ECLI:NL:RVS:2015:3397

Raad van State

Datum uitspraak
26 oktober 2015
Publicatiedatum
4 november 2015
Zaaknummer
201506901/2/R4
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorziening tegen bestemmingsplan Teylingen VI

Op 30 juni 2015 heeft de raad van de gemeente Westland het bestemmingsplan "Teylingen VI" vastgesteld. Tegen dit besluit hebben verzoekers, bestaande uit [verzoeker] en 13 anderen, beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 13 oktober 2015 ter zitting behandeld. Verzoekers zijn vertegenwoordigd door mr. B.J.P.M. Zwinkels, terwijl de raad werd bijgestaan door O. van der Kaaij en E. den Hollander, met mr. J.H.A. van der Grinten als advocaat.

De voorzieningenrechter oordeelt dat het verzoek om een voorlopige voorziening moet worden afgewezen. De raad heeft onbestreden aangevoerd dat de gemeente eigenaar is van het plangebied en heeft toegezegd dat er niet voor 1 april 2016 met de bouwwerkzaamheden zal worden begonnen. Dit betekent dat verzoekers geen spoedeisend belang hebben bij het treffen van een voorlopige voorziening met betrekking tot de bedrijfsbestemming en bebouwing. Echter, de werkzaamheden voor het bouwrijp maken van de grond, waaronder het dempen van een watergang, zullen eerder aanvangen, wat wel een spoedeisend belang met zich meebrengt.

Verzoekers vrezen overlast door het dempen van de watergang, wat volgens hen de ontvangstomgeving van hun bedrijven negatief zal beïnvloeden. De voorzieningenrechter weegt de belangen van de betrokken partijen en concludeert dat de mogelijke overlast niet van voldoende gewicht is om een voorlopige voorziening te rechtvaardigen. Bovendien kan schorsing van het plan leiden tot het verlies van een subsidie voor de aanleg van een ecologische verbinding. De voorzieningenrechter wijst het verzoek af en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

201506901/2/R4.
Datum uitspraak: 26 oktober 2015
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:
[verzoeker] en anderen, allen gevestigd te 's-Gravenzande, gemeente Westland,
verzoekers,
en
de raad van de gemeente Westland,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 30 juni 2015 heeft de raad het bestemmingsplan "Teylingen VI" vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben [verzoeker] en anderen beroep ingesteld.
[verzoeker] en anderen hebben de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 13 oktober 2015, waar [verzoeker] en anderen, vertegenwoordigd door mr. B.J.P.M. Zwinkels, advocaat te Honselersdijk, en de raad, vertegenwoordigd door O. van der Kaaij en E. den Hollander, beiden werkzaam bij de gemeente, bijgestaan door mr. J.H.A. van der Grinten, advocaat te Amsterdam, zijn verschenen.
Overwegingen
1. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2. Het plan vormt de juridisch-planologische basis voor de uitbreiding van het bedrijventerrein Teylingen in ’s-Gravenzande en de ontwikkeling van een ecologische (verbindings-)zone ten zuiden van die uitbreiding.
3. Het verzoekschrift is ingediend door [verzoeker] en 13 anderen. Tot de verzoekers behoren met name (eigenaren van) bedrijven die op het bedrijventerrein Teylingen zijn gevestigd, alsmede een glastuinbouwbedrijf dat ten zuiden van het plangebied is gevestigd.
4. Door de raad is onbestreden aangevoerd dat de gemeente eigenaar is van het plangebied. Voorts is ter zitting toegezegd dat in ieder geval niet voor 1 april 2016 met de bouwwerkzaamheden zal worden aangevangen. Voor zover de inhoudelijke bezwaren van [verzoeker] en anderen zijn gericht tegen de aan een deel van het plangebied toegekende bedrijfsbestemming en de binnen die bestemming voorziene bebouwing, ontbreekt voor verzoekers dan ook het spoedeisend belang bij het treffen van een voorlopige voorziening.
Deze toezegging strekt zich evenwel niet uit tot het bouwrijp maken van de grond, waartoe tevens behoort het dempen van de bestaande watergang, alsmede het ten behoeve van de ecologische zone graven van een nieuwe watergang. Deze werkzaamheden zullen eerder aanvangen en, om een door het Stadsgewest Haaglanden toegekende subsidie voor de aanleg van een ecologische verbinding te behouden, uiterlijk 30 april 2016 worden voltooid. Voor zover de inhoudelijke bezwaren van [verzoeker] en anderen zijn gericht tegen de uitvoering, dan wel de gevolgen van deze werkzaamheden, gaat met het verzoek derhalve wel een spoedeisend belang gemoeid.
5. [verzoeker] en anderen vrezen overlast als gevolg van het dempen van de watergang. Zij betogen dat aan de Buijs Ballotstraat met name toonzalen en showrooms zijn gevestigd en dat veel waarde wordt gehecht aan een prettige ontvangstomgeving voor de clientèle van hun bedrijven. Met het dempen van de watergang wordt volgens [verzoeker] en anderen afbreuk gedaan aan deze ontvangstomgeving.
5.1. Alle betrokken belangen tegen elkaar afgewogen, acht de voorzieningenrechter de ontwikkelingen die mogelijk zullen plaatsvinden voordat uitspraak is gedaan in de bodemzaak en de overlast die [verzoeker] en anderen als gevolg van die ontwikkelingen, naar gesteld, zullen ondervinden, van onvoldoende gewicht om het treffen van een voorlopige voorziening te rechtvaardigen. Bij dit oordeel heeft de voorzieningenrechter mede betrokken dat het werkelijke bezwaar van verzoekers lijkt te zijn gericht tegen de voorziene bebouwing aan de overzijde van de Buijs Ballotstraat en dat het enkele bouwrijp maken van de betreffende grond voor [verzoeker] en anderen in zoverre geen onomkeerbare gevolgen met zich brengt, terwijl schorsing van het plan mogelijk tot het verlies van de hiervoor onder 4. genoemde subsidie zou leiden. Daarbij is nog betrokken dat ter zitting is gebleken dat de Buijs Ballotstraat tijdens het dempen van de watergang - op een enkele parkeerplaats na ter hoogte van een inrit van het plangebied - beschikbaar blijft als parkeerruimte en dat de aan de zijde van verzoekers gestelde parkeerproblematiek met name aan de te realiseren bebouwing is gerelateerd.
6. Daarnaast vrezen [verzoeker] en anderen voor inzakking van de kas van Kwekerij H.P.K., gelegen aan de Dijckerwaal 11, als gevolg van de nabij dit bedrijf te graven nieuwe watergang.
6.1. De raad stelt dat ook in de huidige situatie langs het perceel reeds een watergang aanwezig is en dat het niet in de lijn der verwachting ligt dat zakking zal optreden op het perceel en de opstallen van Kwekerij H.P.K. op het moment dat deze watergang zal worden verbreed ten behoeve van de aanleg van de ecologische zone. Daartoe acht de raad mede van belang dat de te graven watergangen slechts 80 tot 100 cm diep worden en dat de waterlijn langs het perceel van Kwekerij H.P.K. zal worden gehandhaafd.
6.2. [verzoeker] en anderen hebben hun betoog niet nader onderbouwd. Gelet hierop ziet de voorzieningenrechter, mede in het licht van het hiervoor weergegeven standpunt van de raad, ook in zoverre geen aanleiding voor het treffen van een voorlopige voorziening.
7. Gelet op het voorgaande bestaat aanleiding het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. B.J. van Ettekoven, als voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. A. Wijker-Dekker, griffier.
w.g. Van Ettekoven w.g. Wijker-Dekker
voorzieningenrechter griffier
Uitgesproken in het openbaar op 26 oktober 2015
562.