201506805/2/R1.
Datum uitspraak: 23 oktober 2015
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen onder meer:
[verzoekster], wonend te Heerlen,
verzoekster,
en
de raad van de gemeente Heerlen,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 7 juli 2015 heeft de raad het bestemmingsplan "Heerlen Zuid" vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft onder meer [verzoekster] beroep ingesteld.
[verzoekster] heeft de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 20 oktober 2015, waar [verzoekster] en de raad, vertegenwoordigd door mr. R.J.H. Franssen, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
Overwegingen
1. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2. Het verzoek van [verzoekster] heeft allereerst betrekking op het plandeel met de bestemming "Maatschappelijk" voor het perceel Ovidiusstraat 135. Ter zitting heeft [verzoekster] betoogd dat de gebruiks- en bouwmogelijkheden op het perceel Ovidiusstraat 135 ten onrechte zijn verruimd ten opzichte van het vigerende bestemmingsplan. Zo kan op grond van het onderhavige plan ter plaatse onder meer een woonzorgcomplex gerealiseerd worden, terwijl naar de gevolgen daarvan geen onderzoek heeft plaatsgevonden. Ook is het maximale bebouwingspercentage verruimd tot 60%.
2.1. Blijkens de verbeelding is aan het perceel Ovidiusstraat 135 de bestemming "Maatschappelijk" met onder meer de aanduiding "maximaal bebouwingspercentage 60%" toegekend. Ter zitting heeft de raad toegelicht dat dit perceel in eigendom is van de gemeente en dat ter plaatse sinds 1999 een kinderdagverblijf aanwezig is waarvoor een erfdienstbaarheid voor 30 jaar is gevestigd. De raad heeft ter zitting verklaard dat op het perceel Ovidiusstraat 135 op korte termijn geen ontwikkelingen zullen plaatsvinden noch dat een omgevingsvergunning is of zal worden aangevraagd.
Gelet op het voorgaande is met het verzoek in zoverre geen spoedeisend belang gemoeid dat het treffen van een voorlopige voorziening rechtvaardigt.
3. Het verzoek van [verzoekster] heeft verder betrekking op het plandeel met de bestemming "Groen" voor de gronden ten noorden van het perceel Ovidiusstraat 135. Ter zitting heeft [verzoekster] er op gewezen dat in het verleden een omgevingsvergunning is verleend voor de bouw van vijf woningen op de gronden met de bestemming "Groen".
3.1. Blijkens de verbeelding is aan de gronden gelegen ten noorden van het perceel Ovidiusstraat 135 de bestemming "Groen" toegekend. Ingevolge artikel 7, lid 7.2.1, van de planregels zijn gronden met de bestemming "Groen" onder meer bestemd voor gebouwen, in de vorm van nutsvoorzieningen. Ter zitting heeft de raad toegelicht dat deze gronden in eigendom zijn van de gemeente. Hoewel in het verleden een omgevingsvergunning is verleend voor de bouw van vijf woningen ter plaatse en deze vergunning thans onherroepelijk is, voorziet het onderhavige bestemmingsplan niet in de mogelijkheid om woningen te realiseren omdat Heerlen in een krimpregio ligt. Door de raad is te kennen gegeven dat de omgevingsvergunning op korte termijn zal worden ingetrokken en dat de gemeente als eigenaar van de gronden geen toestemming zal verlenen voor de bouw van de woningen. Voorts heeft de raad ter zitting verklaard dat op de gronden met de bestemming "Groen" op korte termijn geen ontwikkelingen zullen plaatsvinden noch dat een omgevingsvergunning is of zal worden aangevraagd voor de bouw van nutsgebouwen.
Gelet hierop is met het verzoek van [verzoekster] ook in zoverre geen spoedeisend belang gemoeid dat rechtvaardigt dat een voorlopige voorziening wordt getroffen.
4. Gelet op het voorgaande bestaat aanleiding het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. B.J. van Ettekoven, als voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. M.J.G. Driessen, griffier.
w.g. Van Ettekoven w.g. Driessen
voorzieningenrechter griffier
Uitgesproken in het openbaar op 23 oktober 2015
634.