201410484/2/R2.
Datum beslissing: 12 oktober 2015
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
PROCES-VERBAAL van de mondelinge beslissing met overeenkomstige toepassing van artikel 8:67 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) op een verzoek van:
de besloten vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid BPN B.V. en GA1 B.V., beide gevestigd te Kootwijkerbroek, gemeente Barneveld,
verzoeksters,
om toepassing van artikel 8:15 van de Awb.
Procesverloop
Bij brief van 8 oktober 2015, ingekomen bij de Raad van State op diezelfde datum, hebben BPN B.V. en GA1 B.V. verzocht om wraking van mr. J.C. Kranenburg en mr. J. Hoekstra (hierna: de staatsraden) als leden van de meervoudige kamer belast met de behandeling van de zaak nr. 201410484/1/R2.
De staatsraden hebben niet in de wraking berust.
De Afdeling heeft het wrakingsverzoek op 12 oktober 2015 ter openbare zitting behandeld, waar BPN B.V. en GA1 B.V., vertegenwoordigd door mr. R.P. Ridderhof, ing. G.J. Rijpstra en H. Kuiper, bijgestaan door mr. F.J.M. Wolbers, advocaat te Amersfoort en mr. J. Wildschut, zijn gehoord.
De staatsraden hebben geen gebruik gemaakt van de gelegenheid te worden gehoord.
Beslissing
Bij mondelinge beslissing van 12 oktober 2015 heeft de Afdeling het verzoek om toepassing van artikel 8:15 van de Awb afgewezen. Daartoe heeft zij het volgende overwogen.
Overweging
1. Ingevolge artikel 8:15 van de Awb kan op verzoek van een partij elk van de rechters die een zaak behandelen, worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
2. Het verzoek is ingegeven door de omstandigheid dat beide gewraakte staatsraden betrokken waren bij de behandeling van eerdere zaken van BPN B.V. en GA1 B.V. BPN B.V. en GA1 B.V. betogen dat dit de objectieve onpartijdigheid van de betreffende staatsraden in de weg staat, nu in dit geval sprake is van bijkomende feiten en omstandigheden. Zij wijzen er in dit verband op dat de beroepsgronden in de aanhangige zaak mede zijn gericht tegen aspecten waarover in de eerdere procedures uitspraak is gedaan, zodat de staatsraden hierover thans niet onbevangen en onbevooroordeeld kunnen oordelen.
2.1. Het verzoek is louter ingegeven door de veronderstelde schending van de objectieve onpartijdigheid. De Afdeling stelt voorop dat de betrokkenheid van de staatsraden bij eerdere zaken van BPN B.V. en GA1 B.V. in beginsel niet tot de conclusie kan leiden dat deze staatsraden niet onpartijdig over de aanhangige zaak zullen kunnen oordelen. Voorts is van bijkomende feiten of omstandigheden die tot een ander oordeel zouden moeten leiden, niet gebleken. De zienswijze van BPN B.V. en GA1 B.V., inhoudende dat de staatsraden Kranenburg en Hoekstra bij de beoordeling van de thans aanhangige zaak gedwongen zouden zijn hun oordeel in een eerdere zaak te evalueren, onderschrijft de Afdeling niet. Het onherroepelijke oordeel in de eerdere zaak is geen oordeel van de gewraakte staatsraden maar van de Afdeling als zodanig. Dat oordeel en de motivering die daaraan ten grondslag is gelegd vormen bij de beoordeling van de thans aanhangige zaak een gegeven waarmee de Afdeling en derhalve de staatsraden die zitting hebben in de kamer die de thans aanhangige zaak zal behandelen, rekening dienen te houden. Dit geldt voor elke staatraad op gelijke wijze, ongeacht of een staatsraad al dan niet bij de behandeling van een eerdere zaak betrokken is geweest. Dat, voor zover van belang, rekening moet worden gehouden met een oordeel in een eerdere zaak en derhalve met gevormde jurisprudentie is een wezenskenmerk van rechtspraak. Evenzo dat relevante nieuwe feiten en omstandigheden bij de beoordeling van een latere zaak dienen te worden betrokken. De daarbij te betrachten onpartijdigheid mag aanwezig verondersteld worden uit hoofde van de benoeming van een staatsraad. Omstandigheden dat daarover in dit geval anders geoordeeld zou moeten worden zijn niet aannemelijk gemaakt.
Er bestaat in dit geval dan ook geen grond voor het aannemen van een objectief gerechtvaardigde vrees voor (schijn van) partijdigheid van de betreffende staatsraden. Gelet daarop wordt het verzoek afgewezen.
Aldus uitgesproken in het openbaar door mr. M.G.J. Parkins-de Vin, voorzitter, en mr. A.B.M. Hent en mr. G. van der Wiel, leden, in tegenwoordigheid van mr. E.J. de Jager, griffier.
w.g. Parkins-de Vin w.g. De Jager
voorzitter griffier
704.