201408501/1/A2.
Datum uitspraak: 28 oktober 2015
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
het bestuur van de stichting Stichting Kenteq KBB (hierna: Kenteq),
appellante,
tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van 1 september 2014 in zaak nr. 13/3786 in het geding tussen:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Metaal Flex Nederland B.V., gevestigd te Hapert, gemeente Bladel
en
Kenteq.
Procesverloop
Bij besluit van 6 maart 2013 heeft Kenteq de erkenning van Metaal Flex als leerbedrijf ingetrokken.
Bij besluit van 19 maart 2013 heeft Kenteq het door Metaal Flex daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 1 september 2014 heeft de rechtbank het door Metaal Flex daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard, dat besluit vernietigd en het besluit van 6 maart 2013 herroepen. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft Kenteq hoger beroep ingesteld.
Metaal Flex heeft een verweerschrift ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting gevoegd met zaken nrs. 201404689/1/A2 en 201409698/1/A2 behandeld op 9 juni 2015, waar Kenteq, vertegenwoordigd door [bestuurder] en [persoon], bijgestaan door mr. N. Ruiter, advocaat te Amsterdam, en Metaal Flex, vertegenwoordigd door mr. B. de Haan, advocaat te Den Bosch, zijn verschenen. Na de zitting zijn de zaken gesplitst.
Overwegingen
1. Ingevolge artikel 1.5.1 van de Wet educatie en beroepsonderwijs (hierna: de Web) hebben de kenniscentra beroepsonderwijs bedrijfsleven die daartoe op voet van artikel 2.1.5 door Onze Minister in aanmerking zijn gebracht, aanspraak op bekostiging uit ’s Rijks kas ten behoeve van het vervullen van hun bij deze wet opgedragen werkzaamheden, voor zover niet verricht in het kader van dienstverlening.
Ingevolge artikel 7.2.8, eerste lid, maakt onderricht in de praktijk van het beroep deel uit van elke beroepsopleiding. De beroepspraktijkvorming kan voor een deel plaatsvinden in de periode waarin de deelnemer is ingeschreven voor een opleidingsdomein of een kwalificatiedossier.
Ingevolge het derde lid draagt het bedrijf dat of de organisatie die de beroepspraktijkvorming verzorgt, zorg voor de begeleiding van de deelnemers binnen het bedrijf. Het bevoegd gezag beoordeelt of de deelnemer het in het tweede lid, onder c, bedoelde deel van de kwalificatie heeft behaald. Het bevoegd gezag betrekt bij die beoordeling het oordeel van het bedrijf onderscheidenlijk de organisatie, met inachtneming van de desbetreffende in de onderwijs- en examenregeling op te nemen regels.
Ingevolge artikel 7.2.10, eerste lid, richt het kenniscentrum beroepsonderwijs bedrijfsleven een stelsel van kwaliteitszorg voor de beroepspraktijkvorming in en zorgt het ervoor dat bedrijven en organisaties die de beroepspraktijkvorming verzorgen eenmaal per vier jaar worden beoordeeld aan de hand van de in dit stelsel ontwikkelde criteria. Indien daartoe door bijzondere omstandigheden aanleiding bestaat kan controle frequenter plaatsvinden. In geval van een kenniscentrum beroepsonderwijs bedrijfsleven waarvan de samenstelling van het bestuur voldoet aan artikel 9.2.1, tweede lid, onder b, worden deze criteria vastgesteld op voorstel van de commissie onderwijs-bedrijfsleven.
Ingevolge het vierde lid zijn tot het verzorgen van de beroepspraktijkvorming voor een opleiding of groep van opleidingen uitsluitend bevoegd de bedrijven en organisaties met een gunstige beoordeling op grond van het eerste lid.
Ingevolge artikel 1 van het Reglement erkenning leerbedrijven (hierna: het Erkenningsreglement) wordt verstaan onder:
1. Kenniscentrum: het bestuur van het kenniscentrum beroepsonderwijs bedrijfsleven zoals bedoeld in artikel 1.5.1 van de Web.
2. Leerbedrijf: het bedrijf of de organisatie die op grond van dit reglement bevoegd is om de beroepspraktijkvorming te verzorgen.
[…].
Ingevolge artikel 2 zijn uitsluitend bedrijven en organisaties die voldoen aan de bepalingen in dit reglement en die door het kenniscentrum als zodanig zijn erkend, bevoegd om als leerbedrijf, praktijkcentrum of detacheringsorganisatie op te treden.
Ingevolge artikel 4, eerste lid, verleent het kenniscentrum de erkenning indien naar haar oordeel aan de in artikel 5 genoemde voorwaarden is voldaan.
Ingevolge het tweede lid stelt het kenniscentrum vast of het een erkenning is als leerbedrijf, praktijkcentrum of detacheringorganisatie.
Ingevolge artikel 5 wordt het bedrijf of de organisatie voor de erkenning als leerbedrijf geacht:
1. een goede en veilige leerplaats en werkzaamheden te bieden die behoren tot de werkprocessen van het beroep waarvoor de onderwijsdeelnemer wordt opgeleid;
2. voldoende en deskundige begeleiding te bieden gericht op de deelnemer;
3. bereid te zijn tot overleg met de onderwijsinstelling en het kenniscentrum;
4. akkoord te gaan met de vermelding van de bedrijfsgegevens in het openbaar register leerbedrijven.
Ingevolge artikel 8, eerste lid, kan de erkenning worden ingetrokken indien niet langer aan de voorwaarden voor erkenning als vermeld in artikel 5 wordt voldaan of indien het kenniscentrum op grond van zwaarwegende redenen meent dat de erkenning in redelijkheid niet dient te worden voortgezet.
2. Kenteq is het kenniscentrum als bedoeld in artikel 1.5.1 van de Web.
Metaal Flex is een detacheringsorganisatie die buitenlandse werknemers uitzendt naar bedrijven in de sectoren metaal, logistiek, bouw en recycling.
Metaal Flex heef Kenteq verzocht om een erkenning als leerbedrijf, omdat zij voornemens is intern voor diverse klanten werkzaamheden te gaan uitvoeren, waarbij in samenwerking met ROC De Leijgraaf Veghel werknemers worden opgeleid tot arbeidsmarktgekwalificeerd assistent. Kenteq heeft een bezoek gebracht aan de werkplaats van Metaal Flex aan de Handelsweg 15 te Hapert en vastgesteld dat deze in overeenstemming met artikel 5, aanhef en onder 1, van het Reglement een goede en veilige leerplaats biedt waar werkzaamheden kunnen worden verricht die behoren tot de werkprocessen van het beroep waarvoor de onderwijsdeelnemer wordt opgeleid.
Bij besluit van 8 september 2011 heeft Kenteq Metaal Flex erkend als leerbedrijf voor het opleiden van leerlingen voor de kwalificatie "90440 Arbeidsmarktgekwalificeerd assistent uitstroom techniek".
Bij besluit van 6 maart 2013, gehandhaafd bij besluit van 19 maart 2013, heeft Kenteq de erkenning van Metaal Flex ingetrokken. Aan dat besluit heeft zij ten grondslag gelegd dat bij een controlebezoek op 5 november 2012 is gebleken dat de werkplaats, gelet op de beperkte werkzaamheden die er plaatsvonden, niet voldoet aan het bepaalde in artikel 5, aanhef en onder 1, van het Reglement.
3. De rechtbank heeft, voor zover thans van belang, geoordeeld dat Kenteq onvoldoende heeft gemotiveerd waarom door Metaal Flex niet aan die bepaling wordt voldaan, nu Kenteq slechts de werkplaats aan de Handelsweg 15 te Hapert heeft bezocht, terwijl de beroepspraktijkvorming hoofdzakelijk op bedrijfslocaties van haar klanten geschiedt. Anders dan Kenteq betoogt, kan uit de Web noch het Reglement worden afgeleid dat een dergelijke werkwijze niet is toegestaan, aldus de rechtbank.
4. Alvorens over te gaan tot beoordeling van het door Kenteq daartegen ingestelde hoger beroep, overweegt de Afdeling dat ingevolge artikel 8:7, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) niet de rechtbank Midden-Nederland, maar de rechtbank Oost-Brabant bevoegd was op het beroep van Metaal Flex te beslissen. Gelet op het belang van partijen bij een spoedige beslechting van het geschil, zal de Afdeling de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland met toepassing van artikel 8:117 van de Awb als bevoegdelijk gedaan aanmerken.
5. Kenteq betoogt dat de rechtbank heeft miskend dat Metaal Flex in het schooljaar 2012/2013 geen leerlingen heeft opgeleid voor de kwalificatie waartoe zij op grond van haar erkenning bevoegd was op te leiden en dat het beroep daarom wegens het ontbreken van procesbelang niet-ontvankelijk had moeten worden verklaard.
5.1. Het betoog faalt. De rechtbank heeft terecht overwogen dat Metaal Flex wel procesbelang had, omdat de intrekking niet alleen zag op de erkenning voor het schooljaar 2012/2013, maar ook op de twee daaropvolgende schooljaren, waardoor Metaal Flex de mogelijkheid heeft verloren in die jaren de beroepspraktijkvorming te verzorgen.
6. Kenteq betoogt dat de rechtbank heeft miskend dat met artikel 7.2.8 van de Web en artikel 5 van het Erkenningsreglement niet verenigbaar is dat een leerbedrijf de beroepspraktijkvorming op een andere dan de eigen bedrijfslocatie verzorgt.
6.1. Ingevolge artikel 7.2.8, eerste en derde lid, van de Web maakt onderricht in de praktijk van het beroep, de zogenoemde beroepspraktijkvorming, deel uit van elke beroepsopleiding en draagt het bedrijf dat de beroepspraktijkvorming verzorgt, zorg voor de begeleiding van deelnemers binnen het bedrijf. Zoals de Afdeling in haar uitspraak van heden in zaak nr. 201404689/1/A2 heeft overwogen, heeft de wetgever daarbij de situatie voor ogen gehad, waarin een erkend leerbedrijf op de eigen bedrijfslocatie de beroepspraktijkvorming verzorgt. In die uitspraak is verder overwogen dat dit niet betekent dat de Web een werkwijze waarin de beroepspraktijkvorming op een andere dan de eigen bedrijfslocatie wordt verzorgd, geheel uitsluit. Indien de beroepspraktijkvorming geschiedt in het kader van een opleiding tot een beroep dat naar zijn aard op een andere locatie - doorgaans bij de klant - wordt uitgeoefend, zoals bijvoorbeeld bij beroepen als hovenier, timmerman of schilder het geval is, kan dit niet in strijd met de Web worden geacht. De beroepspraktijkvorming vindt dan weliswaar plaats op een andere locatie, maar binnen de arbeidsorganisatie en onder volledige verantwoordelijkheid van het erkende leerbedrijf.
6.2. De Afdeling is evenwel van oordeel dat het betoog van Kenteq niettemin slaagt, nu niet in geschil is dat Metaal Flex haar werknemers uitzendt naar andere bedrijven en dat daar onder begeleiding van een van haar praktijkopleiders het grootste deel van de beroepspraktijkvorming wordt verzorgd, terwijl dat niet geschiedt in het kader van opleidingen in de hiervoor genoemde beroepen die naar hun aard op een andere locatie worden uitgeoefend.
6.3. Het betoog slaagt.
7. Het hoger beroep is gegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd. Doende hetgeen de rechtbank zou behoren te doen, zal de Afdeling het beroep tegen het besluit van Kenteq van 19 maart 2013 alsnog ongegrond verklaren.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. verklaart het hoger beroep gegrond;
II. vernietigt de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van 1 september 2014 in zaak nr. 13/3786;
III. verklaart het bij de rechtbank ingestelde beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. C.J. Borman, voorzitter, en mr. B.P. Vermeulen en mr. R.J.J.M. Pans, leden, in tegenwoordigheid van mr. D. Krokké, griffier.
w.g. Borman w.g. Krokké
voorzitter griffier
Uitgesproken in het openbaar op 28 oktober 2015
686.