ECLI:NL:RVS:2015:3413

Raad van State

Datum uitspraak
30 oktober 2015
Publicatiedatum
4 november 2015
Zaaknummer
201502715/1/V2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake afwijzing verblijfsvergunning asiel op basis van seksuele gerichtheid

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie tegen een uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Roermond, die op 13 maart 2015 een asielaanvraag van een vreemdeling gegrond verklaarde. De vreemdeling had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, die op 24 juni 2014 door de staatssecretaris was afgewezen. De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris niet voldoende had gemotiveerd waarom de vreemdeling's homoseksuele gerichtheid en de problemen die hij in zijn land van herkomst had ondervonden, niet als nieuwe feiten konden worden aangemerkt. De rechtbank vernietigde het besluit van de staatssecretaris en droeg hem op een nieuw besluit te nemen met inachtneming van de overwegingen in haar uitspraak.

De staatssecretaris ging in hoger beroep tegen deze uitspraak. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft geoordeeld dat de rechtbank niet het juiste beoordelingskader heeft toegepast. De Afdeling oordeelde dat de staatssecretaris de vreemdeling's seksuele gerichtheid en de daarmee samenhangende problemen in zijn land van herkomst opnieuw moest beoordelen, alsof het een eerste aanvraag voor een asielvergunning betrof. Hierdoor was het hoger beroep kennelijk gegrond. De uitspraak van de rechtbank werd vernietigd en de zaak werd terugverwezen naar de rechtbank voor verdere behandeling.

De proceskosten in hoger beroep werden vastgesteld op € 490,00, en de rechtbank werd opgedragen te beslissen over de vergoeding van deze kosten. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 30 oktober 2015.

Uitspraak

201502715/1/V2.
Datum uitspraak: 30 oktober 2015
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) op het hoger beroep van:
de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie,
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Roermond, van 13 maart 2015 in zaak nr. 14/17079 in het geding tussen:
[de vreemdeling]
en
de staatssecretaris.
Procesverloop
Bij besluit van 24 juni 2014 heeft de staatssecretaris een aanvraag van de vreemdeling om hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen afgewezen. Dit besluit is aangehecht.
Bij uitspraak van 13 maart 2015 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep gegrond verklaard, dat besluit vernietigd en bepaald dat de staatssecretaris een nieuw besluit op de aanvraag neemt met inachtneming van hetgeen in de uitspraak is overwogen. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft de staatssecretaris hoger beroep ingesteld. Het hogerberoepschrift is aangehecht.
De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. H. Martens, advocaat te Rotterdam, heeft een verweerschrift ingediend.
Vervolgens is het onderzoek gesloten.
Overwegingen
1. Ambtshalve overweegt de Afdeling als volgt.
1.1. De rechtbank heeft overwogen dat de door de vreemdeling aan zijn asielaanvraag ten grondslag gelegde homoseksuele gerichtheid en de problemen, die hij in verband hiermee in zijn land van herkomst heeft ondervonden, niet zijn aan te merken als nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden omdat hij dit niet aan zijn eerdere asielaanvraag ten grondslag heeft gelegd, terwijl dit voor de beoordeling van die aanvraag van belang kon zijn. De rechtbank heeft vervolgens geoordeeld dat de staatssecretaris niet deugdelijk heeft gemotiveerd dat zich in deze zaak geen bijzondere, op de individuele zaak betrekking hebbende feiten en omstandigheden voordoen, als bedoeld in paragraaf 45 van het arrest van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens van 19 februari 1998, nr. 145/1996/764/965, Bahaddar tegen Nederland (www.echr.coe.int).
1.2. Dat de rechtbank in deze zaak het uit vaste rechtspraak van de Afdeling (uitspraak van 6 maart 2008 in zaak nr. 200706839/1) volgende rechterlijk beoordelingskader heeft toegepast, is niet overeenkomstig de uitspraak van de Afdeling van 8 juli 2015 in zaken nrs. 201208550/1/V2, 201110141/1/V2 en 201210441/1/V2. Uit die uitspraak volgt dat de bestuursrechter in een zaak als deze, waarin de vreemdeling zijn gestelde seksuele gerichtheid en de in verband daarmee in zijn land van herkomst ondervonden problemen op een later moment als asielmotief heeft aangevoerd, het standpunt van de staatssecretaris over die gerichtheid en uiteraard ook over de in verband daarmee in het land van herkomst ondervonden problemen in een besluit van gelijke strekking moet toetsen als ware het een eerste weigering een asielvergunning te verlenen.
2. Het hoger beroep is reeds hierom kennelijk gegrond. De aangevallen uitspraak moet worden vernietigd. De grief behoeft geen bespreking. De Afdeling zal de zaak met toepassing van artikel 8:115, eerste lid, aanhef en onder b, van de Awb naar de rechtbank terugwijzen om door haar te worden behandeld en beslist met inachtneming van hetgeen hiervoor is overwogen.
3. De Afdeling zal de proceskosten in hoger beroep vaststellen. De rechtbank dient omtrent de vergoeding van deze kosten te beslissen.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. verklaart het hoger beroep gegrond;
II. vernietigt de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Roermond, van 13 maart 2015 in zaak nr. 14/17079;
III. wijst de zaak naar de rechtbank terug;
IV. stelt de door de vreemdeling in verband met de behandeling van het hoger beroep gemaakte kosten vast op een bedrag van € 490,00 (zegge: vierhonderdnegentig euro), en bepaalt dat de rechtbank beslist omtrent de vergoeding van deze kosten.
Aldus vastgesteld door mr. H.G. Lubberdink, voorzitter, en mr. H. Troostwijk en mr. A.W.M. Bijloos, leden, in tegenwoordigheid van mr. M. Klinkers, griffier.
w.g. Lubberdink w.g. Klinkers
voorzitter griffier
Uitgesproken in het openbaar op 30 oktober 2015
549.