ECLI:NL:RVS:2015:3314

Raad van State

Datum uitspraak
28 oktober 2015
Publicatiedatum
28 oktober 2015
Zaaknummer
201404689/1/A2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake intrekking erkenning leerbedrijf Axidus door Aequor

In deze zaak gaat het om de intrekking van de erkenning van Axidus Projecten B.V. als leerbedrijf door de stichting Aequor. Aequor heeft op 18 maart 2013 besloten de erkenning van Axidus in te trekken, omdat Axidus niet zou voldoen aan de voorwaarden voor het bieden van leerwerkplekken. Axidus heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar Aequor verklaarde dit bezwaar ongegrond. De rechtbank Den Haag heeft op 29 april 2014 het beroep van Axidus gegrond verklaard en het besluit van Aequor vernietigd, maar de rechtsgevolgen in stand gelaten. Aequor heeft hoger beroep ingesteld tegen deze uitspraak. Tijdens de zitting op 26 februari 2015 zijn beide partijen vertegenwoordigd door hun advocaten. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak beoordeeld en geconcludeerd dat Aequor terecht heeft gesteld dat Axidus niet aan de voorwaarden voldeed. De rechtbank had weliswaar de rechtsgevolgen van het besluit in stand gelaten, maar op andere gronden dan Aequor had aangevoerd. De Afdeling heeft het hoger beroep van Aequor gegrond verklaard en het hoger beroep van Axidus ongegrond verklaard. De uitspraak bevestigt dat de beroepspraktijkvorming voor een erkend leerbedrijf op de eigen bedrijfslocatie moet plaatsvinden, tenzij het gaat om beroepen die dat niet vereisen. De zaak benadrukt de verantwoordelijkheden van erkende leerbedrijven en de noodzaak om te voldoen aan de gestelde kwaliteitscriteria.

Uitspraak

201404689/1/A2.
Datum uitspraak: 28 oktober 2015
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op de hoger beroepen van:
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Axidus Projecten B.V. (hierna: Axidus),
2. de stichting Stichting kennis- en communicatiecentrum voedsel en leefomgeving Aequor (hierna: Aequor),
appellanten,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 29 april 2014 in zaak nr. 13 / 8843 in het geding tussen:
Axidus
en
Aequor.
Procesverloop
Bij besluit van 18 maart 2013 heeft Aequor de erkenning van Axidus als leerbedrijf ingetrokken.
Bij besluit van 3 mei 2013 heeft Aequor het door Axidus daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 29 april 2014 heeft de rechtbank het door Axidus daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard, dat besluit vernietigd en bepaald dat de rechtsgevolgen ervan in stand blijven. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak hebben Axidus en Aequor hoger beroep ingesteld.
Axidus en Aequor hebben een verweerschrift ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting gevoegd behandeld met zaken nrs. 201409698/1/A2 en 201408501/1/A2 op 26 februari 2015, waar Axidus, vertegenwoordigd door mr. B. de Haan, advocaat te Den Bosch, en Aequor, vertegenwoordigd door mr. L.J. Wildeboer, advocaat te Utrecht, zijn verschenen. Verder was aanwezig E. de Ruijter, werkzaam bij de Inspectie van het Onderwijs. Na de zitting zijn de zaken gesplitst.
Overwegingen
1. Ingevolge artikel 1.5.1 van de Wet educatie en beroepsonderwijs (hierna: de Web) hebben de kenniscentra beroepsonderwijs bedrijfsleven die daartoe op voet van artikel 2.1.5 door Onze Minister in aanmerking zijn gebracht, aanspraak op bekostiging uit ’s Rijks kas ten behoeve van het vervullen van hun bij deze wet opgedragen werkzaamheden, voor zover niet verricht in het kader van dienstverlening.
Ingevolge het vierde lid dragen kenniscentra beroepsonderwijs bedrijfsleven zoveel mogelijk zorg voor de beschikbaarheid van een toereikend aantal bedrijven en organisaties van voldoende kwaliteit die de beroepspraktijkvorming verzorgen. Kenniscentra beroepsonderwijs bedrijfsleven zijn voorts belast met een regelmatige beoordeling van die bedrijven en organisaties.
Ingevolge artikel 7.2.8, eerste lid, maakt onderricht in de praktijk van het beroep deel uit van elke beroepsopleiding. De beroepspraktijkvorming kan voor een deel plaatsvinden in de periode waarin de deelnemer is ingeschreven voor een opleidingsdomein of een kwalificatiedossier.
Ingevolge het tweede lid wordt de beroepspraktijkvorming verzorgd op grondslag van een overeenkomst, gesloten door de in artikel 7.2.9 genoemde partijen.
Ingevolge het derde lid draagt het bedrijf dat of de organisatie die de beroepspraktijkvorming verzorgt, zorg voor de begeleiding van de deelnemers binnen het bedrijf. Het bevoegd gezag beoordeelt of de deelnemer het in het tweede lid, onder c, bedoelde deel van de kwalificatie heeft behaald. Het bevoegd gezag betrekt bij die beoordeling het oordeel van het bedrijf onderscheidenlijk de organisatie, met inachtneming van de desbetreffende in de onderwijs- en examenregeling op te nemen regels.
Ingevolge artikel 7.2.9, eerste lid, draagt het bevoegd gezag van de instelling zorg voor de totstandkoming van de in artikel 7.2.8 bedoelde overeenkomst. De overeenkomst wordt gesloten door de instelling, de deelnemer en het bedrijf dat of de organisatie die de beroepspraktijkvorming verzorgt. De overeenkomst wordt voor zover het de beroepsbegeleidende leerweg betreft, mede ondertekend door het bestuur van het desbetreffende kenniscentrum beroepsonderwijs bedrijfsleven, dat daarmee verklaart:
a. dat het een bedrijf of organisatie betreft met een gunstige beoordeling als bedoeld in artikel 7.2.10, en
b. dat de gronden voor deze gunstige beoordeling nog steeds aanwezig zijn.
Ingevolge artikel 7.2.10, eerste lid, richt het kenniscentrum beroepsonderwijs bedrijfsleven een stelsel van kwaliteitszorg voor de beroepspraktijkvorming in en zorgt ervoor dat bedrijven en organisaties die de beroepspraktijkvorming verzorgen eenmaal per vier jaar worden beoordeeld aan de hand van de in dit stelsel ontwikkelde criteria. Indien daartoe door bijzondere omstandigheden aanleiding bestaat kan controle frequenter plaatsvinden. In geval van een kenniscentrum beroepsonderwijs bedrijfsleven waarvan de samenstelling van het bestuur voldoet aan artikel 9.2.1, tweede lid, onder b, worden deze criteria vastgesteld op voorstel van de commissie onderwijs-bedrijfsleven.
Ingevolge het vierde lid zijn tot het verzorgen van de beroepspraktijkvorming voor een opleiding of groep van opleidingen uitsluitend bevoegd de bedrijven en organisaties met een gunstige beoordeling op grond van het eerste lid.
Ingevolge artikel 5, eerste lid, van het Erkenningsreglement Aequor 2013 (hierna: het Erkenningsreglement) kan een erkenning uitsluitend worden verleend indien naar het oordeel van Aequor de aanvrager een passende leerwerkomgeving en een kwalitatief voldoende begeleiding van de deelnemer kan bieden en aannemelijk is dat een goede communicatie met de onderwijsinstelling en de bedrijfsadviseur zal zijn verzekerd.
Ingevolge het tweede lid is een erkenning gekoppeld aan een of meer kwalificaties dan wel examenprogramma's en wordt verleend als deze op het leerbedrijf door middel van de beroepspraktijkvorming verworven kunnen worden, tenzij Aequor op grond van omstandigheden besluit dat van deze eis kan worden afgeweken.
Ingevolge het derde lid dient aan de specifieke voorwaarden van Aequor genoemd in bijlage 1 te zijn voldaan om in aanmerking te komen voor de erkenning als leerbedrijf. De bijlage wordt geacht een onverbrekelijk geheel te vormen met dit reglement.
Ingevolge voorwaarde 1 van bijlage 1 bij het Erkenningsreglement (hierna: de bijlage) biedt het leerbedrijf een sociaal en fysiek veilige leerwerkomgeving conform de Arbowet die overeenstemt met de toekomstige beroepscontext van de deelnemer en is afgestemd op de leerweg, het niveau en de mogelijkheden van de deelnemer.
Ingevolge voorwaarde 4 heeft het leerbedrijf een praktijkopleider benoemd, die verantwoordelijk is voor het leerwerkproces van de deelnemer tijdens de praktijkperiode op het bedrijf, en faciliteert deze praktijkopleider. De praktijkopleider is in staat om leeractiviteiten te coördineren en een leerwerkomgeving te creëren waarin de deelnemer zich persoonlijk en vakmatig kan ontwikkelen. De praktijkopleider kan zijn deskundigheid aan de hand van een diploma/certificaat of ervaring aantonen.
Ingevolge voorwaarde 6 leidt het leerbedrijf deelnemers op een gestructureerde manier op, waarbij gebruik wordt gemaakt van een leerwerkplan of vaste werkwijze.
2. Axidus is een uitzendorganisatie die Poolse werknemers uitzendt naar bedrijven in de aardappel-, groente- en fruitsector, de non-foodsector, alsmede de sectoren transport en logistiek. Axidus heeft in het kader van haar aanvraag om een erkenning als leerbedrijf aan Aequor te kennen gegeven dat zij voornemens is een loods te realiseren waar 20 tot 30 werknemers in het kader van hun beroepsopleiding door haar aangenomen verpakkingswerkzaamheden kunnen verrichten.
Ingevolge de destijds van toepassing zijnde Uitvoeringsregeling afdrachtvermindering was een erkend leerbedrijf minder loonbelasting en premie volksverzekering verschuldigd voor werknemers die een beroepsopleiding volgen en binnen het bedrijf de van die opleiding deel uitmakende beroepspraktijkvorming doen.
Bij besluit van 3 april 2012 heeft Aequor Axidus erkend als leerbedrijf. Voorafgaand aan dit besluit heeft Aequor niet beoordeeld of de bedrijfslocatie van Axidus voldoet aan de krachtens het Reglement in de bijlage gestelde voorwaarden, omdat de locatie ten tijde van een eerste bezoek nog niet in gebruik was en haar bij het tweede bezoek de toegang werd geweigerd.
Axidus heeft Aequor 123 praktijkovereenkomsten ter ondertekening voorgelegd. Aequor heeft op 14 februari 2013 een controlebezoek aan Axidus gebracht, omdat dit aantal niet overeenstemde met het verwachte aantal van 20 tot 30 overeenkomsten.
3. Aequor heeft aan het besluit van 18 maart 2013, gehandhaafd bij het besluit op bezwaar van 3 mei 2013, ten grondslag gelegd dat uit dat bezoek is gebleken dat Axidus geen leerwerkplekken biedt die overeenstemmen met de toekomstige beroepspraktijk. De door Axidus gerealiseerde loods kent slechts een opleidings-/instructielokaal dat te klein is voor het aantal van 123 deelnemers voor wie Axidus stelt de beroepspraktijkvorming te verzorgen en waar slechts in beperkte mate verpakkingswerkzaamheden kunnen worden verricht. Verder was slechts één praktijkopleider aanwezig, hetgeen op een aantal van 123 deelnemers onvoldoende is. Ten slotte heeft Axidus niet inzichtelijk kunnen maken op welke wijze Axidus aan de leerwerkplannen van de deelnemers uitvoering geeft.
In het verweerschrift in beroep heeft Aequor nader gemotiveerd dat Axidus aldus niet aan de voorwaarden 1, 4 en 6 van de bijlage heeft voldaan.
4. De rechtbank heeft het besluit op bezwaar van 3 mei 2013 vernietigd, omdat Aequor daarin slechts in algemene zin naar het Erkenningsreglement heeft verwezen en eerst in het verweerschrift kenbaar heeft gemaakt welke daarin opgenomen voorwaarden niet zijn nageleefd en tot intrekking van de erkenning van Axidus hebben geleid.
De rechtbank heeft overwogen dat uit de geschiedenis van de totstandkoming van de Web niet volgt dat deze wet zich verzet tegen de werkwijze van Axidus, waarbij de beroepspraktijkvorming van de deelnemers voor een deel binnen het eigen bedrijf plaatsvindt en voor het overige bij andere bedrijven onder haar begeleiding. Omdat Aequor alleen de locatie van Axidus en niet die van de andere bedrijven heeft beoordeeld, is volgens de rechtbank onvoldoende gemotiveerd waarom de door Axidus geboden leerwerkplekken niet overeenstemmen met de toekomstige beroepspraktijk en niet is voldaan aan voorwaarde 1 van de bijlage. Verder heeft Aequor volgens de rechtbank onvoldoende gemotiveerd waarom niet aan voorwaarde 4 van de bijlage is voldaan, nu Axidus de namen van meerdere praktijkopleiders heeft doorgegeven en Aequor hier geen nader onderzoek naar heeft gedaan.
De rechtbank heeft ten slotte overwogen dat Aequor zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat Axidus niet aan voorwaarde 6 van de bijlage heeft voldaan, omdat geen portfolio’s zijn overgelegd, waaruit blijkt op welke wijze uitvoering aan de leerwerkplannen wordt gegeven. De rechtbank heeft hierin aanleiding gezien de rechtsgevolgen van het besluit van 3 mei 2013 in stand te laten.
5. Aequor is het met de beslissing van de rechtbank eens, maar komt op tegen de overweging dat de Web zich er niet tegen verzet dat de beroepspraktijkvorming door Axidus op een andere dan de eigen bedrijfslocatie wordt verzorgd. Gelet op het bepaalde in artikel 7.2.8, derde lid, van de Web, alsmede de geschiedenis van de totstandkoming van die wet (Kamerstukken II 1993/94, 23 778, nr. 3, blz. 103-104 en 139-140), de Uitvoeringsregeling afdrachtvermindering (Staatscourant 2011, nr. 22974) en de Subsidieregeling Praktijkleren (Staatscourant 2013, nr. 31130) dient de beroepspraktijkvorming op de bedrijfslocatie van Axidus en niet op die van andere bedrijven te geschieden.
5.1. Ingevolge artikel 7.2.8, derde lid, van de Web draagt het bedrijf dat de beroepspraktijkvorming verzorgt, zorg voor de begeleiding van de deelnemers binnen het bedrijf. Aequor stelt terecht dat uit de geschiedenis van de totstandkoming van de Web, de Uitvoeringsregeling afdrachtvermindering en de Subsidieregeling Praktijkleren blijkt dat de wetgever daarbij de situatie voor ogen heeft gehad, waarin een erkend leerbedrijf op de eigen bedrijfslocatie de beroepspraktijkvorming verzorgt.
Anders dan Aequor betoogt, betekent dit niet dat de Web een werkwijze waarin de beroepspraktijkvorming op een andere dan de eigen bedrijfslocatie wordt verzorgd, geheel uitsluit. Indien de beroepspraktijkvorming geschiedt in het kader van een opleiding tot een beroep dat naar zijn aard op een andere locatie - doorgaans bij de klant - wordt uitgeoefend, zoals bijvoorbeeld bij beroepen als hovenier, timmerman of schilder het geval is, kan dit niet in strijd met de Web worden geacht. De beroepspraktijkvorming vindt dan weliswaar plaats op een andere locatie, maar binnen de arbeidsorganisatie en onder volledige verantwoordelijkheid van het erkende leerbedrijf.
5.2. De Afdeling is evenwel van oordeel dat het betoog van Aequor niettemin slaagt, nu niet in geschil is dat Axidus de beroepspraktijkvorming gedeeltelijk verzorgt bij andere bedrijven, terwijl dit niet geschiedt in het kader van opleidingen in de hiervoor genoemde beroepen die naar hun aard op een heel andere locatie dan de eigen bedrijfslocatie worden uitgeoefend.
5.3. Het betoog slaagt.
6. Het door Aequor ingestelde hoger beroep is gegrond.
7. Uit het vorenstaande volgt dat de rechtbank, hoewel op andere gronden, de rechtsgevolgen van het besluit van 3 mei 2013 terecht in stand heeft gelaten. Dat betekent dat het door Axidus ingestelde hoger beroep geen bespreking behoeft en reeds daarom ongegrond is.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. verklaart het door de stichting Stichting kennis- en communicatiecentrum voedsel en leefomgeving Aequor ingestelde hoger beroep gegrond;
II. verklaart het door de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Axidus Projecten B.V. ingestelde hoger beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. C.J. Borman, voorzitter, en mr. B.P. Vermeulen en mr. R.J.J.M. Pans, leden, in tegenwoordigheid van mr. D. Krokké, griffier.
w.g. Borman w.g. Krokké
voorzitter griffier
Uitgesproken in het openbaar op 28 oktober 2015
686.