201404849/3/R1.
Datum uitspraak: 4 november 2015
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant], wonend te [woonplaats],
en
de raad van de gemeente Ouder-Amstel,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 6 maart 2014 heeft de raad het bestemmingsplan "Buitengebied Noord" vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft onder meer [appellant] beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
Onder meer [appellant] heeft nadere stukken ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 9 april 2015, waar onder meer [appellant] en de raad, vertegenwoordigd door E.J. van de Kerkhoff en Z.M. Hussain, beiden werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
Bij tussenuitspraak van 3 juni 2015, nr. 201404849/1/R1 (hierna: de tussenuitspraak), heeft de Afdeling de raad naar aanleiding van het beroep van [appellant] opgedragen om binnen twintig weken na de verzending van de tussenuitspraak het daarin omschreven gebrek in het besluit van 6 maart 2014 te herstellen. Deze tussenuitspraak is aangehecht.
Met toepassing van artikel 8:57, tweede lid, aanhef en onder b, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) heeft de Afdeling bepaald dat een tweede onderzoek ter zitting achterwege blijft.
Vervolgens heeft de Afdeling het onderzoek gesloten.
Overwegingen
1. De tussenuitspraak verplicht, gelet op artikel 8:51a, tweede lid, van de Awb, het gebrek te herstellen binnen de daartoe gestelde termijn. De hersteltermijn die in de tussenuitspraak is opgenomen, is ongebruikt verstreken. Het gebrek in het besluit van 6 maart 2014, dat in de tussenuitspraak is vermeld, is derhalve niet hersteld, zodat niet is voldaan aan de opdracht die de Afdeling heeft gegeven.
2. Gezien overweging 13.3 van de tussenuitspraak heeft de raad ten onrechte de beoordeling van het initiatief van [appellant] doorgeschoven naar een andere procedure. Het bestreden besluit is genomen in strijd met artikel 3:46 van de Awb, voor zover het betreft de plandelen met de bestemming "Wonen" en "Tuin - 1" voor het perceel [locatie]. Het beroep is gegrond, zodat het bestreden besluit in zoverre wegens strijd met artikel 3:46 van de Awb dient te worden vernietigd.
3. De Afdeling ziet aanleiding om met toepassing van artikel 8:72, vierde lid, aanhef en onder b, van de Awb, de raad op te dragen om binnen zestien weken na de verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen met betrekking tot het perceel [locatie] en met inachtneming van hetgeen onder 13 tot en met 14 van de tussenuitspraak is overwogen. Het door de raad te nemen nieuwe besluit behoeft niet overeenkomstig afdeling 3.4 van de Awb te worden voorbereid.
De Afdeling bepaalt voorts dat de raad een dwangsom verbeurt voor iedere week dat hij in gebreke blijft de uitspraak na te leven.
4. Van proceskosten die voor vergoeding in aanmerking komen, is niet gebleken.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. verklaart het beroep van [appellant] tegen het besluit van de raad van de gemeente Ouder-Amstel van 6 maart 2014 tot vaststelling van het bestemmingsplan "Buitengebied Noord" gegrond;
II. vernietigt het besluit van de raad van de gemeente Ouder-Amstel van 6 maart 2014 tot vaststelling van het bestemmingsplan "Buitengebied Noord" voor zover het betreft de plandelen met de bestemming "Wonen" en "Tuin - 1" voor het perceel [locatie];
III. draagt de raad van de gemeente Ouder-Amstel op om binnen zestien weken na de verzending van deze uitspraak met inachtneming van hetgeen onder 13 tot en met 14 van de tussenuitspraak is overwogen een nieuw besluit te nemen met betrekking tot de plandelen genoemd onder II. en dit besluit op de wettelijk voorgeschreven wijze bekend te maken;
IV. bepaalt dat de raad van de gemeente Ouder-Amstel aan [appellant] een dwangsom verbeurt van € 300,00 (zegge: driehonderd euro) voor elke week waarbij hij in gebreke blijft de onder III. vermelde opdracht na te komen, met een maximum van € 10.000,00 (zegge: tienduizend euro);
V. gelast dat de raad van de gemeente Ouder-Amstel aan [appellant] het door hem voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 165,00 (zegge: honderdvijfenzestig euro) vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. P.J.J. van Buuren, voorzitter, en mr. R.J.J.M. Pans en mr. G.T.J.M. Jurgens, leden, in tegenwoordigheid van mr. B.C. Bošnjaković, griffier.
w.g. Van Buuren w.g. Bošnjaković
voorzitter griffier
Uitgesproken in het openbaar op 4 november 2015