ECLI:NL:RVS:2015:3254

Raad van State

Datum uitspraak
21 oktober 2015
Publicatiedatum
21 oktober 2015
Zaaknummer
201502396/1/A4
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toepassing van spoedeisende bestuursdwang wegens overtreding van de Afvalstoffenverordening 2010

In deze zaak heeft het college van burgemeester en wethouders van Den Haag op 9 februari 2015 besloten om spoedeisende bestuursdwang toe te passen. Dit besluit volgde op de constatering dat een vuilniszak op 5 februari 2015 naast een afvalcontainer was aangetroffen, wat in strijd was met de Afvalstoffenverordening 2010. Het college heeft bepaald dat een deel van de kosten van deze bestuursdwang, ter hoogte van € 126,00, voor rekening van de appellante komt. De appellante heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit, maar het college heeft dit bezwaar op 9 maart 2015 ongegrond verklaard. Hierop heeft de appellante beroep ingesteld bij de Raad van State.

De Raad van State heeft de zaak op 11 september 2015 behandeld. De appellante betoogde dat de vuilniszak niet door haar, maar door haar huishoudelijke hulp was neergezet, omdat zij zelf door een chronische ziekte niet in staat was om het afval in de container te deponeren. De huishoudelijke hulp had de appellante verzekerd dat zij op de hoogte was van de regels omtrent het aanbieden van huishoudelijk afval. De Raad van State oordeelde echter dat de appellante als overtreder kon worden aangemerkt, omdat de huishoudelijke hulp in opdracht van haar handelde. De Raad overwoog dat het niet relevant was dat de hulp mogelijk niet op de hoogte was van de regels, en dat de appellante verantwoordelijk was voor het correct aanbieden van het afval.

De Raad van State verklaarde het beroep ongegrond en bevestigde de beslissing van het college om de kosten van de bestuursdwang op de appellante te verhalen. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

201502396/1/A4.
Datum uitspraak: 21 oktober 2015
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellante], wonend te Den Haag,
en
het college van burgemeester en wethouders van Den Haag,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 9 februari 2015 heeft het college zijn beslissing om op 5 februari 2015 spoedeisende bestuursdwang toe te passen wegens het in strijd met de Afvalstoffenverordening 2010 van de gemeente Den Haag aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen, op schrift gesteld. Daarbij heeft het college vermeld dat een gedeelte van de kosten van de toepassing van bestuursdwang (€ 126,00) voor rekening van [appellante] komt.
Bij besluit van 9 maart 2015 heeft het college het door [appellante] hiertegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Tegen dit besluit heeft [appellante] beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 11 september 2015, waar [appellante] en het college, vertegenwoordigd door A.A. de Bruijn, zijn verschenen.
Overwegingen
1. Ingevolge artikel 5:25, eerste lid. van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) geschiedt de toepassing van bestuursdwang op kosten van de overtreder, tenzij deze kosten redelijkerwijs niet of niet geheel te zijnen laste behoren te komen.
2. De toepassing van spoedeisende bestuursdwang heeft bestaan uit het verwijderen van een vuilniszak die op 5 februari 2015 naast een afvalcontainer op de Van Swindenstraat ter hoogte van [nummer] is aangetroffen. Niet in geschil is dat de vuilniszak in strijd met artikel 9, eerste lid, van de Afvalstoffenverordening 2010 ter inzameling is aangeboden.
3. [appellante] betoogt dat niet zij, maar de huishoudelijke hulp de vuilniszak naast de container heeft gezet. De container zat vol. Vanwege een chronische ziekte is zij niet in staat zelf het huishoudelijk afval in de container te deponeren en doet de huishoudelijke hulp dat voor haar. Zij heeft de huishoudelijke hulp uitdrukkelijk gevraagd of deze op de hoogte is van de regels voor het aanbieden van huishoudelijk afval en de hulp gaf haar de indruk dat zij daarvan op de hoogte was. Kennelijk was dit, vermoedelijk door een slechte beheersing van de Nederlandse taal, niet het geval. Omdat de container vol zat heeft de hulp de vuilniszak naast de container achtergelaten. In de toekomst zal de huishoudelijke hulp in een dergelijk geval de vuilniszak weer mee naar huis nemen, aldus [appellante].
3.1. Ingevolge artikel 5:1, tweede lid, van de Awb wordt onder overtreder verstaan: degene die de overtreding pleegt of medepleegt.
In bepaalde gevallen kan een persoon als overtreder worden aangemerkt zonder dat hij de verboden handeling zelf feitelijk heeft begaan, bijvoorbeeld indien de betrokken handeling aan hem kan worden toegerekend omdat deze voor of ten behoeve van hem wordt verricht (uitspraak van 5 november 2014, nr. 201403404/1/A4).
3.2. Vast staat dat de huishoudelijke hulp in opdracht van [appellante] de vuilniszak ter inzameling heeft aangeboden. Het onjuist aanbieden van de vuilniszak kan dan ook aan [appellante] worden toegerekend. Dat de huishoudelijke hulp mogelijk niet op de hoogte was van de geldende regels omtrent het aanbieden van huishoudelijk afval is in dit verband niet relevant. Evenmin doet de omstandigheid dat de afvalcontainer vol zat niet af aan de verplichting de vuilniszak op juiste wijze ter inzameling aan te bieden.
Gelet hierop heeft het college [appellante] terecht aangemerkt als overtreder en heeft het in redelijkheid de kosten van de toepassing van spoedeisende bestuursdwang op haar kunnen verhalen.
4. Het beroep is ongegrond.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. J.A.W. Scholten-Hinloopen, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. F.B. van der Maesen de Sombreff, griffier.
w.g. Scholten-Hinloopen w.g. Van der Maesen de Sombreff
lid van de enkelvoudige kamer griffier
Uitgesproken in het openbaar op 21 oktober 2015
190-720.