ECLI:NL:RVS:2015:3329

Raad van State

Datum uitspraak
21 oktober 2015
Publicatiedatum
28 oktober 2015
Zaaknummer
201507503/1/V2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • H.G. Lubberdink
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van hoger beroep inzake verblijfsvergunning asiel

Op 21 oktober 2015 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep van een vreemdeling tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag. De vreemdeling had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, welke door de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie was afgewezen op 26 augustus 2015. De rechtbank had op 23 september 2015 het beroep van de vreemdeling ongegrond verklaard. Hiertegen heeft de vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. M.J. Paffen, hoger beroep ingesteld.

Tijdens de procedure is gebleken dat de vreemdeling op 28 september 2015 met behulp van de Internationale Organisatie voor Migratie Nederland heeft verlaten en naar zijn land van herkomst, Oekraïne, is teruggekeerd. Hierdoor heeft de vreemdeling geen belang meer bij de beoordeling van het hoger beroep. De Raad van State heeft geoordeeld dat het hoger beroep kennelijk niet-ontvankelijk is, omdat de vreemdeling niet langer in Nederland verblijft en er geen procesbelang meer is.

De Raad van State heeft in zijn beslissing aangegeven dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 21 oktober 2015, waarbij mr. H.G. Lubberdink als lid van de enkelvoudige kamer en mr. K.M. de Graaf als griffier aanwezig waren.

Uitspraak

201507503/1/V2.
Datum uitspraak: 21 oktober 2015
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:
[de vreemdeling],
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Middelburg, van 23 september 2015 in zaak nr. 15/15874 in het geding tussen:
de vreemdeling
en
de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie.
Procesverloop
Bij besluit van 26 augustus 2015 heeft de staatssecretaris, voor zover thans van belang, een aanvraag van de vreemdeling om hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen afgewezen. Dit besluit is aangehecht.
Bij uitspraak van 23 september 2015 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. M.J. Paffen, advocaat te Dordrecht, hoger beroep ingesteld. Het hogerberoepschrift is aangehecht.
De staatssecretaris heeft een nader stuk ingediend.
Vervolgens is het onderzoek gesloten.
Overwegingen
1. Uit de door de staatssecretaris overgelegde, door de vreemdeling ondertekende vertrekverklaring blijkt dat de vreemdeling op 28 september 2015 met behulp van de Internationale Organisatie voor Migratie vanuit Nederland is vertrokken naar zijn land van herkomst, Oekraïne. Onder deze omstandigheden heeft de vreemdeling geen belang bij beoordeling van het door hem ingestelde hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank van 23 september 2015.
2. Het hoger beroep is kennelijk niet-ontvankelijk.
3. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk.
Aldus vastgesteld door mr. H.G. Lubberdink, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. K.M. de Graaf, griffier.
w.g. Lubberdink w.g. De Graaf
lid van de enkelvoudige kamer griffier
Uitgesproken in het openbaar op 21 oktober 2015
665.