201410306/1/A2.
Datum uitspraak: 4 november 2015
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
de stichting Stichting katholiek en interconfessioneel onderwijs ‘Sint Bavo’, gevestigd te Haarlem,
appellant,
en
het bestuur van de stichting Stichting het Participatiefonds voor het Onderwijs,
verweerster.
Procesverloop
Bij besluit van 7 juli 2014 heeft het Participatiefonds een verzoek van Sint Bavo om de uitkeringskosten die voortvloeien uit de ontbinding van de arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd van een leerkracht ten laste van het Participatiefonds te brengen, afgewezen.
Bij besluit van 10 november 2014 heeft het Participatiefonds het door Sint Bavo hiertegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Tegen dit besluit heeft Sint Bavo beroep ingesteld.
Het Participatiefonds heeft een verweerschrift ingediend.
Sint Bavo heeft nadere stukken ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 12 oktober 2015, waar Sint Bavo, vertegenwoordigd door haar [bestuurder], bijgestaan door mr. V.G.A. Kellenaar, werkzaam bij Leeuwendaal Advies B.V., en het Participatiefonds, vertegenwoordigd door mr. M. Wieërs en I. El Assantie, werkzaam bij het Participatiefonds, zijn verschenen.
Overwegingen
1. Ingevolge artikel 138, tweede lid, van de Wet op het primair onderwijs worden op de bekostiging van de uitgaven voor het personeel in mindering gebracht de kosten van werkloosheidsuitkeringen, tenzij het Participatiefonds op een daartoe strekkend verzoek van het bevoegd gezag, voorafgaand aan het ontslag heeft ingestemd met het ten laste van het Participatiefonds brengen van die kosten.
Ingevolge artikel 184, vierde lid, stelt het Participatiefonds regels vast voor de behandeling, beoordeling en beantwoording van een verzoek van het bevoegd gezag als bedoeld in artikel 138, tweede lid.
Het Participatiefonds heeft het Reglement Participatiefonds voor het Primair Onderwijs en de Expertisecentra voor het schooljaar 2013-2014 (hierna: het Reglement) vastgesteld. Dit is in werking getreden op 1 augustus 2013. Het heeft betrekking op alle dienstverbanden die zijn of worden beëindigd dan wel niet worden voortgezet per of na 1 augustus 2013.
Ingevolge artikel 4:3 komt de werkgever, als het dienstverband is ontbonden op grond van artikel 658 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek, (uitspraak kantonrechter) conform artikel 3.7, derde lid, van de CAO PO, in aanmerking voor toewijzing van het vergoedingsverzoek indien hij aan onder meer de voorwaarden in artikel 4:3:1 heeft voldaan en de in dat artikel vermelde documenten heeft overgelegd.
Artikel 4:3:1 (ontbinding arbeidsovereenkomst door kantonrechter) luidt:
1. Het dienstverband van de werknemer is beëindigd door een uitspraak van de kantonrechter.
2. De werkgever legt daartoe de beschikking van de kantonrechter over.
3. Uit de beschikking van de kantonrechter blijkt niet dat het geschil in overwegende mate aan de werkgever te wijten is.
2. Bij beschikking van de rechtbank Noord-Holland, sectie kanton, locatie Haarlem, van 15 mei 2014 in zaak nr. 2915339/AO VERZ. 14-99 heeft de kantonrechter onder voorwaarden de tussen Sint Bavo en een leerkracht bestaande arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd met ingang van 15 juni 2014 ontbonden en de leerkracht ten laste van Sint Bavo een ontslagvergoeding toegekend.
3. Het Participatiefonds heeft aan het in bezwaar gehandhaafde besluit van 7 juli 2014 ten grondslag gelegd dat de kantonrechter in de door Sint Bavo overgelegde beschikking heeft overwogen dat de ontbinding van de arbeidsovereenkomst in overwegende mate aan Sint Bavo is te verwijten. Dit betekent dat aan artikel 4:3:1, derde lid, van het Reglement niet is voldaan en daarom de onvermijdbaarheid van het ontslag, als bedoeld in artikel 4:3 van het Reglement, niet is aangetoond, aldus het Participatiefonds.
4. Sint Bavo betoogt dat het Participatiefonds haar verzoek ten onrechte heeft afgewezen. Zij voert aan dat de kantonrechter ook heeft overwogen dat de leerkracht prematuur een verzoek om ontbinding van de arbeidsovereenkomst heeft ingediend en de kantonrechter daarom de gevraagde ontslagvergoeding heeft gematigd en daarop de neutrale correctiefactor 1 heeft toegepast. Volgens Sint Bavo moeten de overwegingen van de kantonrechter in samenhang worden gelezen en volgt daaruit dat de ontbinding van de arbeidsovereenkomst aan zowel de werkgever als de werknemer valt te verwijten. Onder verwijzing naar de uitspraak van de Afdeling van 17 juli 2002 in zaak nr. 200105598/1 stelt Sint Bavo dat het Participatiefonds in een dergelijk geval het vergoedingsverzoek niet mag afwijzen.
Sint Bavo voert verder aan dat de kantonrechter op basis van onjuiste informatie tot het oordeel is gekomen dat de ontbinding in overwegende mate aan haar als werkgever is te verwijten. Volgens Sint Bavo volgt uit door haar in de bezwaarfase overgelegde stukken dat de overplaatsing van de leerkracht naar een andere school op vrijwillige basis is geschied. Zij heeft de leerkracht na een mislukte mediation een nieuwe overplaatsing met behoud van zijn loonschaal aangeboden, maar in plaats van van dat aanbod gebruik te maken is deze met een verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst gekomen. Het Participatiefonds heeft deze stukken ten onrechte slechts aangemerkt als achtergrondinformatie, aldus Sint Bavo.
4.1. Vast staat dat de kantonrechter in de beschikking heeft overwogen dat de handelwijze van Sint Bavo bij de overplaatsing van de leerkracht niet zorgvuldig is geweest, het optreden van Sint Bavo met betrekking tot het functioneren van de leerkracht op zijn nieuwe school minst genomen onhandig is geweest en de ontbinding van de arbeidsovereenkomst in overwegende mate aan Sint Bavo is te verwijten. Dat de kantonrechter de door de leerkracht gevraagde ontslagvergoeding heeft gematigd omdat de leerkracht naar het oordeel van de kantonrechter prematuur om ontbinding heeft verzocht, doet aan diens overweging dat de ontbinding van de arbeidsovereenkomst in overwegende mate aan Sint Bavo is te verwijten niet af. De kantonrechter heeft niet geoordeeld dat de ontbinding in de gegeven omstandigheden in gelijke mate aan Sint Bavo en de leerkracht is toe te rekenen. In de uitspraak van de Afdeling van 17 juli 2002, waarnaar Sint Bavo heeft verwezen, lag dat anders.
Het Participatiefonds mocht op de beschikking van de kantonrechter afgaan, nu de ontbindingsprocedure met voldoende waarborgen is omgeven. Dat de leerkracht in die procedure stukken heeft overgelegd die geheim behoorden te blijven, leidt niet tot een ander oordeel. Dat, zoals Sint Bavo ter zitting heeft gesteld en toegelicht, haar toenmalige advocaat haar standpunt niet adequaat bij de kantonrechter naar voren heeft gebracht, komt voor rekening van Sint Bavo. Het Participatiefonds hoefde aan de door Sint Bavo in de bezwaarfase overgelegde stukken niet de door Sint Bavo gewenste betekenis te hechten.
Het betoog faalt.
5. Het beroep is ongegrond.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. A.W.M. Bijloos, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. H. Oranje, griffier.
w.g. Bijloos w.g. Oranje
lid van de enkelvoudige kamer griffier
Uitgesproken in het openbaar op 4 november 2015
507.