aan [appellant] zijn voor de aansprakelijkstelling van vier advocaten wegens beroepsfouten - in een procedure over de aansprakelijkstelling van een verloskundige voor vermeende fouten tijdens de zwangerschap en bij de geboorte van de dochter van [appellant] waardoor laatstgenoemde gehandicapt is geraakt - twee toevoegingen verleend voor rechtsbijstand door [advocaat A]. [advocaat A] heeft wegens het ontbreken van vertrouwen haar werkzaamheden in deze zaken neergelegd.
De deken in het arrondissement ’s-Hertogenbosch heeft vervolgens [advocaat B] aangewezen om de aansprakelijkstelling van [advocaat C], één van de advocaten die [appellant] eerder al aansprakelijk wilde stellen, ter hand te nemen. Op 7 april 2014 heeft [advocaat B] hiervoor een toevoeging aangevraagd.
De raad heeft aan het besluit van 15 augustus 2014, onder verwijzing naar het advies van de Commissie voor bezwaar (hierna: het advies), ten grondslag gelegd dat in geval van aanwijzing van een advocaat door de deken een nieuwe toevoegingsaanvraag ingediend kan worden en een nieuwe afzonderlijke toevoeging met een nieuwe eigen bijdrage verstrekt dient te worden. Dit zodat de nieuwe advocaat in alle vrijheid en zonder voortdurend rekening te moeten houden met de reeds verrichte werkzaamheden van de vorige advocaat voor de belangen van de rechtzoekende kan opkomen. Wijziging van de eerder aan [advocaat A] verstrekte toevoeging is daarom niet aan de orde, aldus de raad.
De raad wijst er daarnaast in verweer op dat de toevoeging die [appellant] gemuteerd wenst te zien betrekking heeft op de aansprakelijkstelling van meerdere advocaten, terwijl de aanvraag om toekenning van een toevoeging van 7 april 2014 ziet op de aansprakelijkstelling van één advocaat.
2.2. Artikel 33, eerste lid, van de Wrb geeft de raad de discretionaire bevoegdheid om een toevoeging te wijzigen. Zoals ter zitting toegelicht, hanteert de raad daarbij de in het advies weergegeven vaste gedragslijn dat in geval van aanwijzing van een advocaat door de deken een nieuwe toevoegingsaanvraag ingediend kan worden en een nieuwe afzonderlijke toevoeging met een nieuwe eigen bijdrage verstrekt dient te worden. Gelet hierop en gezien de onder 2.1 genoemde omstandigheden heeft de raad in redelijkheid kunnen afzien van het gebruiken van zijn bevoegdheid de aan [advocaat A] verleende toevoeging te wijzigen en in de plaats daarvan een nieuwe toevoeging aan [advocaat B], onder oplegging van een nieuwe eigen bijdrage, kunnen verlenen.
2.3. Het betoog faalt.
3. [appellant] betoogt voorts dat de rechtbank niet heeft onderkend dat de raad ten onrechte 50 extra uren, onder oplegging van een eigen bijdrage van € 143,00 heeft toegekend. Dit besluit maakt echter geen onderdeel uit van dit geding en kan derhalve in deze procedure niet aan de orde komen.
4. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. C.J. Borman, voorzitter, en mr. C.M. Wissels en mr. J.Th. Drop, leden, in tegenwoordigheid van mr. B. van Dokkum, griffier.
w.g. Borman w.g. Van Dokkum
voorzitter griffier
Uitgesproken in het openbaar op 18 november 2015
480-809.