201506413/2/R2.
Datum uitspraak: 22 oktober 2015
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:
[verzoeker A] en [verzoeker B], beiden wonend te Ewijk, gemeente Beuningen,
en
de raad van de gemeente Beuningen,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 9 juni 2015, met kenmerk BW15.00269, heeft de raad het bestemmingsplan "[locatie] Ewijk" vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben [verzoekers] beroep ingesteld.
[verzoekers] hebben de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 5 oktober 2015, waar [verzoekers], in de persoon van [verzoeker B], bijgestaan door mr. L.J. van Pelt, en de raad, vertegenwoordigd door D.W.T. van der Coelen, werkzaam bij de gemeente, en J. Langbroek, zijn verschenen. Ter zitting is [belanghebbende] als partij gehoord.
Overwegingen
1. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2. Het plan voorziet in de mogelijkheid tot de bouw van een woning en het gebruik van een voormalige bedrijfswoning als burgerwoning aan de [locatie] te Ewijk. Omdat naast het plangebied fruitopstanden die door [verzoekers] worden geëxploiteerd aanwezig zijn, vrezen zij onder meer dat in verband met het gebruik van bestrijdingsmiddelen een goed- woon en leefklimaat in deze woningen niet kan worden verzekerd. Als gevolg hiervan vrezen zij een beperking van hun bedrijfsmogelijkheden. Omdat het plan de verlening van een omgevingsvergunning voor deze woningen mogelijk maakt, stellen zij dat een spoedeisend belang bestaat bij schorsing van het plan. Om deze reden hebben zij een verzoek om een voorlopige voorziening ingediend.
3. De raad heeft ten behoeve van de vaststelling van het plan beoordeeld of en op welke wijze een goed woon- en leefklimaat kan worden verzekerd binnen het plangebied. De raad acht een afstand van 10 meter tussen de locaties tot waar fruitopstanden mogelijk zijn en de woonbestemmingen aanvaardbaar, mits verzekerd is dat tussen de fruitopstanden en de woonbestemming wordt voorzien in een haag van 3 meter hoog die in de winter groen blijft. De raad heeft zich hiervoor mede gebaseerd op het rapport "Onderbouwing spuitzone bestemmingsplan "[locatie]"" (hierna: het spuitzonerapport) van 14 april 2015, opgesteld door het bureau De Omgevingsjurist in opdracht van de gemeente Beuningen.
4. Met betrekking tot het woon- en leefklimaat binnen het plangebied, ziet de voorzieningenrechter zich gesteld voor de vraag of het spuitzonerapport een afdoende onderbouwing vormt van het standpunt van de raad dat in dit geval een afstand van 10 meter tussen de fruitboomgaard en de woonbestemming niet in de weg staat aan een goed woon- en leefklimaat. In dit verband hebben [verzoekers] onder meer aangevoerd dat in het spuitzonerapport ten onrechte is uitgegaan van de verplichting om op grond van bestaande voorschriften in de nabijheid van het plangebied driftbeperkende maatregelen te gebruiken. Ook is bestreden dat onderzoek van de Universiteit van Wageningen dat in het rapport is betrokken voldoende op de thans aan de orde zijnde omstandigheden is toegespitst.
Gelet hierop vergt de beoordeling van deze zaak nader onderzoek waarvoor de voorlopige voorziening procedure zich niet leent.
5. Gelet op het vorenstaande en na afweging van de betrokken belangen, waarbij de voorzieningenrechter de korte afstand tussen de fruitopstanden waarop met bestrijdingsmiddelen kan worden gewerkt en de beoogde woningen, alsmede de mogelijke belemmering in de bedrijfsvoering van [verzoekers] in aanmerking neemt, ziet de voorzieningenrechter aanleiding de hierna te melden voorlopige voorziening te treffen.
6. De raad dient op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. schorst bij wijze van voorlopige voorziening het besluit van de raad van de gemeente Beuningen van 9 juni 2015, kenmerk BW15.00269;
II. veroordeelt de raad van de gemeente Beuningen tot vergoeding van bij [verzoeker A] en [verzoeker B] in verband met de behandeling van het verzoek opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 1.025,44 (zegge: duizendvijfentwintig euro en vierenveertig cent), waarvan € 980,00 is toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand, met dien verstande dat betaling aan een van hen bevrijdend werkt ten opzichte van de ander;
III. gelast dat de raad van de gemeente Beuningen aan [verzoeker A] en [verzoeker B] het door hen voor de behandeling van het verzoek betaalde griffierecht ten bedrage van € 167,00 (zegge: honderdzevenenzestig euro) vergoedt, met dien verstande dat betaling aan een van hen bevrijdend werkt ten opzichte van de ander.
Aldus vastgesteld door mr. P.B.M.J. van der Beek-Gillessen, als voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. M. Scheele, griffier.
w.g. Van der Beek-Gillessen w.g. Scheele
voorzieningenrechter griffier
Uitgesproken in het openbaar op 22 oktober 2015
723.